Herhalingsoefening Van Grens Tot Grens Over De Grens: Emmerich-Arnhem
2 november 2003
door Ronald Fischer
Om 6 uur in de ochtend rol ik morrend en kreunend uit mijn bed (dit deel van de dag is niet aan mij besteed). Na een bak zwarte koffie en een stuk koude pizza steek ik mijn kop onder de kraan en zie vanuit mijn ooghoeken het fonkelnieuwe uniform van de Academische Wandelsociëteit (geil). Na een oefenmars van Haarlem naar Katwijk wist ik dat het 'debacle van Arnhem' (de Airborne) zich niet zou herhalen: dit keer geen schoenen die een maat te klein zijn en geen stalen neuzen, wat resulteerde in een strompelende finish, maar 'New Balance'-wandelschoenen, op advies van Harm, en een loopbroekje (met dank aan Jan); mijn dijbenen gleden nu soepeltjes langs elkaar heen.
Deze zondag werd ik niet genaaid door de Nederlandse Spoorwegen (unicum) en op het ritme van de spoorbielzen gleed ik koffiedrinkend en dagdromend naar het verzamelpunt in Arnhem.
Mijn waarde Sociëteitsgenoten waren reeds ter plaatse; Marco, Raymond, Henk, Albert, Jan, Chielie. De handen werden geschud en onze eenheid in tenue werd met argusogen bekeken door de voormalige bezetters uit Duitsland op spoor 4b (die eveneens richting 'de Heimat' gingen). De verbazing onder het publiek werd groter toen Marco en Henk een lied aanhieven van 'Hier Saleck, dort der Roedelsburg'.
Het sfeertje zat er goed in. Uitbundig namen wij plaats in de transportwagon richting Emmerich en moesten wij menig Duitser onze aanwezigheid verklaren. Nadat de forenzen een paar van onze zinspelingen en gedichten hadden gehoord konden ook zij hun lachen niet meer inhouden.
Met deze herhaling van de eerste etappe van 'Van Grens tot Grens over de Grens' onderbraken wij eenmalig het project 'Van Top tot Teen door Nederland Heen' om bij de volgende VTTTDNH deze tochten ervaarbaar te laten kruisen.
Bij aankomst in Emmerich had ik gelijk zin om een 'Stoebe' in te duiken en er een paar goudgele rakkers in te mieteren, maar de bestuursantillianen* Henk en Chielie hadden andere plannen, vanaf het station gingen we in een stevig tempo richting de Rijn (*bestuursantillianen zijn (on)officiële bestuurders, of denken dat te zijn, die bij gemaakte afspraken tussen de 30 minuten en 2 uur te laat komen en dit nu moeten bekopen met deze titel, het is dus nu: BA. Drs. H. van der Schelden).
Met de Rijn in het zicht viel mijn blik op een monumentaal monument ter ere van één of meerdere gesneuvelde rotmoffen. Henk nam hier de gelegenheid waar om mij het blauwe zweetdoekje uit te reiken en mij daarmee als nieuwste lid (nr.17) te begroeten. Hierbij wil ik Albert van Geyningen bedanken voor de introductie en de andere leden voor hun acceptatie en hoogbevlogen creativiteit in uitingen tot grote verscheidenheid. Werkelijk, ik heb nog nooit zoveel gestoorden bij elkaar gezien, je zou er een oorlog mee kunnen winnen.
Wij trokken westwaarts richting Katwijk met als doel Arnhem. Als ik geweten had dat er in Arnhem een dienstertje van een dergelijke bekoring op ons zou staan te wachten had ik vast en zeker nog harder gelopen. Jezus, wat een lekker wijf was dat zeg! In het jaar onzes heren 2000, waren de Sociëteitsgenoten deze mars gestart in een deprimerende woonwijk. Dit bleef ons bespaard, het haventje van Emmerich had als enige deprimerende factor de vele cafés die wij passeerden zonder ons te kunnen laven. 'Op weg naar eeuwige roem' en in de eerste fase werd er al gepraat over het eventueel lynchen van onze bestuursantilliaan Henk, die met kaart en de ervaring dezelfde fouten trachtte te maken (met succes) als de vorige keer.
