Dodentocht
13-14 augustus 2004

door Ronald Fischer

Een Dodentocht lopen op vrijdag de 13e is natuurlijk de goden verzoeken, maar dat Thor ons op zo'n gruwelijke wijze bij ons scrotum (m/v) zou pakken had ik niet durven dromen. Volgens mijn neefje Jesse (14), die een week eerder langs de ontbijttafel slenterde, was 100 km een afstand voor mietjes en het enige niet emotioneel beladen antwoord wat ik eruit kreeg was een uitnodiging om mee te lopen, iets wat hij tot mijn verbazing accepteerde.

Op D-Day de 13e renden wij naar de trein en werden wij natuurkundig verrast door onze bidons. Deze hadden we naar een tip van een marathonloper gevuld met Coca Cola zonder prik (dachten we). Een doffe plof zorgde voor een plakkerige sensatie over mijn rug en langs mijn benen. Hijgend in de trein compenseerden wij de verloren drank met de net aangeschafte Spa Rood en na daarmee onvrijwillig gedouched te hebben (ook niet geschikt om mee te rennen) konden wij eindelijk iets drinken.

De Wandelsoc.-verzamelplaats op het Jaarbursplein verkeerde in een vakantie- en forenzen-gezelligheid. De Heilige St. Erik Kuijken en zijn karaktervolle Landrover, vergezeld van het gehuurde busje, stonden reeds volgeladen klaar voor vertrek, met mooie details zoals de Wandelsoc.-'statievlag' rechts voor op de bumper van de Landrover. Marco Neumann was van de partij, evenals voorzitter Michiel van Reenen, Raymond de Gisser, Henk van der Schelden, Lourens Dinger en Johan van Dijk. Albert van Geyningen zou later opstappen en Harm Swarts en zijn neef Anne-Jan Telgen waren al onderweg (altijd snel die kerels). Een andere nieuwe wandeleend in de bijt was Boyke Akkermans, die voor zijn vertrek naar Japan de Dodentocht wel eens mee wou maken. Er kwam nog iemand aangelopen, toen ik haar zag dacht ik (laat ik het netjes zeggen) "Wat een leuk meisje!". Het bleek Anita Willemsen te zijn, die ons eerder al op de Vierdaagse had verrast met haar charmante aanwezigheid.

Op weg naar België waren de Red Bull-drankjes te aantrekkelijk om te laten liggen, gelukkig had ik er nog 6 extra meegenomen en kon ik die verdelen tijdens het verwisselen van een lekke band door de verzorgingsploeg: Kuijken, van Reenen en Dinger. Door alle haast van de afgelopen weken was ik niet aan de kapper toegekomen en toen ik daar mijn beklag over deed was het Albert die mij wel een handje wou helpen, in afwachting van het offeren van een lokje aan de door Albert gevonden schaar had ik niet kunnen dromen dat er werkelijk een poging tot een kort gedekt kapsel zou worden ondernomen. Steeds weer zei hij: "Nog één stukje Ronald", en "Stel je niet aan!". Enfin, de trapgevel in mijn nek staat als een huis, voortaan mijn mond houden dus.

We reden België in, en door de wolken heen raakten de zonnestralen het busje. In één van de bochten scheen de zon door de ramen van de wagen en langzaam kroop de zonnestraal over de voeten van Anita omhoog langs haar egaal gebruinde benen en over haar wandelbroek die de contouren van haar sportieve en goed geproportioneerde musculus gluteus accentueerde en de perfecte bekken-heup-borst ratio streelde - even dacht ik dat het mijn handen waren, met een glimlach keek ik de andere kant op. Ik besloot haar nooit meer aan te kijken.

Aangekomen bij de inschrijvingstent kon ik de leeftijd vervalsen van mijn neefje, die 2 jaar te jong bleek te zijn voor dit evenement, maar dat mocht de pret niet drukken, zo kort na het glibberige invettingsritueel met vaseline en uierzalf. Als schapen naar de slachtbank - althans zo voelde ik me, 100 km is zeker een psychologische barrière waar je overheen moet. Met nog 9000 andere diehards passeerden we de 1ste controle en het lopen kon beginnen.

Slechts een schrede over de start en we moesten de meegebrachte hulpmiddelen al gebruiken om tot een meer kletterende symfonie te kunnen komen waar wij ons de gehele nacht onder konden gaan buigen. Met windvlagen meedwarrelende poncho's en paraplu's als dansend op deze muziek, een schouwspel van de heldere en fris stromende strelende basisvoorwaarde voor al het leven - wat het ook deed, het zou de Wandelsoc. niet van zijn doel houden, doch slechts laten soppen. Het koude lichaam van het leven bedekte de soppende massa die langs de buitenlandse oud- en nieuwbouwarchitectuur voerde, parfois rillend en glijdend op het van betonplaat naar bospad wisselende parcours.

Het is met recht een buitenlands parcours, zoniet morbide, wisselend van breedte op een schofterige manier, zodat er vreemde opstoppingen ontstonden, niet alleen voor versmallingen maar ook voor een klein plasje op de grond. Rijkman, Akkermans, en Jesse veranderden van tactiek: van het links en rechts uitwijken naar het enkeldiepe aardvarken spelen door er gewoon standaard doorheen te knallen (ons niets meer aantrekkend van de met blubber volgelopen schoenen).

