Saint Michiel-Parijs
27 december 2003 t/m 2 januari 2004
Door ing. H.E. Swarts, met enkele parallelobservaties door drs. H.P. van der Schelden
Voorwoord
Drs. H.P. van der Schelden en ondergetekende, H.E. Swarts, hadden beiden interesse om eenmaal de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela in Galicië te gaan lopen. Dit idee kreeg steeds meer vorm, en drs. H.P. van der Schelden en ondergetekende werden beiden lid van Het Nederlands Genootschap van Sint Jacob. Wij ontvingen van deze vereniging onze geloofsbrieven en de Sint Jacobspas. Deze pas verleent de pelgrim toegang tot bepaalde slaapgelegenheden, de zogenaamde refugio's, en dient als bewijs dat je minimaal 200 km hebt gelopen, anders ontvangt men bij aankomst in Santiago de Compostela het pelgrimsbewijs niet.
Tijdens een brainstormsessie besloten wij om het eerste deel, van Maastricht naar Parijs, te gaan lopen met als startdatum 20 december en als einddatum 31 december, dit om het Silvester in de Franse hoofdstad te gaan vieren. Echter, de plannen werden gewijzigd, door het tragisch ongeluk van drs. H.P. van der Schelden: deze stuiterde op een zondagavond van zijn fiets, wat resulteerde in een verbrijzelde kaak en fiets en enige ventilatiekanalen in zijn gebit.
Door dit ongeval besloten wij de route in te korten en te vertrekken op 28 december, vanaf de Frans/Belgische grensplaats Saint Michiel, welke ik weer kende doordat mijn neef hier een huis bezit. Ik ging intussen een week langlaufen in Zweden, en Drs H.P. van der Schelden kreeg een week extra tijd om aan te sterken.
Epiloog: Solvitur Ambulando
Dingen lossen op als je loopt. En dan niet doordat je tijdens het wandelen nadenkt en besluiten neemt, maar doordat je juist nergens aan denkt, zodat je na terugkeer min of meer onwillekeurig de juiste dingen doet.
Zaterdag 27 december - vertrek
Ik landde precies om 15.00 uur op Schiphol, en spoedde mij naar Utrecht, om drs. H.P. van der Schelden op te halen, en via het postkantoor onze Silvesterkleren door te sturen naar het hotel in Parijs. Echter, het Postkantoor was om 16.00 uur gesloten. En hoewel ik zeer snel kan rijden lukte mij dit niet.
De reis van Utrecht naar Saint Michiel duurde ongeveer drie en een half uur, en ik kon voor het eerst de kaak van drs. van der Schelden observeren in een wegrestaurant in België.
Zijn gebit bestond uit staal en stompjes tand. Het staalwerk was bedoeld om de kaak enige weken bij elkaar te houden, zodat de breuken konden helen. Het boven- en onderstaal was door elastiek met elkaar verbonden: zodra hij zijn kaken opende kreeg hij een impuls om deze gelijk weer te sluiten.
Als hij zich voedde was het net een jonge spreeuw die in het nest door zijn moeder wordt gevoerd: soep was geen probleem maar van vast voedsel werden kleine elementen gemaakt welke tussen de openstaande kaken werden gedeponeerd. De aanblik van deze voedingswijze had op mij een vertederende werking en ik kreeg een flashback van hoe ik in mijn jeugd met de windbuks een spreeuw doodde; was dit een pelgrims-voorgevoel?
Om ongeveer negen uur arriveerden wij bij een Gites de France, een bed & breakfast in huiskamerstijl. Mijn Saint Michielse neef, die momenteel in Cypres woont, had ons deze tip gegeven. Madame de eigenaresse was zeer gastvrij en was bereid om onze oudejaarskleding op te sturen naar Hotel Brave in Parijs. Wij zouden de volgende zondagochtend vroeg vertrekken en zij zou maandag de doos met kleren en schoenen verzenden.
Het was even zoeken naar een lokale kroeg in deze plaats, maar na 20 minuten lopen en vragen was ook deze gevonden. In dit met neon verlichte café werd de route voor de volgende dag uitgezet.
Het uitzetten van de route gebeurde op een Michelin autokaart. Het begin- en eindpunt werden verbonden met een kaarsrechte blauwe ballpoint-streep en we zouden proberen om zo veel mogelijk de blauwe lijn op de kaart te volgen. De route was in enkele minuten uitgezet onder het genot van enkele 'bollekes' Leffe. Tevens werd er besloten dat er op 31 december tot 13.00 uur zou worden gelopen en dat we ongeacht waar we zouden zijn, op dat moment het openbaar vervoer zouden nemen naar het door ons gereserveerde hotel.
Na nog een bolleke van de eigenaresse van dit café, gingen we rond 23.00 richting Gites.
|
Dezelfde dag, maar dan door de ogen van mijn reisgenoot, de weledelgeleerde Van der Schelden:
Een reis in het gezelschap van Harm begint en eindigt oké: hij heeft een ruime, snelle en sprekende auto, die je precies vertelt waar je naartoe moet. Maar wat zich tussen heen- en terugreis bevindt, het wandelgedeelte, zou het niet beter zijn daarover te zwijgen?
Ik denk van wel, maar de mores onzer Sociëteit gebieden mij er toch kort over te spreken.
Na enkele uren rijden en een maaltijd die later bleek voor lange tijd onze laatste te zijn geweest, bereikten wij het plaatsje St.-Michel. Oorspronkelijk zou deze plaats zich ongeveer op de helft van de route Maastricht-Parijs bevinden, maar omdat ik een maand voor onze tocht mijn kaak en gebit had weten te vernielen, was de wandelroute met de helft ingekort; het gehele Belgische gedeelte was vervallen. Wij zouden dus starten in St.-Michel, waar Harm's neef een landhuis bezit waar wij zouden verblijven. Zouden, want de neef zat op Cyprus, het landhuis was oud, koud en onstookbaar en daarmee ongeschikt voor een verblijf van slechts één enkele nacht. Wij weken dus uit naar de plaatselijke Gite de France, genaamd Het Kleine Kasteel en gerund door de meer dan lieftallige Martine Guillaume. Zij was uiterst gastvrij, vriendelijk en gedienstig. Terwijl Martine onze kamer voorbereidde, trokken wij naar het marktplein voor enkele glazen bier en om de route van de volgende dag op de kaart vast te leggen. Het was zaterdagavond, klokke negen. Op het marktplein bevonden zich één gewoon café, één café-tabac en een friterie. Alle waren deze tenten gesloten.
