Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
20 juli 2002 86ste Nijmeegse Vierdaagse Dat broodje ham mag dan ooit naar eeuwigheid gesmaakt hebben, er zijn momenten dat de realiteit je dwingt je beleving ervan bij te stellen. Vorig seizoen was ik twintig kilo aangekomen van het wandelen. Dat nam ik mijzelf een jaar lang niet kwalijk, omdat er tegenoverstond dat ik, na 21 jaar kettingroken, daarmee gestopt was. Maar dat jaar was inmiddels om. Dus toen ik deze keer in alle vroegte de Wedren betrad, geen broodje. Maar dat was pas op dinsdagochtend. Mijn 86ste Nijmeegse Vierdaagse begon op de zaterdag ervoor, toen ik per trein heen en weer reisde vanuit Haarlem, om van de mogelijkheid tot na-inschrijving gebruik te maken. Ik had, weliswaar, als geregistreerd deelnemer, keurig vooraf een inschrijfformulier ontvangen, maar daar uit pure luiheid niet tijdig gebruik van gemaakt. Dat bleek achteraf handzaam. Want als je dat wel doet, moet je op de maandag voor de mars op de Wedren verschijnen om er je start- en barcode-kaart op te halen. Maar die maandag is het dus stervensdruk en sta je uren in de rij. Mensen als Schelden vinden dat dan weer niet erg - Schelden vindt dat de mooiste dag van het jaar, omdat-ie de hele tijd in die rij kan staan met het Vierdaagsekruis op zijn colbert, en vriendelijk "Och, het valt allemaal best mee" kan zeggen tegen nieuwbakken wandelbangen. Ikzelf heb aan die wachtrijpret een broertje dood, dus prefereer de veel stiller na-inschrijving op de zaterdag. Heerlijk, plompverloren en zonder rij het Karel de Grote College binnenlopen en daar ontvangen worden door dames die mij nog het meest doen denken aan die van de Commissie Intree van de UvA: van die vrijwilligers die al maanden naar dit moment toegewerkt hebben en dus begrijpen wat er door je heen gaat als je ze dat formulier, in hun bijzijn ingevuld, overhandigt voor controle. De na-inschrijving. Het is een volstrekt koude rillingen-moment. Ik kan dat aan niemand uitleggen. Collega Jordy Querner vroeg me onlangs nog wat nou toch de lol was aan dit gebeuren. Ik, die vorig jaar luidkeels riep dit jaar in ieder geval niet mee te zullen doen aan deze Vierdaagse, kan dat niet uitleggen. Ik kan alleen plichtsgetrouw verslag doen van de bevende anticipatie en de warm-koud-rillingen in de trein, Nijmegen naderend, het overweldigende triomfgevoel dat over mij kwam toen ik dat formulier over de tafel schoof, het prikken van mijn ogen toen ik, een ganghoek en tafel verder, startkaart en registratieformulier aannam, en de trots die ik voelde bij de respectvolle knik-van-begrip van de man die mij de tas-vol-reclame overhandigde voor ik weer buiten stond, met een grijns op mijn bek die er de rest van de dag niet meer af wilde. Met verende tred, kaarsrecht en breed liep ik zo de Wedren af en Nijmegen in, op zoek naar een nieuwe hoed. De Vierdaagse van Nijmegen is een fenomeen dat je grijpt en bezit. Nee, ik kan niet goed uitleggen waarom, maar het is een eer om eraan mee te doen, en het moment dat je die startkaart ervoor in handen hebt is gevoelsmatig eigenlijk belangrijker dan de ontvangst van de medaille na de finish. Op zich deed dat niets af aan de triomf die ik voelde toen ik, in Jopie's Dump, naast de Extase, exact dezelfde hoed vond en kocht die ik onlangs had laten liggen in de trein van Marche-en-Famenne naar Liège Guillemins. Of aan de tevredenheid die volgde, toen ik applaus ontving van de bierdrinkers op het terras om de hoek, die het een slimme stunt van mij vonden, omdat het was gaan hozen van de regen terwijl ik in die winkel stond. Maar het blijft een