'Allemaal Haarlemmers'

Louis Ferron - schrijver

Als ik door Haarlem loop, denk ik aan de jaren vijftig. De tijd van handen uit de mouwen. Een hele benauwende samenleving. Cafés om twaalf uur dicht, en zoveel waren er niet. Vreselijke stad, in mijn jeugd.
Sindsdien heeft de horeca een explosie vertoond, maar wordt Haarlem ondergezeken door dronkelappen. Dat vind ik niet goed, maar zo blijf je lekker kankeren: het Enschede-complex komt me m'n oren uit. Gooi daar een honderd meter hoge toren neer! Als-ie architectonisch mooi is... Toen Haarlem een klein stadje was hebben ze die kathedraal er neergepleurd, buitenproportioneel in verhouding tot de rest van de bebouwing. Daar hoor je toch niemand over zeuren? Waarom zou je niet eigentijds bouwen? Moet je in New York kijken, daar staat een oud kerkje dat nu tot de derde verdieping van een wolkenkrabber komt. Fantastisch. Maar als het aan de bevolking ligt wordt Haarlem een Zuiderzeemuseum, Anton Pieck-huisjes op de opengevallen gaten. Bang voor de eenentwintigste eeuw.
750 jaar Haarlem? Moet ik vreselijk om lachen. De meest wilde plannen vlogen door de lucht, maar alles was te duur. Niks ging door. En dan komt er dat steekspel. Truttig, ongelooflijk! Net de jaren vijftig. Zat talent hier, huren ze een Frans clubje. Een bewijs van onvermogen.
Een bloemenstad? Geen bloem te zien. De stad van Frans Hals? Die is hier niet geboren. Een drukkersstad? Enschede is naar de periferie verhuisd, Coster heeft de boekdrukkunst niet uitgevonden.
Typisch Haarlems. We pretenderen van alles te zijn, maar het klopt niet. niettemin voel ik me best een Haarlemmer, hoor. In scheld erop, dus ik krijg wel te horen "waarom ga je niet weg?", maar ik woon hier prima. Haarlem is een soort grafkelder. Er gebeurt nooit wat, en als er wat gebeurt stelt dat niet veel voor. Voor een schrijver een ideaal leefklimaat.


Back