Navraag bij enkele jongelui leidden ons via een omweg naar een uiterst vage maar wel open zijnde kroeg, waarvan de naam mij Godzijdank ontschoten is. De kroeg was hel verlicht, in een hoek van het plafond bevond zich een televisietoestel waarop een Science Fiction-Soft Pornofilm werd vertoond, die bekeken werd door twee heren die de depressiviteit waarmee ik zelf een halve week later weer in Nederland arriveerde ruimschoots overstegen. Onder het televisietoestel bevond zich een bureau-met-computer, waaraan de eigenaresse van dit treurige lokaal zich bevond. Harm zei: dat wijf zit gewoon te internetten. Ik repliceerde dat ze in een Excelbestand haar weekomzet aan het opmaken was. We besloten een biertje te bestellen. Leffe. Een bolleke.
Het bolleke werd gebracht door de (schoon)moeder van de eigenaresse en aan onze tafel zette zich tevens de jongeheer Axel. Axel is de zoon van de eigenaresse, hij is ongeveer vier jaar oud en hij slaapt te weinig. Zijn gelaat was hierdoor zeer wit van kleur, terwijl zich onder zijn vermoeide maar geïnteresseerde en vriendelijke ogen een paar geelblauwe wallen bevond. De schoonmoeder - zij was tevens de oma van Axel - sommeerde de knaap zich van de stamtafel te verwijderen, maar Axel bleef vastbesloten zitten en observeerde aandachtig onze serieuze arbeid: het uitstippelen van de dagroute vanaf St.-Michel.
De kaarten waren te groot om op de kleine cafétafel uit te vouwen, dus legde ik ze uitgespreid op de tegelvloer. Deze ook door mijzelf als bespottelijk ervaren handeling begeleidde ik met een serieuze blik, alsof zij door mij dagelijks werd verricht, als deel van, bijvoorbeeld, mijn broodwinning. Hierdoor wekten wij niet de hoon van het sufgerukte gezelschap op, maar konden wij zelfs iets van bewondering, ja zelfs van respect ontwaren in de troosteloze tronies der gealcoholiseerden aan de bar. De moeder onderwijl keek geroerd naar de vaderlijke wijze waarop wij Axel bij onze arbeid betrokken en de schoonmoeder lette goed op of en wanneer wij met een kort handgebaar de opdracht zouden geven onze bollekes opnieuw te vullen.
Tijdens de Vierdaagse van de IJzer had Koen de marineman mij zijn plakboek van zijn voetreis van Den Helder naar Rome getoond, onder genot van schippersbittertjes in zijn comfortabele reiswagen. Hier had ik de juiste methode leren kennen om zo efficiënt mogelijk van punt A naar punt B te komen: neem een kaart, een liniaal en een pen, teken een rechte lijn op de kaart en volg deze zo consequent mogelijk. Wij besloten de lijn te trekken tussen St.-Michel en Laon, hemelsbreed 54 km, dus in werkelijkheid minstens 15% meer, want er loopt geen hemelsbrede weg tussen Laon en St.-Michel, en dus goed te doen voor een eerste dag, ondanks onze bepakking voor meerdere dagen. We hadden de Dodentocht immers ook probleemloos uitgelopen. En onderweg zouden wij door meer dan tien karakteristieke noordfranse dorpjes komen, met ongetwijfeld overal wel iets te versnaperen.
Dus lieten wij de bollekes nog driemaal vullen, dronken ze tevreden leeg en bij het aantrekken van onze sportjekkers gebood de eigenaresse ons deze weer uit te trekken om als dank voor onze vaderlijke omgang met de kleine Axel nog een ultiem vijfde bolleke tot ons te nemen. Net genoeg om tevreden in slaap te sukkelen ofschoon Harm na kruis-of-munt het bed gewonnen had en ik op verschillende dekens en kleden op de vloer moest liggen. Parijs was immers een kwestie van tijd. Niet van moeite. |
Zondag 28 december - Saint Michiel-Laon - 64 km
Om zeven uur eruit en snel de spullen pakken waarvan we dachten dat ze nodig waren - de overbodige spullen zetten we in de auto die op het parkeerterrein achter de herberg stond. Drs. van der Schelden, alias de spreeuw, kreeg als ontbijt een stokbrood. Inventief plukte hij tussen de ronde bruine korst het witte brood weg, opende hij zijn snavel en gooide hij de kleine stukjes brood in zijn strot. Daarna nam hij nog een pakje Nutricia, vloeibaar voedsel dat ook aan terminale patiënten wordt gegeven - niet aan astronauten, zoals drs. van der Schelden mij probeerde wijs te maken.
Om 8.20 uur liepen de twee pelgrims uit Utrecht en Hoogeveen richting Parijs. Op mijn wandelschoenen stond witte schimmel (mijn laatste wandeltocht was in september geweest en ik had ze in een plastic zak bewaard). Een lachende drs. van der Schelden zei: "Het is toch wat, dat we ongetraind naar Parijs lopen" - een opmerking die ik hem gedurende de gehele trip niet meer heb horen maken.
Het eerste uur liep drs. van der Schelden wat te herkauwen, wat in dit boerenlandschap niet opviel. Om 9.00 uur begon de regen, dikke koude regendruppels in een onbeschut landschap. Als echte pelgrims liepen we door: het ritme en de regelmaat (van het lopen en de regen) brachten ons in trance, en onze geest triomfeerde over lijden, afzien en inspanning. De trance maakte de weg vrij voor herinneringen, maar langzamerhand begon wij ook wel een kop koffie met een gehaktbal met mosterd te lusten.
Om de 3 á 4 km kwamen we in een klein dorp of gehucht terecht, echter geen café of restaurant dat geopend was; nee, het was of wij in een decor van Hollywood waren beland: woningen die waren dichtgemetseld, winkels die reeds enige jaren gesloten waren, te koop staande woningen, door wind en regen zwiepende zinken golfplaten, vervallen boerderijen, slecht onderhouden kerken met in nieuwe staat verkerende kerkhoven, onvriendelijke bespiedende ogen vanuit donkere, onverlichte woonkamers... ...nee, dit Frankrijk hadden wij niet verwacht.