feit: op het moment dat ik die startkaart in handen hield begon de roes, en die zou voorlopig voortduren. De dag van de vlaggenparade. Traditiegetrouw sloegen Schelden en ik de Vlaggenparade in het Goffert-stadion over. Schelden deed daar een flinke schep bovenop, door ook de jaarlijkse ledenvergadering van de Vereniging van Gouden Kruis-Dragers aan zich voorbij te laten gaan. En dat terwijl hij er voor het eerst naartoe mocht en het hele jaar over had geluld! Ik trof hem niettemin, na een voorspoedig verlopen treinreis vanuit het Haarlemse, die maandagnamiddag in vrolijke stemming aan op het terras van de Vereeniging, waar hij naast Astrid, wat andere wandelaars en een KNBLO-controleur stond te slempen. Helaas bleek zijn wegblijven bij die ledenvergadering niet de enige schokkende gewaarwording. Schelden meldde mij dat Bert van Prijzen, Eerste Vriend Van De Wandelsoc. en verstokt Vierdaagse-loper, dit jaar zou ontbreken, omdat zo'n 48 uur voor de start zijn vader was overleden, na een hartaanval. Vanwege dit overlijden had ook Ted Snodendroom, geheel begrijpelijk, besloten niet aanwezig te zijn tijdens de Vierdaagse, omdat-ie de begrafenis wilde bijwonen en het, geheel terecht uiteraard, onkies vond om, als gebruikelijk, ten huize van de van Prijzens te verblijven gedurende deze week. Gelet op dit alles stelde Schelden voor om op de tweede dag, de woensdag, wat sneller te lopen, zodat we tenminste een deel van de begrafenisplechtigheid, die nabij Arnhem zou plaatsvinden, konden bijwonen. En natuurlijk besloten we dat te doen. Want wij zijn één voor allen, en allen zijn wij één. Met Astrid genoten wij weliswaar vervolgens van een uitstekend avondmaal op het terras van Eetcafé de Spil aan de van Welderenstraat, en het was erg gezellig - maar ik moet zeggen dat er af en toe wel stiltes vielen waarin wij, ieder voor zich, in de leegte staarden, in gedachten verzonken, dit verlies overpeinzend. Niet alleen daarom zochten wij daarna het bed op, want hoewel het vorig jaar erg gezellig was geweest op die eerste avond, wisten wij ons alledrie nog precies niet te herinneren hoe het ook alweer kwam dat we de volgende dag zo'n moeite hadden gehad met lopen. De dag van Elst. En het zal vast niet alleen door Bert's verlies zijn gekomen (ik geloof dat het feit dat ik de Vierdaagse nu voor de tweede keer liep en dus wist wat me te wachten stond zeker mee heeft gespeeld), maar deze eerste wandeldag was een beetje een blur. Nou kwam dat ook door het gezeik. Ik had het niet verwacht, maar ik had dit jaar, veel meer dan het jaar ervoor, enorm veel gezeur over mijn uiterlijk te verduren. Okay, ik had al op dag 1 geen korte, maar een lange broek en mijn gebruikelijke lange jas aan. Dat was vorig jaar anders, geef ik toe. Maar ik blijf de reacties die ik deze Vierdaagse kreeg van een onvoorstelbare onverdraagzaamheid vinden die me verbijstert. In tijden van LPF is het kennelijk slecht wandelen voor de ruimdenkenden, moet ik dan bijna constateren. Dat zal ik uitleggen. Kijk, met zo'n lange zwarte jas, lange zwarte broek en zwarte hoed op zie ik er inderdaad niet uit zoals gebruikelijk is bij dit soort tochten. Gebruikelijk zijn bloempothoedje, pittbullsmoking-jasje, afritsbroek, Meindls en banaan. Dat ik uitstekende argumenten kan aanvoeren voor mijn dracht (de jas is dunner dan dit soort jassen meestal zijn en werkt daardoor in alle temperaturen nivellerend - als het heet is heb ik het minder warm en als het koud is bevries ik minder snel, als het regent is mijn jas minder snel doorweekt en als het opklaart is-ie heel snel droog; bovendien kan ik er