Groot was de opluchting dan ook om na een dergelijk bospad weer betonplaat onder de voeten te krijgen en daar de ingesleten loopsporen te vinden van Harm en Anne-Jan Telgen, die tegen de snelheid van het geluid overal langs waren gevlogen. Ingehouden vreugde toonden we toen we plaats namen bij de 1ste verzorgingspost. Je laat natuurlijk niet zien hoe ongelofelijk blij je bent om even een bakje koffie te kunnen drinken en uit het monotone ritme te kunnen vallen van het voetje voor voetje waden met "iets te weinig sterren", door "iets te zachte Vlaamse bodem".

Het montere commentaar van de daar rustende Wandelsoc.-ers, die genietend de meegebrachte versnaperingen aan het verorberen waren, voelde als een steuntje in de rug voor de steeds wisselende mensen die op dit of de volgende rustpunten er meer of minder last van hadden. Leuk was het om daar de Duitse delegatie te verwelkomen met een bescheiden "Heil Hitler". Deze informatie kon door de Duitsers niet als logica binnen de niet aanwezige context geplaatst worden dus reageerde het lichaam wat terughoudend met gelach. Dit is een fysiologisch teken van een antipathie en daarmee waren ze door mijn APK-keuring heen. "Herren, wilkommen."

Zoals ik het me kan herinneren liepen er verschillende ploegen hun eigen biomechanische uitslagen van articula, tendo en muscules, al dan niet ondersteund door hun eigen of aangeleerde mentaliteit. Zoals gezegd waren Harm en Jan Telgen 'erg gemotiveerd'. Een verstandige keuze werd gemaakt door Marco Neumann, die de pijnklachten in zijn knie respecteerde en er tegen de 40km mee ophield.

Na 54km besloten mijn neefje Jesse (die sindsdien veel respect heeft voor het wandelen) en vriend Boyke Akkermans dat als je dan toch moet afhaken door ongetraindheid een Palm-bierbrouwerij dan wel de beste plek zou zijn, en aldus geschiedde. De wetenschap dat daar iets gedronken kon worden was ons allen niet ontgaan.

Als beginneling op deze mars klaagde ik luidkeels over de povere kwaliteit van het door ons betaalde eten, maar nog harder blatend veegde Henk van der Schelden mij de mantel uit met de opmerking dat ik dan in de goede rij had moeten gaan staan - (oeps) een mens kan zich vergissen nietwaar?

Wederom bij een Wandelsoc.-rustpunt dacht ik een karaktervolle, komische, bekritiserende opmerking te plaatsen richting Dinger, die zich, nonchalant achteroverleunend in de LandRover zich wel erg drukte als verzorging (alsof die jongens niet moe mochten worden) - na een flinke blaat van mijn kant kreeg ik er één terug met "Kun je ons nog steeds niet uit elkaar houden, sukkel?" Het bleek dus Raymond de Gisser te zijn(!).

Als mede-Hagenaar heeft hij nog af en toe van de gelegenheid gebruik gemaakt om mij aan dit voorval te herinneren (heel aardig).

Albert van Geyningen en Raymond de Gisser liepen in de regel voor ons, af en toe gespot bij het wildplassen. Albert verzocht Raymond een gepaste afstand te betrachten bij het urineren doch het verzoek om ergens halverwege de maïs te gaan staan weigerde Raymond categorisch (flikker op man!) daar die tot aan de horizon reikte.

Het hemelvocht leek zijn dans te beëindigen na 12 uur aanwezigheid op het bal, en de repetities 'poncho aan' en 'poncho uit' moesten tot in den treure worden opgevoerd, tot groot vermaak van Thor en kornuiten, die omlaag keken na een tevreden werkdag en bij vlagen een toegift gaven.

Het Vlaamse landschap lag er gelaafd bij. Voetje voor voetje, maïsveld na maïsveld kwamen wij dichter bij ons doel. Tijdens een poging om "iets minder zachte bodem" onder de voeten te krijgen verloor ik mijn balans, en kon ik een lachende korenwolf op ooghoogte aanschouwen, vergezeld van wat Vlaamse bodem, van vloeibare aard. Een kniesoor die daar zijn humeur door laat bederven. Koppen dicht en doorlopen.

Na een rustpauze waar wij met 'Whiskas' gelaafd werden, ging het vol goede moed naar de eindstreep - zij het dat ik graag met Rijkman over de finish wou komen, dus werd er nog even aan de Schelde gewacht, bij het restaurant Scheldehooft, waar de lieftallige Nathalie mij en Raymond verwelkomde en er een plaatselijk biertje werd verorberd. Na verloop van tijd kwamen Henk van der Schelden en Rijkman aan tafel, en de broodnodige rust, in combinatie met het complimenteus converseren met deze lieftallige dame, ontnam ons alle aardse pijn.

Samen met onze Duitse broeders liepen we zingend en vol goede moed langs de ons aanmoedigende Belgen, die het gezellige schouwspel van zingende en dichtende wandelaars met vaandel wisten te waarderen.

Als herboren kwamen we aan bij de ronde tafel, daar zat het leeuwendeel van de wandelbroeders te wachten op de laatste binnenkomers, een everzwijn had niet misstaan in deze Gallische scenery. Besloten was alleen nog niet wie dit keer de bard zou spelen...

Van de 9000-en-nog-wat deelnemers zijn er ongeveer 4400 aangekomen; dat is minder dan de helft, van de Wandelsoc.-leden zijn er 8 van de 9 aangekomen. Ver boven het gemiddelde dus. Met dank aan de verzorging.

Einde rapport nr.3 AIVD lid 17 R. Fischer



Back