Zo liepen wij uren door het glooiende regenachtige landschap, waar wij ieder moment een Amerikaanse of Duitse tank uit de Tweede Wereldoorlog verwachtten tegen te komen: deze streek van Frankrijk was stil in de tijd komen te staan.
Zo passeerden wij dorpen met de namen Hari, La Reu Heureuse, La Nouvelle Bosmond, plaatsnamen die nu in ons geheugen gegrift zijn - maar geen lunch, geen warme koffie of soep. Om drie uur kwam de man met de hamer: we waren verkleumd, tot de draad nat en het bordje met het einddoel Laon was zichtbaar, nog 30 km. Drs. van der Schelden begon te schelden, maar ik stelde Schelden gerust: "St. Jacob is onze metgezel, de hele route lang".
Om het uur passeerden ons hooguit 3 á 4 auto's. We liepen de schemering in en nog steeds geen teken van leven; om 18.00 uur enige hoop: een winkel met hengelsportartikelen was open en drs. van der Schelden kocht er een blikje sardines (spreeuwen zijn gek op sardines). Ik vond dit een hoogst onsmakelijk idee maar Schelden schoof de sardines al richting zijn strot.
Ik had nog steeds hoop dat we binnen een uur tegen een Gites de France zouden aanlopen, want ik was tot op het bot verkleumd. Met veel te weinig kleren aan, maar ik wilde de extra kleren pas uit mijn rugzak halen als het droog was; een denkfoutje, achteraf.
En zo liepen we van 18.00 uur tot 21.20 uur langs een donkere snelweg, tijdig in de berm springend om verblindende autokoplampen te vermijden. Aan deze weg leek geen einde te komen; in de verte zagen we de lichten van Laon, maar nu hielden wij ons bezig met de discipline van het lijden, de gifbeker moest leeg tot de laatste druppel.
Om 21.30 arriveerden wij bij Hotel Du Commerce. Zelfs onder een warme douche klapperde ik nog met mijn tanden. Te moe om nog te gaan eten vielen we in een diepe slaap. Afstand, regen, bepakking en kou hadden hun tol geëist.
|
Dezelfde dag, maar dan door de ogen van mijn reisgenoot, de weledelgeleerde Van der Schelden:
De volgende morgen, zondag, stonden wij op en namen een weinig omvangrijk karakteristiek Frans ontbijt tot ons. Wegens de schade aan mijn kakement was mijn deel van dat ontbijt zelfs nog minder omvangrijk dan dat van Harm. Daarna werden de mee te voeren goederen gescheiden van de per verhuisdoos naar Parijs te verzenden spullen, gaven wij deze doos ter verzending af aan de gedienstige Martine, betaalden wij ons verblijf te St.-Michel en parkeerden wij de sprekende auto van Harm achter het kleine kasteel.
Ikzelf was inmiddels aan mijn achterzijde, net als Harm, voorzien van een geleende rugzak, terwijl mijn borst gesierd werd door de karakteristieke kaartentas, door mijzelf gefabriceerd uit een stuk karton, een plastic omslag en drie papierklemmen en op deze dag voorzien van de kaart genaamd 'Michelin 306 Local 1:180.000' waarop wij vandaag de 30 cm lange rechte lijn zouden gaan afleggen, alsmede door een speciaal voor de Soc. aangeschafte minizaklamp à €23,- en een mij tijdens de allereerste Lintjesregen als dank voor mijn goede zorgen tijdens de allereerste VGTGODG aangeboden kompas, dat ik echter nooit had leren gebruiken. Dit kompas gaf ik Harm met de vraag: is noord rood of wit? Wit, sprak Harm en wij begaven ons naar het zuiden. De dag was begonnen.
Enkele kilometers zuidwaarts troffen wij een automobilist, die wij vroegen hemelsbreed de richting naar het plaatsje Bucilly aan te geven. Wij bleken naar het noorden gelopen te zijn en besloten dat vanaf nu de rode zijde van de kompasnaald het noorden zou gaan aangeven. Hetzelfde aantal kilometers terug op het marktplein stond inderdaad een wegwijzer die de juiste richting aan gaf. Terwijl wij deze passeerden roken wij uit de mond van een voorbijganger een bekende geur die ons deed opmerken dat de café-tabac, die op zaterdagavond om negen uur inmiddels gesloten was, op zondag om acht uur in de morgen gewoon open was en goed vol zat. Dit tafereel was veelbelovend voor de rest van de dag en opgewekt zetten wij op de D741 de weg in naar Bucilly.
Eén van de weinige goede dingen die je over het door ons te bestrijken gedeelte van Frankrijk zou kunnen zeggen, is de nummering van de wegen, zowel op kleine geel-witte genummerde kilometerpaaltjes langs de weg zelf, als op de weergave van dezelfde weg op de Michelinkaart. Bij twijfel over de ingeslagen richting gaf binnen maximaal één kilometer het betreffende paaltje reeds uitsluitsel. Hiermee zijn we wat mij betreft aan de opsomming van goede zaken in het noordfranse land. Wellicht waren er nog enkele, doch deze zijn helaas onopgemerkt gebleven.
Want de weg van Bucilly naar Laon, toch bezaaid met de volgende indrukwekkende serie dorpjes: Eparcy, Landouzy-la-Ville, La Rue Heureuse, La Nigaudière, Plomion, Harcigny, Hary, Burelles, Bosmont-sur-Serre, La Neuville-Bosmont, Cuirieux, Pierrepont, Monceau-le-Waast en Chambry, bracht ons niet de ochtendkoffie, de middagsoep, het avondbrood en weet-ik-veel wat ze in Frankrijk allemaal tot zich nemen op de momenten dat je in Nederland een uitsmijter of een kroket bestelt, maar enkel een toevallig stuk droog brood van een verpauperde en toevallig passerende plattelandsbakker te Landouzy, één kopje koffie in een tent die op sluiten stond te Harcigny en tenslotte een blikje verzuurde makreel te Pierrepont. Wie ooit ruim 60 km liep, weet dat dit te weinig is. Wie ooit de foto's van een lunchende Wandelsoc. zag, weet dat dit veel te weinig is. Laat ik uit niemands mond, wie het ook zij, ooit nog het begrip 'De Franse Keuken' moeten optekenen. Drie varianten van deze keuken heb ik mogen begroeten: de eerste is uit pure lamlendigheid reeds jaren geleden gesloten, de tweede is bij Gods gratie in staat een blik rauwe ingezouten vis te serveren, en de derde, waarmee wij in Parijs kennis mochten maken, serveert weliswaar een uitstekende kop soep, maar tegen een bedrag waarmee je in het oude vertrouwde Holland een leuke aanbetaling kan doen op de koop van je eerste huis. Ik zweer vanaf heden bij de Hollandse keuken: soep, friet, kroketten, uitsmijters, broodjes-gezond, nasischijven. Fantasieloos, maar gegarandeerd verkrijgbaar binnen iedere straal van vijf kilometer binnen het soms door mij vervloekte polderland.