alles in meevoeren wat een ander in zijn rugzak draagt, en er nog onder slapen ook, als het nodig is) doet daar niks aan af. Dus dat ik de gekste bijnamen oploop, dat vind ik normaal. En ik reageer daar doorgaans minzaam, soms zelfs dankbaar op. Maar op dag 1 van deze Vierdaagse werd ik door een ploeg brandweerlieden werkelijk erg geschoffeerd. Nou waren dat sowieso niet de tofste types. Want ze bemoeiden zich met iedereen die niet aan hun beeld van 'Vierdaagse-gezelligheid' voldeed, door luidkeels opmerkingen te plaatsen. Zo spoorden ze uitrustende wandelaars onveranderlijk aan door te lopen: "Ben je moe of zo?". Al enige tijd over iedereen hun mening klaar, bestempelden ze mij, kennelijk wegens mijn kleding, luidop als "mafkees" toen ik langsliep. Bovendien was de dame uit het gezelschap duidelijk niet gediend van het feit dat ik de groep wilde passeren. De mars-reglementen indachtig poog ik daarbij altijd de medewandelaar niet tot last te zijn. Dus ik dring niet langs, vraag niet of ik erlangs mag, maar wacht rustig tot er een natuurlijk gat valt en stap er dan kalm door. Daarbij komt dat ik niet competitief die ander voorbij wil, maar slechts mijn eigen tred wil aanhouden, en er dus alleen voorbij wil als die tred toevallig sneller is dan die van de ander. Dat begreep deze muts kennelijk niet, of ze wilde het niet begrijpen. Want ze ging, telkens als ik haar naderde, sneller lopen, en presteerde het uiteindelijk zelfs om op ontzettend botte manier achterover te gaan hangen tegen mij aan, om mijn pad te blokkeren. Minstens zo vervelend was dat één van hen, vlak achter mijn rechterschouder hangend, in mijn nek ging hijgen, en heel hard een westerntune in mijn oor begon te zingen. Hij gaf dat na 500 meter omhoog, op de toegangsweg tot een hoger gelegen dijk op, omdat ik stoïcijns doorstapte, maar mijn bloed kookte uiteraard wel. Maar goed dat ik even verder Ben Jeursen tegenkwam, die mij bovendien wist te vertellen dat, ver voor mij uit, Marco van Zijntergen met Albert van Geyningen opliep. Goed nieuws, zonder meer. Maar dat gelazer met die brandweerlui bleek niettemin geen goede voedingsbodem voor wat er in een later stadium gebeurde. Vlak voor Elst barstte ik dan toch in woede uit. Terwijl ik, links naast een vreselijk drukke controlepost op de weg naar Elst, met een meute andere 50km-lopers het fietspad als route koos, omdat je daar dus je tred kon volhouden (daar hebben 30km-lopers nu eenmaal logischerwijs wat minder mee, die kunnen zich namelijk een wisselende tred veroorloven zonder nare gevolgen), werd ik van achteren betingeld door een bromfietsende vent. Ik bleef, uiteraard, gewoon doorlopen. Want net zoals de Vierdaagse-reglementen zeggen dat je andere wandelaars als loper alleen mag inhalen als die wandelaars daar geen last van hebben, zou je verwachten dat dat geldt voor support-rijders. Daar zijn er veel van: die fietsen om hun teams heen, met verfrissingen en een woord van ondersteuning. Niets mis mee. Maar het laatste dat je een lange afstands-loper moet vragen is opzij te bewegen. Want dat breekt die tred. Wat niet wegneemt dat ik, en met mij vele andere wandelaars, het geen probleem vond om tijdig uit te wijken voor tegemoetkomende fietsers, die we immers van ver aan zagen komen. Maar deze puthufter ging dus, achteropkomend, bellen. Dat doe je dus niet. Net als bij het wandelen wacht je op een natuurlijk gat. Het gaat bij de Vierdaagse tenslotte om de lopers, niet de support. Het is een wandel-evenement, ja? Dus ik, tegen hem: "Jij wilt zeker snel dood, op je bromfietsje?". Waarop hij mij klemreed om verhaal te