Vierdaagse van de IJzer
Door Max & Henk van der Schelden De situering van de Vierdaagse van de IJzer binnen het wandelseizoen staat garant voor een rustgevende vakantie: bijna een jaar vóór Nijmegen, dus als training daarvoor van generlei waarde, en vlak na Bornem, dus voor de meeste leden van de Wandelsoc. een fysiek te zware opgave. Dag 0 Dus vertrokken wij, de twee laagstgenummerde leden van onze Sociëteit, op dinsdag 17 augustus richting Poperinge, Zuidwest-Vlaanderen. En hoewel Poperinge bijna tweemaal zo ver is als Bornem, werd onze reis ernaartoe afgelegd in slechts een derde van de tijd die we nodig hadden om in Bornem te geraken. Het leven zit vol wonderschone verrassingen, als je tenminste Max of Henk heet. Als je Chiel heet, of iets vergelijkbaars, maak je meestal heel andere dingen mee. In Poperinge bezochten wij eerst de plaatselijke Opeldealer om onze achterdeur te laten uitspuiten, informeerden wij naar de kosten van deze dienstverlening, vernamen dat het gratis en voor niets was, bedankten de behulpzame automonteur en kregen als afscheidsgroet van diens vader een feestelijk opgestoken middelvinger. De gele kentekenplaat is befaamd in geheel Europa! Bij aankomst in de compound bleken onze verwachtingen geheel in overeenstemming met de werkelijkheid: ondanks druk e-mailverkeer, electronische reserveringen, telefooncontact en betaling middels een systeem waar Van der Schelden, een eenvoudig academicus, net iets te laaggeschoold voor was om het te doorgronden, waren wij niet ingeschreven. Ons werd echter, nadat ik de indrukwekkende stapel correspondentie had getoond aan de leider van de compound, de kapitein-commandant F. Coutigny, verzocht één uur te wachten en zeker niet te wanhopen. Zelfs mochten wij reeds twee bedden in gereedheid brengen. Max hief hierop de bekende mantra "wat een teringzooi, wat een kutorganisatie" aan waarop Henk hem eraan herinnerde op vakantie te zijn, eventueel zwart mee te lopen en hem wees op het feit dat je bij Van Wielik alles kopen kunt, ook irreglementair-uitgelopen-wandelbatons. We gingen dus maar een biertje drinken, en praten over vroeger. Een uur later meldden wij ons bij de commandant Coutigny, die ons vertelde dat hij nog voor ons aan de gang was. Maar met een vertrouwelijke stem citeerde Henk zachtjes enkele korte zinnen uit de correspondentie met de organisatie. Hierbij viel het oog van de commandant op de naam van Van der Schelden, waarop hij blij sprak: "Maar gij zijt Van der Schelden. Wel, dan is het goed. Van der Schelden en Max, dat is goed, hè! Ge zult U morgen aan de burelen moeten vervoegen, maar 't is goed, hè.". Wij namen de parafernalia die rechtmatige deelnamen moeten aantonen in ontvangst en gehuld in rode muts en gele halsband zetten wij ons aan tafel om bier te drinken en over vroeger te praten. Pieter Spaan, bijna geheel ontkleed, zette zich aan onze tafel en sprak gedurende lange tijd met Max over de Camino van St.-Jacob alsmede over de rijke vriendschapscultuur binnen de Academische Wandelsociëteit. Hierbij zorgde hij ervoor na het ledigen van een half glas bier, steevast drie verse glazen te bestellen, wat bij Max de leugenachtige frase ontlokte dat hij zo graag eens het interieur van die prachtige kerk op de markt zou willen gaan bekijken. Want Pieter's drinktempo lag voor Max, hoewel ook hij vakantie aan het vieren was, net een tandje te hoog. In de kerk aangekomen hoorde Max Henk's biecht en ontsloeg hem met een galmend "ego te absolvo" van al zijn grote en kleinere zonden. Naast de biechtstoel bevond zich, een sympathiek detail, een standbeeld van een oude heer die precies zo gekleed was als Schelden op de bruiloft van Barend en Annelies. Dit was een duidelijk teken Gods dat alles vergeven en vergeten was, een prettig gevoel aan het begin van een ruzieloze wandelweek. Op het terras van café Oud-Vlaenderen, gedurende de gehele week onze tweede huiskamer, stelde ik Max voor aan de heer Gerd Stein uit Recklinghausen, onze vaste intructeur bij het behalen van het Deutsche Sportabzeichen. Toen belde ons de heer Ronald Fischer, door ons ook wel genoemd Fischer Prize, die meldde dat tussen hem en Albert, die kort tevoren nog gedreigd had Prize uit een rijdende auto te werpen, alles weer goed was en dat mijn aftreden als secretaris niet aanvaard was door de integrale ledenlijst. Met een tevreden gevoel over zoveel goeds, begaven wij ons weer naar de compound, waar wij niet in de rij gingen staan voor de maaltijd, maar onze tijd rustig afwachtten, aan tafel met een lekker glas wijvenbier van Hoegaerden, tezamen met onze ATC-broeders Steve Atkinson & Tim, en de Lekkerkerkse schilder Jan van der Plas, in Poperinge ook wel John genoemd vanwege het internationale karakter van dit wandelevenement. Aan de enkele ATC-leden die net als Henk zowel Bornem als de IJzer zouden lopen, vertelden wij dat men op die manier toe zou treden tot de geharde wandelelite van de Lage Landen aan de Zee. Tevreden over de ontmoetingen met zoveel oude en nieuwe vrienden, namen wij zonder eetkaart plaats in de rij. Dit was geen probleem: qua eten zouden wij deze avond behandeld worden als de persoonlijke invités van de kapitein-commandant F. Coutigny, leider