Kort na Bucilly begon het te regenen. Deze regen zou bijna de gehele marsdag van dertien uren, voortduren. Maar de sfeer tussen de lopers was onverwacht goed, hoewel ik niet gewend ben in het gezelschap van levende wezens te verkeren. Ja, dat ene moment, om half vier 's middags, dat we een kilometerpaaltje zagen met het opschrift 'Laon 32 km', dat hakte er in, en vele uren later de scheldkannonade ter hoogte van Puisieux, bij een oorlogsmonumentje vlak voor Laon's voorstad Chambry: Wat is dit in Godsnaam voor een klotetocht? Aan wie moet ik bewijzen dat ik dit kan. Moet ik dit aan iemand bewijzen. Je kunt nergens vreten krijgen. De avond is verziekt. Ik vind het nu al zonde van mijn geld dat ik hier zit. Waarop Harm, refererend aan mijn afwijzing op financiële gronden van het oorspronkelijke Spaanse plan repliceerde: Ik had nu ook liever met m'n reet in Spanje gezeten. De volgende dag daar nog aan toevoegende: Ik had je daar een groene baret willen geven, maar toen je zo begon te kankeren, wist ik dat je die nog niet verdiende.
In Chambry lieten wij een echtpaar dat zojuist afscheid nam van de avondvisite een taxi voor ons bellen, omdat wij onszelf niet in staat achtten na de nog af te leggen drie km nog op te zoek te moeten naar een goedkoop hotel. Dit hotel was genaamd Du Commerce en bleek bij een korte tussenstop tussen Parijs en Hirson aan het stationsplein van Laon te liggen. Harm was zo onderkoeld dat ik het was die zijn gulp moest openknopen, waarna hij een douche nam en weer volledig aangekleed plaatsnam in bed. "Voor een half uurtje. Daarna gaan we wat te eten zoeken." Een paar uur later deed Harm het licht uit, wat mij wekte. De zure vis die ik in Pierrepont tot mij had genomen was in mijn maag een geheel eigen leven gaan leiden en op kousevoeten verliet ik het hotel, op zoek naar Coca Cola, die ik vond en in één grote teug tot me nam. Ik legde me naast Harm te ruste. |
Maandag 29 december - Laon-Soissons - 46 km
Om zeven uur werd ik wakker uit een diepe slaap. Voorzichtig stapte ik uit bed, om te voelen hoe mijn benen zich hadden gehouden. Het voelde enigszins stijfjes, maar ik was niet ontevreden, met een kleine warming-up zou het allemaal wel gaan.
Het lichaam van drs. H.P. van der Schelden had iets meer moeite om uit bed te komen, maar hij klaagde vooral over de honger die zijn lichaam teisterde. Langzaam liepen we de trap af naar de eetzaal. Zowaar, ook een ontbijt voor mijn gewonde wandelmaat, appelmoes, yoghurt, croissants; en het harde stokbrood was voor mij.
Om acht uur hadden we de rugzak om en waren we gereed voor vertrek. De eerste kilometer bestond uit een steile klim, gevolgd door een scherpe afdaling: we waren gelijk weer wakker. Er was weer een rechte blauwe lijn op de kaart uitgezet, maar vandaag zouden we hier veel van moeten afwijken; anders zouden we de gehele dag snelweg moeten lopen. Dus in het begin was het veel op de kaart kijken.
In de loop van de tijd viel het mij op dat drs. H.P. van der Schelden steeds vaker op de kaart zat te kijken. Was dit oneigenlijk gebruik van het kaartlezen? Misbruikte hij het kaartlezen voor een niet geplande rust? De afstand tussen ons beiden werd steeds groter; 100 meter werd 250 meter, 250 meter werd 1000 meter en toen gebeurde het, om 12.00 uur: drs. van der Schelden gaf op! De man die 12 keer de Nijmeegse 4-daagse en 6 keer de Dodentocht had gelopen kon niet meer, de inspanningen van gisteren waren te veel geweest.
Drs. van de Schelden had zichtbaar pijn, zijn knie en kaak waren in protest. Ik liet drs. van der Schelden in het dorp achter. We spraken af dat wij elkaar zouden weerzien op het station van Soissons. Hij zou op eigen kracht naar een volgend dorp lopen, daar was een treinstation, en de route per trein vervolgen: een openbaar vervoers-pelgrim was geboren.
Ik geselde het tempo op naar commando-snelheid; het landschap veranderde langzaam onder mijn voeten. Genietend van de winterzon, de slingerende en golvende wegen, en de romantische dorpen, bewoog ik door dit Franse landschap. Om 16.20 stond ik op het station van Soissons, echter geen drs. van der Schelden. Aangezien deze pelgrim geen GSM bij zich droeg, begon ik hem er al van te verdenken dat hij een Frans café had opgezocht en daar nog steeds zou zijn. Na 2 koppen koffie in de stationsrestauratie kwam er een klein boemeltreintje aan met onze gewonde drs. van der Schelden.
In Frankrijk wist men wel raad met bezuinigingen op het openbaar vervoer: bussen en treinen in kleinere dorpen en steden rijden alleen tussen 06.00 en 10.00 uur en tussen 16.00 en 20.00 uur. Mijn zielige wandelmaat had enkele uren doorgebracht op de harde betonnen zitbanken van een door God verlaten treinstation.
