'Allemaal Haarlemmers'

Boudewijn de Groot - zanger/acteur

Haarlem is het jachtterrein van mijn jeugd, dat liep van Driehuis tot Bennebroek. Maar bij het station hield Haarlem op. Aan de andere kant van het spoor lag voor mij wat in 'In de ban van de ring' Mordor heet. Duister. Zelfs als er een spannende film in de Frans Hals draaide ging ik daar schoorvoetend heen. En de Rijksstraatweg, dat was een soort van weg naar de hel. Die heb ik pas voor het eerst, op mijn hoede, afgefietst.
Maar Haarlem is een mooi dorp. Ik houd ervan als decor. Er is flink mee aangerotzooid, maar dat geldt voor de meeste steden. En we zijn natuurlijk Bloemendaal niet, waar het gemiddeld inkomen tien keer zo hoog ligt en ze geen sociale uitkeringen hebben om hun geld aan op te maken.
En gelukkig zijn er nog genoeg buurten die hun sfeer behouden hebben. De Heiliglanden, bijvoorbeeld, met dat Middeleeuwse, of het Florapark, waar ik de sfeer van de Tachtigers proef. Dat is de reden dat ik steeds terugkom in Haarlem, hoewel ik ook altijd weer wegga.
En de Haarlemmers? Ach. De stad bestaat 750 jaar, voor het eerst in al die tijd wordt er een ereburgerschap uitgereikt, en aan wie geven ze dat? Uitgerekend aan de man die de grootste hekel heeft aan Haarlem, Harry Mulisch. Dat soort zelfkastijding doet het goed in Haarlem, lulliger kan het al niet. Haarlemmers lopen voortdurend achter. Ze doen alles het liefst kleinschalig. In de Telegraaf kwam Haarlem niet eens voor, als stad, bij de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen, en die viering van het 750-jarig bestaan is ook niet veel soeps. De stad is niet eens mooi versierd, zoals bij de kroning van Juliana, destijds. Maar zoals gezegd, ik vind het een prachtige stad. Als ik ooit sterf hoop ik erover uitgestrooid te worden.


Back