Marco Neumann koestert een bijzondere voorliefde voor dergelijke vergissingen. Evenwel kunnen wij de hand in eigen boezem steken, met zoveel commando's in ons gelid, daar niemand het voorzag dat er op 25 meter naast 'onze super steile afdaling richting het goede pad' er een vlekkeloze overgang was, geschikt voor hoogwaardigheidsbekleders en gehandicapten.
Over een schier eindeloze Duitse uiterwaardsedijk marcheerden wij voort, turend naar de horizon en bedacht op dreigende wolken. Niets dreigends werd ons deel, doch wel mijn ontnuchtering dat niet bij Lobith, maar bij Spijk de Rijn ons land binnenkomt. Dit gaf mij de infantiele doch gepaste impuls om de door mij meegesmokkelde explosieven te ontsteken (rotjes) en Chielie daarmee te bekogelen, die met historisch besef opnamen aan het maken was en zonder ook maar met de ogen te knipperen zijn taak vervulde. Welnu, de volgende keer leen ik wel een paar anti-saboteurs-mijnen van de Marine, kijken of dat meer effect heeft.
Na het Wilhelmus gezongen te hebben, vervolgden wij onze weg langs de 'Limes Romana', de oude loop van de Rijn. We waren op weg naar 'de Tolkamer' waar reeds 3 jaren geleden eens eerder halt was gehouden, maar deze bleek failliet (niet vaak genoeg langs geweest). 'Zoekt en gij zult vinden' - niets is minder waar, met het beste uitzicht op de Rijn en zeer aantrekkelijke prijzen streken wij neer bij het Rijnterras 'het Tolluspoortje' waar wij door (een giechelende om onze ondeugende verhalen) Heleen werden geholpen. Heleen was het bekijken wel waard, haar musculus gluteus maximus was van een dergelijke kwaliteit dat de voltallige verzameling Sociëteitsgenoten er instemmend en blikkenwisselend van heeft genoten. O ja, er was ook een open haard die door ons gevoed mocht worden. Even dacht ik eraan om de kaart van Henk erin te flikkeren maar normbesef hield mij tegen.
Iets knaagde aan mijn geheugen, wat was het steeds terugkerende in deze tocht dat mij tegenstond? Welk irritant gegeven bederft mijn humeur? Natuurlijk: die buitensporige hoeveelheid steenfabrieken die dit Rijnlandschap "sierde". Als je ernaar keek werd je al moe. Steenfabriek na steenfabriek na steenfabriek. Ik opperde het idee om van bordeel naar bordeel te gaan lopen om verzekerd te zijn van een visueel stimulerend uitzicht, maar de gehuwde lopers liepen "dan liever 'van huis naar huis'" omdat "hun lust en hun leven nooit overtroefd kon worden door een dergelijk etablissement".
Na de rust werd ik in de gelegenheid gesteld om op zoek te gaan naar mijn mobiele telefoon, die nergens meer te vinden was op en rond de tafel waar ik hem had gelaten (in goed vertrouwen van mijn Sociëteitsgenoten). Die hadden "er goed op gepast". Mij werd duidelijk welk een monster van Geyningen kon zijn. Neumann kwam tot zijn verbazing een wekker tegen in zijn rugzak. "Hoe kan dat?"...
We liepen langs het watersportcentrum 'De Bijland', waar we vast kwamen te zitten op een Duitse camping met een hoge omheining (bedankt Henk, ook namens Neumann). Enkele gedreven leden waagden hun leven en namen het obstakel zonder problemen, nou ja, zonder problemen? Toen ik als laatste aan de beurt was en de sprong inzette ontdekte ik aan de andere kant van het hek een flora bestaande uit brandnetels, wat mij er toe dreef om bij Albert op schoot te springen (Albert bedankt). De minder avontuurlijke leden liepen gewoon een blokje om en vervoegden zich spoedig bij de rest.