Tegenover het station was een hotel met bar; we besloten hier iets te drinken en gelijk naar een kamer te vragen. De baas was echter niet aanwezig en na een uur drinken, in commando-tempo, kregen wij een negatief antwoord. We probeerden nog enkele hotels in de buurt van het station, maar kregen hetzelfde antwoord: "Tout est complet". We liepen naar het centrum, vragend en zoekend, maar na anderhalf uur gezocht te hebben gaven we het voorlopig op.
We gingen eerst warm eten bij een Vietnamees restaurant, onze eerste maaltijd in 48 uur. Vanuit dit restaurant, met de telefoongids in de hand, vonden we een kamer boven Pizzeria Marcello in het dorpje Aigny, 15 kilometer westwaarts. Met de taxi bereikten we om 22.00 dit restaurant en daar sloten we de avond af met een glas wijn.
|
Dezelfde dag, maar dan door de ogen van mijn reisgenoot, de weledelgeleerde Van der Schelden:
Het was maandagmorgen en de laatste maaltijd die we genoten hadden was die van zaterdagavond, langs de snelweg in België. En weer was daar dat Franse ontbijt, trots product van de befaamde Franse keuken. De Engelse keuken, het gekke broertje van de Franse, zet U in de morgen worstjes voor, witte bonen in rode saus, een klein eitje erbij, twee gebakken tomaatjes, uitgebakken spek, tezamen met een kop sterke thee, maar die veelgeroemde en internationaal maatgevende Franse keuken, la haute cuisine Française, zet U in de morgen enkele stukken droog wit brood, een bakje reeds door andere hotelgasten gebruikte boter, een paar plastic bakjes fabrieksjam en een merkwaardig kommetje slappe koude koffie voor. Eénmaal heb ik Jacques Chirac en zijn republiek kort in mijn hart gesloten, toen hij de wereld trotseerde en kort voor de wereldwijde beëindiging van kernproeven er snel nog een paar nam in Mururoa, wat in Holland resulteerde in een heuse Beaujolais-boykot. Maar vanaf heden begreep en doorvoelde ik diep de zinspreuk van het vreemdelingenlegioen: Legio patria nostra! "Niet Frankrijk is ons vaderland, Godzijdank niet! Het legioen is ons vaderland. Met Frankrijk hebben we helemaal geen ene mallemoer te maken!"
Aan de ontbijttafel werd de dagroute op de kaart vastgelegd: Laon-Soissons, maar de helft van de eerste dag, dus goed te doen. Maar al na enkele kilometers begon mijn been te trekken, mijn knie te snerpen en ook het stalen rek om de resten van mijn gebit begon me nu te ergeren. Na de eerste dag was er geen aanleiding meer Harm noch mijzelf ook maar van de minste lamlendigheid te betichten, dus kwamen we beiden droogjes, emotieloos en zonder enig spoor van teleurstelling in Chavignon tot de slotsom dat Harm lopend en ik, vanaf Pinon, het volgende dorp, per trein verder zou gaan.
In Frankrijk rijden alle treinen precies op tijd. Goed hè! 's Ochtends rijden er twee treinen, en 's middags weer twee. En alle vier rijden ze precies op tijd. Daar kan de NS niet aan tippen. Maar Harm wel, want die was lopend eerder in Soissons dan de onfortuinlijke spoorstudent, die ruim twee uren had doorgebracht op een rugklachten veroorzakend bankje in de wachtkamer van station Naizy-Pinon.
Het was inmiddels maandagavond en de laatste maaltijd die we genoten hadden was die van zaterdagavond, langs de snelweg in België. Maar dat belette ons niet het nu eerst stevig op een zuipen te zetten in één van de vele Soissonse hotels. Maar ze zaten wel vol, net als alle andere door ons aangezochte slaapgelegenheden. Na anderhalf uur door de binnenstad gelopen te hebben, besloten we eerst maar eens te gaan eten en daarna verder te zien. Want de Indochinees die wij tijdens onze zoektocht reeds een paar maal gepasseerd waren, kreeg een steeds grotere aantrekkingskracht op ons. Uitgehongerd stortten wij ons op het buffet, dan hoefde je niet te wachten en kon meteen aan tafel. Met een gebroken kaak en zonder tanden toch bijna net zo snel eten als Harm? Mij is het gelukt, in Soisson, bij een Indochinees waar ze de Franse taal nauwelijks meer machtig waren dan, pak 'm beet, Prakke, Chielie, Neumann, De Gisser. Dus, heren, schaam je niet, ga op reis naar La Douce France en laat je volstouwen in Soissons. Gewoon aanwijzen wat je hebben wilt en ze rennen en buigen voor je. En dan na het eten krijg je, heel ondeugend, een glaasje Indochinese jenever in een stenen glaasje met onderin een knikker waarin je, als je goed kijkt en mits het glaasje gevuld is met een sterke, alcoholische drank, een kut kunt zien, of een blote dame. Deemoedig lachend nam de ober onze enthousiaste reacties op deze kostelijke vertoning in zich op, en stond mij toe één van de twee glaasjes als bewijsmateriaal van de hoogstaande aziatische geest mee te nemen om in Holland aan mijn vrienden te kunnen tonen. Maar een slaapplek hadden wij niet, dus vroeg ik in body-language om een telefoonboek waarin ik na enkele teleurstellingen het hotel Marcello te Ambleny vond, dat zo welwillend was ons deze avond als gasten te herbergen. Bovendien ligt het hotel Marcello op de kaart loodrecht boven La Ferté-Milon, ons reisdoel van de volgende dag. Met een tevreden gevoel namen wij plaats in de taxi die ons naar de D17 reed. Hier bevond zich ons hotel. Een merkwaardige constructie waarin een Italiaans restaurant, een woonhuis en een uitbouw met een paar hotelkamers een vriendelijk aandoend geheel vormden. Marcello wees ons onze bedden, waarna wij hem volgden naar het restaurantgedeeltje waar wij ons bij de warmte van Marcello's houtoven ontspanden met behulp van enkele liters rode wijn en enkele glazen calvados. |
Dinsdag 30 december - Aigny-La Ferté Milon - 36 km
Vandaag een korte route op het programma. Na een ontbijt met cola gooiden we het programma iets om. Op Oudejaarsdag wilden we om 13.00 uur stoppen, en we wilden niet als gisteren uren lopen zoeken naar een hotelkamer. Daarom zouden we, na het bereiken van ons doel, een trein naar Meaux nemen, een grotere plaats, van waaruit via een flinke ochtendwandeling Parijs bereikbaar was.