halen. Alsdat hij zelf 25x de Vierdaagse gelopen had. Verbijsterend, dat iemand dan nog geen fatsoen in z'n donder heeft. Woedend voegde ik 'm toe dat ik ze voor minder had zien omleggen. Of-ie ooit in Bornem was geweest, vroeg ik. Nee, en of-ie soms bang voor mij moest zijn, antwoordde hij aanvallend. "Och", sprak ik, "ik heb wel betere dingen te doen dan jou om te leggen, ik moet nog lopen. Maarreh... ...de rest, misschien?", terwijl ik de rest van het grimmig knikkend legioen aanduidde. Afijn, hij verdween in de verte, sputterend dat IK gek was. Gelukkig was Elst de verwachte verademing (al ontbraken dus Ted en Bert, in zaal Fortuyn, waar wij dan wel weer Vandy van H. tegen het lijf liepen). En bleef ons ook de rest van vandaag dit soort onverkwikkelijkheden bespaard. Eenmaal terug, via Slijk en Lent, zegen wij dan ook tevreden terneder. De dag van Wijchen. Op dag 2 bleek het weer zo mogelijk beter dan op dag 1. Weer was het lichtelijk bewolkt, maar de temperatuur en vochtigheidsgraad waren iets lager. Prettig, want wij moesten deze dag dus haast maken, in verband met de te bezoeken begrafenis. Dat bood mij op zich een uitgelezen kans om onverdraagzamen-met-commentaar-op-mijn-outfit de mond te snoeren. Ik kon nu namelijk zelf zeggen wat zij vaak als grap lanceerden, dat ik "nog naar een begrafenis" moest. En deze keer kon ik ze dan verstomd doen staan door het uit te leggen. Wraak van het zoete soort, maar wel een geluk bij een groter ongeluk. Gelukkig was er meer van dat geluk. In alle vroegte stapte ik, zonder het te zien, Marco van Zijntergen voorbij, die mij vervolgens zelf riep en de rest van de dag met ons mee bleef lopen. Dat was niet alleen gezellig (zelfs Henk en hij konden het prima met elkaar vinden dit keer!) maar ook een enorme opluchting, gezien Diekirch. Overigens is dat snel lopen wel een uiterst pesterige ervaring. Want je komt dan terecht tussen wandelaars die weliswaar sneller lopen dan het gemiddelde, maar weer net niet snel genoeg voor jou. Dus dat levert weer veel irritatie over en weer op, onbedoeld in dit geval, van beide kanten, dat wel. Daarmee was het dus verder op zich geen onprettige dag. Zo was daar in Wijchen (waar dus deze keer helaas geen Hilda van Prijzen op ons wachtte bij de EDAH, met de koffie, en dat ook verder een uiterst onprettig dorp is om door te wandelen, meer daarover kunt u nalezen in De Vierdaagse-Plaatsen-Test 2002) marsleider Wim Janssen, schielijk langs de hekken schietend, twee bobo's aan zijn jaspanden, die ik botweg aanhield, om hem vervolgens, welgemeend vereerd en tot zijn vreugd, de hand te schudden en hartelijk te bedanken voor de prachtige ervaring. En zo was daar in Beuningen het ge-wel-di-ge scorebord van de plaatselijke FC. Dat is zo'n 'uit-en-thuis'-bord. Bovenaan staat 'Beuningse Boys', in het midden staat 'TEGEN', en onderaan staat normaal de naam van de vijandelijke, bezoekende voetbalclub. Maar het was zomer, de Beuningse Boys waren op vakantie en dus stond daar nu 'Prettige vakantie'. In tijden van LPF lijken de Beuningse Boys naadloos in de verhardende tijden te passen, zeg maar. Daar merkten wij gelukkig niets van, gezeten achter de traditionele patat-met-genever. Wel merkten wij hier dat Peter Weij, vaandeldrager van de Stichting Wandelen Oud-Commando's, in hoog tempo langsstampte. Bijna net zo hard als wij de rest van de dag, langs het als immer onvoorstelbaar gastvrije en hartverwarmende Weurt naar Nijmegen, waar wij aan de stadsgrens tot onze vreugd zowel Albert van Geyningen als Flip Koster tegenkwamen, en waar de publieksprijs dit jaar niet zoals vorig jaar