Via de Lobberdensche Waard liepen we Pannerden in en weer uit richting de pont. Daar zag ik onze vaderlandse driekleur halfstok hangen. Ik besloot poolshoogte te gaan nemen naar het omtrent welke reden dit was geschied. Via de interkom stelde ik mij respectvol voor en werd ik op de hoogte gesteld van het overlijden van een bewoner van dit ponthuisje. Natuurlijk heb ik de nabestaanden gecondoleerd en bij het verlaten van het erf heb ik nog even respectvol het hoofd gebogen.
Toen ik weer opkeek zag ik de jeep van de door mij heilig verklaarde St. Erik J.K. Kuijken, die vanuit Haarlem naar Doornenburg was gekomen om nog eens zelf te zien waarom hij ook alweer geen 50 kilometer achter elkaar zou moeten lopen. St. Erik was de kippensoep op de laadklep aan het voorbereiden. Welk een verrukkelijk gebaar van barmhartigheid. In de snijdende wind stonden wij temidden van de koeien slurpend aan de soep. Amen. Al dit goede vocht zocht zijn weg naar buiten en wildplassen kan genomineerd worden voor de Olympische Spelen.
Ondersteund door opbeurende woorden van St. Erik, die wij onmiddellijk uitnodigden om mee te feesten na afloop, werd de mars voortgezet richting het kasteel de Doornenburch, beter bekend als het kasteel van Floris en Sindala. Tijdens deze mars werd mij in geuren en kleuren verteld hoe leuk en mooi dit dan wel niet was, doch bij aankomst bleek het (tot grote vreugde van Neumann) gesloten te zijn! De mooie dames die aanwezig waren in de burcht wezen ons op sierlijke wijze en hoogst beleefd de deur zodat ik slechts een kleine impressie kon krijgen van het interieur, dat onze Sociëteit waardig was. Buiten werd een foto genomen en even lekker afgereageerd op een zekere Henk. Neumann was zijn zinderende woede even vergeten omdat hij wat bellenblaas had gevonden op een van de tafels.
In goede gezondheid spoedden wij ons naar onze volgende lineair tot wij 'en passant' voor de pasgeborene in de Rijnstraat een luid "Lang zal Derk leven" zongen. Deze pasgeborene zal zeker ontwaakt zijn daar opa en oma even voor het raam poolshoogte kwamen nemen om ons vervolgens uit te zwaaien. "Zo, die zit."
Via de uiterwaarden ter hoogte van Angeren verdwaalden wij op zo'n manier dat er van een weg geen sprake meer kon zijn. De loopgraven werden steeds dieper en dieper. Even dacht ik een dode Duitser te zien, maar het bleek een visioen van de door Raymond, Henk en Neumann eerder deze mars doodgetrapte egel te zijn. Er werd stevig doorgelopen bij afwezigheid van Chielie (die een route wist met een weg), richting het motberegende traject naar de kroeg 'de Dijk' van een zekere Annet (die er natuurlijk ook niet was). Pim de barman was er wel, en na een dreiging tot het plegen van zwaar lichamelijk letsel van mijn kant (wil je een biertje of moet ik je tanden uit je bek slaan?) dronk Pim menig biertje mee.
Ik was moe en bedacht een tactiek om zo lang mogelijk te rusten door zo veel mogelijk rondjes te geven: dat werkte, collectief werd het op een zuipen gezet. Grote potten bier en heerlijke borrels konden de dans niet ontspringen en belandden in ons keelgat. De trompet werd gemolesteerd door diverse lieden en met een rood aangelopen hoofd poetste ik mijn bril en genoot ik van de baldadigheid in dorst en loomheid (mijn ogen vielen bijna dicht). Wat werd het gezellig, iedereen was blij even te kunnen hangen aan de bar, maar toen het idee geopperd werd om hier maar te eindigen was Albert van Geyningen onverbiddelijk: hij was al eens gestart in Arnhem en was vast van plan om met ons daar te eindigen (terecht). Jan Middelkoop verklaarde "Jullie verdienen het niet om vrienden te hebben, dus word ik ook maar lid" en daarmee was lid nummer 18 een feit. Van harte welkom en bedankt voor de korte duur van mijn zijn van 'jongste lid'. In de wetenschap dat de heilige St. Erik ons nogmaals zou bijstaan vervolgden wij onze weg in een uitbundig, opperbest humeur.