Drs. van der Schelden had zichtbaar pijn en het stokbrood-ontbijt was voor hem een ware marteling; we besloten dan ook een flinke lunchpauze in te bouwen.
Om 08.30 vertrokken we in een flink tempo. De dorpen werden steeds mooier en verzorgder; het was ongeveer 2 graden Celsius, met een vrolijke winterzon. De dappere drs. van der Schelden bleef af en toe 10 minuten op de grond liggen, maar daarna ging het wel weer.
Om 12.00 uur bereikten wij onze lunchplek. Na een bord spaghetti en een karaf wijn vertrokken we om 13.00 uur in een rustig tempo, via drassige en natte bospaden, om ons einddoel in de namiddag te bereiken. De eerste trein vertrok pas om 18.18, dus we hadden even tijd om enige kerstbiertjes te nuttigen.
In Meaux was een hotel snel gevonden, en in onze Wandelsoc.-uniformen, met para-wings en andere militaire onderscheidingen, arriveerden we in een restaurant met alleen Noord-Afrikanen. Drs. van der Schelden schreeuwde, zodat iedereen het kon horen: "Deux Bières pour les deux Légionnairs". Het werd stil in het restaurant. Drs. van der Schelden keek triomfantelijk om zich heen en zong luid en duidelijk het Franse volkslied. Deze avond werden wij op onze wenken bediend en hadden we met de overige aanwezige gasten een gezellige avond. Na nog een bezoek aan een andere horecagelegenheid kwamen we laat, zeer laat, op onze hotelkamer.
Het was in deze nacht dat ik mijn pelgrimsvisioen kreeg.
Drs. van der Schelden stond voor de hemelpoort, klopte aan en vroeg erom binnen te worden gelaten. Petrus, de apostel van de Heer, stond tegenover Drs. van der Schelden. "Drs. van der Schelden" riep Petrus, "jij hier, jij die op het Seminarie hebt gezeten, theologie hebt gestudeerd in Utrecht en Bern, jij die Zijn naam niet hebt verspreid maar jouw tijd hebt verdaan met drinken en wandelen, scheer je weg!"
Beduusd keek drs. van der Schelden Petrus aan. "Maar Petrus, erbarm u over mij! Bedenk hoe zwak een mens is! U was discipel, u hebt Zijn leer uit Zijn eigen mond gehoord, herinnert u zich niet meer hoe bang Hij was en tot stervens toe bedroefd, en dat Hij u driemaal vroeg om niet in slaap te vallen maar samen met Hem te waken en te bidden? Maar toch sliep u in, want u kon uw ogen niet openhouden - en tot driemaal toe trof Hij u slapend aan! En bedenk verder hoe u tegen Hem zei dat u nooit zou beweren dat u Hem niet kende, ook al moest u met hem sterven, en hoe u Hem drie keer verloochende toen Hij voor Kaiafas werd gebracht! En bedenk tenslotte hoe de haan kraaide, en hoe u naar buiten ging en bittere tranen stortte. Zo is het mij ook gegaan, u kunt mij de deur niet wijzen."
Petrus droop af en Koning David kwam op drs. van der Schelden af. "Wegwezen jij! Zulke zondaars kunnen we in het paradijs niet gebruiken!" "Maar Koning David", zei drs. van der Schelden. "Bedenk hoe zwak een mens is en hoe groot Gods genade. God had u lief en had u uitverkoren. Hij stelde u aan over het hele volk. U had alles - een koninkrijk, roem, schatten, vrouwen en kinderen. Maar toen zag u vanaf het dakterras van uw paleis de vrouw van een arme man. De zonde kreeg u in haar greep, u nam de vrouw van Uria en liet hem zelf te dood brengen door het zwaard van de Ammonieten. Was u niet de rijke man die de arme zijn enige lam afnam en hem ook nog van het leven beroofde? En bedenk verder hoe u berouw had van uw zonden, u op de borst sloeg en zei: "Heer, ik heb gezondigd en ik heb berouw van mijn daden" - welnu, zo is het bij mij ook. Koning David, u kunt mij de deur niet wijzen!"
Verbouwereerd keek Koning David drs. van der Schelden aan. Drs. van der Schelden bleef op de deur kloppen. Nu kwam Johannes, de evangelist, de lievelingsdiscipel van de Heer. Drs. van der Schelden begon te lachen: "Nu kan het niet anders dan dat ik wordt toegelaten; Petrus en David zullen me toelaten omdat ze weten hoe zwak de mens is en hoe groot Gods genade, maar u zult me binnenlaten op grond van uw liefde. Was u het niet die in uw brieven schreef: "Wie niet liefheeft heeft God niet leren kennen, want God is liefde?" En hebt u als oude man de mensen niet steeds voorgehouden "Kinderen, we moeten elkaar liefhebben!"? Hoe zou u mij dan kunnen haten en wegjagen? U kunt toch niet loochenen wat u zelf hebt gezegd? U houdt van mij en zult mij in de Hemel toelaten."
De hemelpoort zwaaide wijd open, drs. van der Schelden omarmde Johannes, en samen liepen zij het Koninkrijk der Hemelen binnen.
|
Dezelfde dag, maar dan door de ogen van mijn reisgenoot, de weledelgeleerde Van der Schelden:
De volgende dag, het was dinsdagmorgen, wekte Harm mij. Harm slaapt niet lang en niet graag. Hij beschouwt slapen als een soort van pissen: af en toe moet je, maar 't is zonde van je tijd en echt lekker is het ook niet. Hoe anders sta ik tegenover de god Morpheus. Maar ik was vastbesloten de onvermijdelijke ruzie zo lang mogelijk uit te stellen, dus stond ik op en wij gingen op pad. Vol goede moed. We hadden immers eindelijk gegeten!