naar de Van Welderenstraat ging, maar naar de In de Betouwstraat, die die Rio-rol overduidelijk had overgenomen. Wel kwam ik aan het eind van de Van Welderenstraat meneer Nales tegen, bekende uit het Diekirchse, die mij voorzag van een slok uit-ste-ken-de whisky uit zijn heupfles. Uiterst prettige actie. Vervolgens rende ik met mijn verse startkaart-voor-morgen douchewaarts, waarna Schelden en ik ons per trein naar Dieren spoedden. Daar aangekomen zochten wij strompelend een taxi, maar dat viel niet mee. Een passerende jongedame: "Nee meneer, Dieren is te klein voor een taxi". "Juffrouw, als Dieren vijf meter lang is rechtvaardigt dat wat mij betreft vijf taxi's." Vierdaagse-humor. Dat ik die nog had mocht een Godswonder heten gezien ons reisdoel en het feit dat ik zojuist mijn zonnebril in de intercity had laten liggen. Maar wij kwamen zonder veel problemen met de bus bij zaal De Peerdestal te Ellecom, alwaar wij aanschoven naast Ted Snodendroom, in de condoléance-rij. En wij vonden dat het een goed idee geweest was om dit te doen, waren erg blij om Bert en Hilda te zien, zelfs onder deze omstandigheden, en voerden er bovendien prettige conversaties met Ted en kornuiten (allen voormalig Vierdaagse-ganger). Terug in Nijmegen werd het wederom niet laat, en dat was maar goed ook, want het moordende tempo van vandaag (wij waren om drie uur binnen) brak ons de resterende twee dagen op qua stijfheid en erdoor opgelopen blaren. Al hoort dat vanzelfsprekend bij de uitzonderlijke omstandigheden. De dag van Groesbeek. De dag van Groesbeek was zoals altijd gedenkwaardig. Niet vanwege Groesbeek, want dat is een pestplek (zie, weer, De Vierdaagse-Plaatsen-Test 2002), maar omdat dit de derde dag is, waarop het lijden begint en kaf zich van koren scheidt als weggeblazen door de steppewind. Want dit is de dag van de Zeven Heuvelen en, veel mooier nog, de Haak Van Milsbeek. Wij doorstonden die probleemloos, en dat terwijl de Haak weer nagenoeg in oude glorie hersteld was, want fiks verlengd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dat was vooral een overwinning voor Marco, die vandaag weer met ons meeliep en op dit traject immers dat vorig jaar zo geleden had. In de Haak maakten wij vrienden, met Mark van de Dynabyte-ploeg, en in Café de Brede Weg eerden wij de afwezige Ted Snodendroom (wiens Evangelie-Van-Kwaliteitsrusten, dat hij uitbeitelde met Bert van Prijzen, wij immers getrouw volgden), door in zijn plaats op de grond te gaan liggen waar hij dat doorgaans doet. Op soortgelijke manier poogden wij er trouwens voortdurend voor te zorgen dat Tedje en Bert er zelfs waren als ze er niet waren. Door in tenten als Feestzaal Fortuyn te Elst op dag 1 bij binnenkomst luidkeels te melden: "Hier horen Ted en Bert nu te zitten", maar ook door SMS-jes te sturen naar Bert's nietsvermoedende Roâvah: 'Groeten uit de Malderburch', 'Ik lig in Café de Breedeweg, te Bredeweg' en, op dag 4, 'Groeten uit Beers'. Maar van vandaag was mijn mooiste moment toch ongetwijfeld dat moment in Groesbeek, of all places, waar ik de heuvel opstampte richting de Zeven Heuvelenweg, toen plots een gedistingeerd heerschap-met-grijs-baardje van achter in de veertig naast mij opdook en mij vroeg: "En meneer, hoe was het in Martelange?". Waarop ik, met prikkende ogen, glimlachend van ontroering om zijn vraag en de herinnering aan oude pijn die erdoor werd opgeroepen, en volstrekt oprecht antwoordde: "De hel meneer, de hel". DAT... ...zijn de momenten waarvoor je het doet. Het geheim dat je deelt, als Sandeman. De viskoekjes bij Restaurant Baan Isaan, aan het eind van de