Aangeschoten, zingend en lallend liepen we langs de Rijn, ter hoogte van de N325, naar het viaduct waar St. Erik op ons stond te wachten (een lintje zou op zijn plaats zijn) met soep en chocolademelk. De vermoeidheid was verdreven door de kwaliteitsstop en we voelden ons sterker dan ooit. Geen brug was ons te ver.
Via de heerlijke wijk Malburgen bereikten wij de John Frostbrug, waar de heer van Zijntergen gefeliciteerd werd met het volbrengen van de integrale VGTGODG, en andere lopers met het behalen van deze 1ste 50 km daarvan. Middels het traditionele gebruik van de mobiele telefoons werd onder andere gesproken met de heer Jochem Prakke die voor de lopers, de heer Nales en St. Erik een tafel had gereserveerd in het restaurant 'Mise en Place' aan de Korenmarkt. "11 heren? Toch geen voetbalelftal?" Neen, een Academische Wandelsociëteit! Dus kregen wij de tafel.
De stemming zat er goed in: tijdens het opdienen van een rijkelijke hoeveelheid mooi en meer dan smakelijk eten, viel onze blik op Hanneke, die ons samen met Daphne bediende. Hanneke was een vrolijke meid die bij het bedienen regelmatig voorlangs ging en daarmee haar borsten tot op 2 centimeter langs mijn gezicht bewoog. Nu kan ik wel wat hebben, maar de combinatie van een goed figuur met een sprankelende persoonlijkheid deed haar voorkomen als zijnde het levende bewijs dat engelen bestaan. Als zij voorbij liep konden wij niet anders dan naar haar kijken en in mijn dromen zie ik haar nog steeds.
Ik was niet de enige die daar zo over dacht. Henk deed haar een voorstel om "ons Foster Parents kindje" te worden. Voor een klein bedrag zou zij dan af en toe een tekening opsturen waar wij dan mijmerend naar zouden kunnen kijken.
Hanneke was daarvan wel gecharmeerd en stemde toe, doch initiatief van onze kant zou dat nog moeten bekrachtigen. Mijn fantasie speelt me nog steeds parten: wat een lekker ding was dat zeg. Tijdens een van de vele sanitaire stops belde ik even mijn oud-collega uit het Vreemdelingen Legioen en goede vriend dhr. Mr. B. J. Rijkman, en vertelde in mijn dronkenschap over de mars die we hadden gelopen. Hij verklaarde het een eer te vinden om uitgenodigd te worden voor de etappe op 30 november. Aldus geschiedde. Nu heb ik enkele commando's wel eens iets horen zeggen over officieren - wel, meester Rijkman is 1ste Luitenant (onderdeel militairenrechtbank) en bovendien ex-commando Legionair.
Na de overvloedige maaltijd die (terecht) lang duurde, bleven nog enkele cognacdrinkende Sociëteitsbavianen over, die het einde van deze buitengewoon gezellige mars zo lang mogelijk probeerden uit te stellen, en droegen we zorg voor de laatste financiële afhandelingen. Volgevreten en voldaan verlieten wij dit heerlijke restaurant. van Zijntergen gaf mij een lift naar Haarlem en hiervoor betuig ik hem mijn dank.
Doch één gedachte moet ik nog plaatsen, en dat is die aan het gemis van sommige Sociëteitsleden die ik als recent lid had gehoopt weer te zien. Bij het gebrek aan een geheugen voor de andere namen wil ik het gemis van de karakters van Peter Weij en Harm Swarts noemen, die je mist als het voetje aan een goed glas wijn. Heren, tot de volgende mars!
Einde rapport AIVD lid 17 R. Fischer. |