Hoewel mijn kaakbeugel en bovenbeen mij kwelden, wist ik met de mantra 'De Geest is Sterker dan het Lichaam' er best een aardig tempo in te zetten, een vaardigheid opgedaan tijdens de afgelopen twaalf vrijdagen van de Nijmeegse Vierdaagse. Bovendien kon men in alle redelijkheid uit de Michelinkaart opmaken dat onze middagrust, op ongeveer tweederde van de route, te Villers-Cotterêts, zou bestaan uit wederom een rijkvoorziene dis. En hoewel ik het voorbij Soucy steeds moelijker kreeg en af en toe op de grond moest gaan liggen wegens, jawel, pijn in mijn gezicht, hielden wij de moed erin, bezochten een Engels oorlogskerkhof en spraken wij over de dingen die ons in Nederland bezighielden. In Villers aten wij in alle rust een groot bord macaroni en dronken wij enkele glazen wijn, na het eten gevolgd door enkele glazen Ricard-met-ijs, bij de plaatselijke bar-tabac.
En toen waren we weer net zo dronken als toen we die morgen bij Marcello vertrokken waren. In ieder geval dronken genoeg om af te wijken van onze rechte-lijnmethode en voor de afwisseling eens een Grande Randonnee te pakken, in plaats van de D936, een kleine snelweg tussen Villers en La Ferté. Deze GR was een geheel nieuwe ervaring voor ons, die niet voor herhaling vatbaar is: de grond was zompig en op een zeker moment kruisten zich meerdere GR's die echter niet op de kaart waren aangegeven. We belandden dus toch op de D936 na in wezen een nutteloze omweg door het bos gemaakt te hebben. Maar in snelweglopen waren we inmiddels zeer bedreven geraakt, na de eerste wandelavond voorbij Monceau. En nu was het gewoon licht, dus hoefden we maar één vaardigheid van het snelweglopen in praktijk te brengen: het op tijd wegstappen bij een voorbijscheurende tegenligger. Het daarbij wegkijken van de felle autolampen werd ons heden bespaard. Ter hoogte van de afslag Preciamont was de Ricard uitgewerkt, dus kon ik niet anders dan weer neer te zijgen op de grond, rugzak tegen een boom, hoofd erop en schijt aan Harm, die ongetwijfeld al in La Ferté-Milon was. Onderwijl de kaart bestuderende merkte ik op dat hij deze plaats met een omweg zou bereiken, en dat ik, door mijn bezit van de Michelin 306 Local, een flink stuk zou kunnen afsnijden. Dit gaf mij de moed weer op te staan en terwijl ik allerlei wandelmantra's in mijn hoofd liet rondzoem begaf ik mij op weg naar het einde van de derde dag.
Als een ondode uit Haïti bereikte ik het station van La Ferté-Milon, waar Harm mij opwachtte. Hoewel ik nu al vier dagen met hem op pad was, herkende ik hem niet. Dit ter illustratie van mijn fysieke en mentale situatie. Tijd voor drank dus. Hoog tijd, veel drank. Wij zetten ons dus aan tafel in de meest nabije kroeg, bestelden een groot glas zwaar bier, waarvan Harm één slok nam om daarna de tijdtafel van de Franse Spoorwegen te gaan raadplegen. Na zijn terugkeer in de kroeg hadden we nog anderhalf wel te besteden uren in dit gastvrije en laagdrempelige zuiplokaal. En daarna nog een uur, want de trein die Harm voor ons had uitgezocht was een weekendtrein, en U weet, het was inmiddels dinsdag. Dus weer terug de kroeg in, waar ik inmiddels voldoende moed bleek te hebben opgevat om het grootste deel van het door mij bij de Zofingia Bern opgedane Franstalige liedgoed ten beste te geven ten aanhoren van de verbaasde, maar tevreden Franzozen alhier.
Bij het kopen van het treinkaartje voerden wij voor de inmiddels zoveelste maal het toneelstukje op dat we enkel in het bezit waren van een €200-biljet, bijgenaamd 'een bruggetje' omdat op dit biljet een brug is afgebeeld. Maar de lokettiste was vroeger erg mooi geweest en nog steeds onverbiddelijk, dus droeg Harm mij op om de stationschef te vragen, en met hem in een zo luid mogelijk Frans in dispuut te treden, daarbij niet vergetende duidelijk de metalen gebitsspalken aan de man te tonen. Maar deze was onverbiddelijk, dus betaalden wij gewoon met een €10-biljet, bijgenaamd 'een joet' omdat op dit biljet een joet is afgebeeld. Op het perron bood ik een wonderschone Française een vuurtje aan, omdat je in dit heerlijke land daar nog in alle rust mag roken, de trein arriveerde en wij verlieten La Ferté-Milon met de schone herinnering aan een onovertroffen kroegjool.
En zo belandden wij op de kaart die internationaal bekend staat als de Michelin 312 Local 1:150.000. Het station van Meaux, door Harm uitgesproken als 'Meu', waarin wij die avond en de rest van onze reis bleven volharden (Meneer, ik moet U zeggen, Meu is een buitengemeen fraaie stad. Meu? Waar ligt dat dan? Nou, daar zijn we nu toch!), bleek gelegen ver buiten de levendige binnenstad. We besloten een taxi te nemen. Na een kwartier voor het sation heen en weer gezonden te zijn door dan weer een blanke, dan weer een zwarte afstammeling uit het Neanderdal, stapten we in een willekeurige lijnbus die ons voor een luttel bedrag afzette in het door neon verlichte Meaux [Meu]. Waar wij al snel een gigantische oostblokflat aantroffen die als hotel van één der bekende ketens in gebruik was genomen. Rugzak af, oorwarmers op tafel en de kroeg in. Deze kroeg was een eet- en drinkgelegenheid slechts gefrequenteerd door Noordafrikanen. Vervaarlijk om zich heen kijkende mannen, en wufte, wereldse, van het leven genietende donkerogige meischjes. 'De ogen van een vrouw, moeten zijn zoals de voeten van een man: zwart en vochtig!' Wij ontdeden ons van onze fleecetruien om onze militaire decoraties beter te doen uitkomen, bestelden twee grote glazen bier "voor de twee legionairs" alsmede een bord spaghetti en een schnitzel, werden diplomatiek naar een tafel in de hoek gedirigeerd en ontvingen daar na enkele korte momenten twee schnitzels. Heeft U ooit een legionair horen zeggen: dat krijg ik niet weg, het is te taai, ik heb last van mijn gebit? Ik niet, dus zette ik mijn mes in de schnitzel, sneed deze in duizend stukjes, en zoog hem in enkele bewegingen naar binnen, geheel volgens de door mij sinds eind november aangewende methode. Na het eten dronken wij veel, zoveel dat noch Harm, noch ik de volgende morgen ook maar een spoor van memorie hadden van het verloop van de avond na het verstouwen van de schnitzels. Het was een fijne avond geweest en we werden wakker in ons eigen bed. |
Woensdag 31 december - Meaux-Parijs - 25 km
Na een zeer korte nachtrust, waarbij Drs. van der Schelden smeekte om nog een uur extra slaap, stonden we om 08.00 uur in de overvolle eetzaal van ons hotel. Het oog van drs. van der Schelden viel op een piano, en in de vroege ochtenduren zong hij uit volle borst alweer het Franse volkslied.