Zeven Heuvelenweg, smaakten dan ook zelden beter. Vond zelfs Schelden, tot mijn grote schik. "Vuile pleurismongool, jij weet ook altijd wat lekker is" - kijk, als Schelden zo tegen je begint, dan weet je dat je het goed aan het doen bent. De dag van Cuijk. Niet dat iedereen dat direct doorheeft. Zo had Ralph Tip, die namens TV Gelderland meeliep met een camera in zijn hand, en een dagelijks rapport afleverde voor het Vierdaagse-journaal, het er maar moeilijk mee. Hij filmde Schelden, net toen die door mij gebeld werd, terwijl ik met Marco Overasselt uitbeende (deze keer waren wij wel samen in Gilwell St. Walrick wezen rusten, overigens, anders dan de vorige keer). Een korte weergave (uiteraard waren alleen de opmerkingen van Schelden en Tip te volgen, op TV Gelderland):
Pret, pret, pret. Daar moesten we overigens wel even op teren. Want de weg via Grave (waar ik overigens wel tevreden mijn fout van verleden jaar, toen ik tegenover de burgemeester diens stad een dorp noemde, rechtzette door hem dit jaar hartelijk te bedanken voor de gastvrijheid in zijn prachtige stad) naar Beers was lang. En die werd nog veel langer toen pas in Cuijk, bij een controlepost, bleek dat Marco en ik al in Beers hadden moeten afslaan en nu dus per abuis met de route van de 40km meeliepen. Dus moesten we weer helemaal terug en liepen we uiteindelijk een volle 6km extra. Maar goed dat we ons op de 3km heenweg zo vermaakt hadden om die Deense militairen die, telkens als ze iemand een eindje voor hen uit een mobiel telefoongesprek zagen aannemen, met veel sshhhhttt-geluiden stopten met zingen, dan met zijn allen op hun tenen naar die persoon toe renden, om hem heen gingen lopen en dan ineens heel hard met zijn allen, op de bellende persoon wijzend, "TE-LE-FOON, TE-LE-FOON, TE-LE-FOON; TE-LE-FOON, TE-LE-FOON, TE-LE-FO-HOON" gingen zingen, om dan vervolgens schaterend weer weg te hollen. Ja, erg vermakelijk. Maar dat nam uiteraard niet weg dat wij een stuk verstijfder dan strikt noodzakelijk aankwamen bij de broodjes kroket van Café De Bond. Die deden ons niettemin wel goed, en zo trokken wij toch nog tevreden gedrieën de pontonbrug bij Cuijk over en via Mook en Malden de Via Gladiola op. In Malden wachtten ons bovendien Ted en Bert, die vandaag, om toch niet alles te hoeven missen, de 30km gelopen hadden, maar dat een uiterst bizarre ervaring vonden omdat je dan direct oversteekt, van Gilwell naar de Via. Ja maar jongens, die 30km is nu eenmaal bedoeld voor ouden-van-dagen en kids. Waarover overigens geen slecht woord. Laat van 50km-lopers als wij niet gezegd worden dat wij 30km-lopers mietjes vinden. Niets van aan, net zoals het passeren van 30km-ers in een hoger tempo niet over competitiviteit, maar over pijnbestrijding gaat. Afijn, mèt Ted en Bert dus, via hartelijke ontmoetingen met Marco's moeder en die van Henk, langs marsleider Janssen (bij wie ik mijn beklag deed over de afslag in Beers en een luisterend oor vond) en burgemeester Guusje ter Horst van Nijmegen (eindelijk kon ik haar eens de hand schudden, prettig prettig), langs voormalig Intree-begeleidster Maureen Beer, inmiddels ter plekke woonachtig, die mij tot haar eigen verbazing voorbij zag lopen, maar zònder mijn gewaardeerde collega Rinske Willemsen (die er tegen kwart over vijf de brui aan had gegeven, na een tijdje wachten langs de Via) kwamen wij om tien voor zes over de finish. En zo was ik weer een onvergetelijke Vierdaagse en een Vierdaagsekruis-met-kroon rijker. De massaproductie van Van Veluw ten spijt kan ik het niet nalaten er apetrots op te zijn. Mijn prosit heren, keurig gewandeld. |