We besloten vandaag een kompas-doorsteek te maken, dus niet op de kaart kijken: alleen je kompas volgen in westelijke richting. We klommen over hekken, liepen dwars door tuinen, klommen over een afgesloten gemeentelijke brug; schrikdraad, garages, treinrails - niets hield ons tegen, ons kompas was gericht op het westen en de gewonde drs. van der Schelden rook de stal, want ik zag hem gedurende dit parcours militaire niet meer hinken.
Uiteindelijk kwamen we aan op een 4-baans weg en volgden we deze gedurende 1,5 uur, lopend in de berm over lege blikjes, plastic zakken en ander vuilnis. Toen de geur van uitlaatgassen ons te veel werd, besloten we de route te verleggen en te naar het treinstation van Disneyworld te lopen, om vervolgens per metro naar ons hotel te gaan.
Om 13.00 uur precies arriveerden wij in Hotel Brave. De doos met onze kleren was per post vanuit Saint Michiel gearriveerd. Na het bad, het scheren en de krant (en een schoonheidsslaap door drs. van der Schelden) hesen wij ons in onze kostuums om Parijs verder te verkennen. Drs. van der Schelden wilde nu eerst goed eten en we startten de avond met een soepje. Dat kostte per bord € 18,-, wat een katerig gevoel achterliet. Nadat we voor een biertje € 8,- moesten betalen besloten wij per metro een ander gebied op te zoeken om het tot 12 uur uit te zitten. Dat was snel gevonden en een gezellige avond en nacht volgden.
Drs. van der Schelden spreekt zijn talen vloeiend, is erudiet en belezen, en is een prachtig mens om mee te stappen. Eén ding snapte ik echter niet van hem: hoe verder de nacht vorderde, hoe meer hij het idee kreeg dat de Nederlandse taal een soort Esperanto is, een wereldomvattende taal welke, mits langzaam en duidelijk uitgesproken, door elke wereldburger moet worden begrepen.
Begreep zijn of haar gespreksgenoot deze taal niet, dan werden de woorden herhaald, echter het volume van zijn stem nam in die mate toe dat de gehele zaal mee kon genieten. Al snel werd dan ja of nee geschud en drs. van der Schelden keek mij dan triomfantelijk aan, zo van "Zie je wel? Iedereen verstaat mij!".
|
Dezelfde dag, maar dan door de ogen van mijn reisgenoot, de weledelgeleerde Van der Schelden:
De 31e december was aangebroken, laatste dag van het jaar 2003, maar tevens, en voor ons immens veel belangrijker, de laatste dag van onze monstertocht van St.-Michel naar Parijs. Nog aangeschoten gingen wij de ontbijtzaal binnen en na met moeite een croissant en het zachte deel van een plak stokbrood te hebben weggewerkt, nam ik plaats aan de piano in de pianobar van dit heerlijke hotel, waar de arbeiders al hadden plaatsgenomen voor hun ochtendbiertje. Zij vormden deze morgen mijn publiek dus gaf ik ze alles wat ik te bieden had. Vooral veel enthousiasme dus, en weinig techniek, een combinatie die door deze Meuenaren hooglijk gewaardeerd werd, gezien het luide applaus toen Harm mij noopte het hotel te verlaten.
Het kompas naar het westen volgend, dat ons rücksichtslos over buiten gebruik gestelde bruggen en overslagstations dwong te gaan, bereikten wij verbazingwekkend eenvoudig al snel de N3, een nieuw wegtype op deze laatste dag: een echte snelweg! Bij het oorlogsmonument op de hoek van de D27 besloten wij naar het dichtsbijzijnde station te lopen, waarna wij via Trilbardou onze weg vervolgden naar Vignely. Hier rustten wij voor de allerlaatste maal, kregen de slappe lach over 'de Opel Mantra onder de doodskisten' en liepen tevreden verder naar Esbly, eindpunt van de wandeltocht, waar de trein naar het station Parijs-Oost, waar we Oud-en-Nieuw zouden gaan vieren, al op ons wachtte. Het einde van een ontspannende wandelweek.
(En tevens het einde van de observaties van de doctorandus.) |
Donderdag 1 januari 2004 - Parijs
We stonden niet al te laat op om nog iets van de stad te zien. Na een uitgebreide lunch, bij een Grieks restaurant, bedankten wij de eigenaar, Dhr. Spyros, en zetten we onze ontdekkingsreis langs de Parijse horeca voort. Weer werd het erg laat.
Vrijdag 2 januari 2004 - Parijs-Saint Michiel per trein
Vandaag moesten we om elf uur uitchecken en onze hotelkamer verlaten. Drs. van der Schelden stond op met een concentratiekamp-gevoel, iets wat ik enigszins kon begrijpen. Vanaf Gare Du Nord de trein genomen naar Hirson. In de trein zat ik naast het lichaam van drs. van der Schelden, fysiek vermorzeld door commando-hand, mentaal vernietigd door 14 uur slaap in 3 dagen, financieel berooid door de Franse hoofdstad - er was weinig over van dit erudiet mens, het enige wat hij nog kon stamelen was: "Ik ben totaal naar de klote". Met deze passende zin gaf hij tegelijk de kern weer van het pelgrimschap: je kunt in het leven alles verliezen, je geld, je eigenwaarde, je zelfvertrouwen - maar drs. van der Schelden bleef voor mij dezelfde drs. van der Schelden als aan de start van de wandeling. Een vriendschap was gesmeed voor altijd.
In Hirson aangekomen was het nog 4 kilometer lopen naar Saint Michiel. Daar haalden we de auto op, en om 21.30 uur leverde ik drs. van der Schelden veilig af in Utrecht. Onze reis was beëindigd. |