van de Poperingse compound. En zo gebruikten wij met smaak een heerlijk maal van spercieboontjes, een platte gehaktbal en enkele kookaardappelen, waarna wij ons begaven naar het terras van Oud-Vlaenderen voor een kop sterke koffie en een glas plaatselijke hopjenever die beter smaakte dan de gemiddelde calvados van de Gall & Gall. Na deze versnapering belden wij kort met Marjan Aldenzee, die wij hadden uitgenodigd één of meer dagen met ons mee te lopen, om haar op wrede wijze voor te houden hoeveel goeds zij wel was misgelopen door zich niet bij ons te voegen. Maar Marjanneke, een bourgondische Brabantse, maar begiftigd met een calvinistische nuchterheid die men doorgaans slechts aantreft ver ten noorden van de grote riolen, was niet onder de indruk en berispte ons streng voor Jochem's onverkwikkelijke nachtelijke telefonades en voor de na mijn vertrek uit Nederland losgebarsten correspondentie naar aanleiding van mijn abdicatie. Enigszins van slag over zoveel strenge woorden begaven wij ons naar de compound om bier te drinken met de mannen van de Herts-&-Bucks-wing en te praten over de goede, oude tijd. Wij voorzagen de jonge Britten van voldoende Ladies' Beer en citeerden voor hen het bekende gedicht 'This Be The Verse' van professor Philip Larkin en de legendarische zomerplaat 'Dragostea din tei'. En toen was het plotseling bedtijd, het einde van dag nul. Dag 1 Na de eerste marsdag, van Oostduinkerke naar Oostduinkerke (boucle), namen wij een lekkere frisse douche en zetten ons aan tafel voor een kindermenuutje van kip, appelmoes en aardappelen. Schelden werd, staande in de eetrij, door een Roemeen in diens moerstaal vlot aangesproken, omdat deze door een eerder die dag bezweren opzeggen van 'Dragostea' in de veronderstelling verkeerde dat hij deze uitheemse taal vloeiend beheerste. Aan tafel vertelde Max dat hij middels een suikerklontje een hypootje had geëlimineerd en dat men hem die middag bewonderend duimen had toegestoken, omdat hij met zijn foutief uitgereikte 32-km-wandelkaart al om drie uur 's middags terug was geweest op de compound, terwijl Henk wist te melden dat de laatste vijf km van deze eerste marsdag zwaarder waren geweest dan de laatste tien km van de Dodentocht. Na het eten zetten wij ons neer op het terras van Oud-Vlaenderen, waar we een gesprek hadden over vroeger, en hoe leuk het toen was. Later weer terug op de compound genoten wij tezamen met Gerd Stein van een voorstelling door een plaatselijke herenband, die zo slaapverwekkend was dat Max bijna omviel en naar bed ging, terwijl Henk zich nog kort vermaakte met de mannen van het ATC, die een schootcomputer bij zich hadden waarin zich enkele foto's van Harm Swarts bevonden. Nadat de verstandigen hun rustplaats hadden opgezocht maakte Henk kort kennis met de blonde Annelies. Deze levenslustige, jonge Vlaamse vrouw vertelde dat ze gauw in Groningen zou gaan studeren, waarop Schelden haar aanried zeker lid te worden van de vereniging Vindicat atque Polit. Schelden en de blonde, wilde studente spraken af de volgende avond verder te spreken over dit thema, waarop zij hem een veelbelovende natte zoen in de hals gaf en Henk de zaal verliet om nog enkele uren te kunnen slapen. Annelies liet zich echter niet meer zien deze week, een teleurstellend gegeven, maar inmiddels hebben we de personalia van de kleine blonde leugenaarster kunnen achterhalen: in een gesprek aan het einde van de vierde dag met een dame die haar moeder bleek te zijn werd duidelijk dat wij te maken hadden gehad met Annelies Coutigny, dochter van onze eigen compoundleider. Wij gaan haar binnenkort eens opzoeken in onze noordelijkste academiestad. Dag 2 Na een soepele marsdag, van Poperinge naar Poperinge (boucle), togen wij in het officiële uitgaanstenue der Academische Wandelsociëteit naar de Grote Markt van Poperinge voor de herdenking der gevallenen. Dus dachten wij kort aan Jochem Prakke, die op ditzelfde plein in het jaar 1996 zo lelijk ten val was gekomen. Na de kranslegging en het zingen van de Last Post dronken wij bij Oud-Vlaenderen enkele glazen rode port om de eetlust op te wekken voor de later te serveren beenham, gepofte aaardappelen en tomatensla. Na het eten verlieten wij de compound om nog wat na te zitten en over vroeger te praten bij Oud-Vlaenderen. En om, zoals inmiddels gebruikelijk, even te bellen met Marjanneke Aldenzee, voor wie wij inmiddels een illegaal bedje hadden klaargemaakt, pal tussen ons in omdat wij natuurlijk hoopten dat zij alsnog zou verschijnen om een dagje met ons mee te lopen. Ook spraken wij kort over de broedertwist tussen de graven Van Udekem van Acoz, respectievelijk burgemeester van Poperinge en schoon- en grootvader van twee Belgische troonopvolgers, een sappig verhaal waarvan wij U thans de details willen besparen, omdat men de heren op het netvlies moet hebben om er de ware lol van te kunnen inzien. Na bestudering van de bierkaart bestelden wij een heerlijk glas Bush om te drinken op George, later dit jaar winnaar van de Amerikaanse presidentsverkiezingen, en op Hillary, zijn opvolgster in 2008. Na de ober verteld te hebben zowel een groot fan te zijn van de persoon als van het bier Bush, verliet deze bedenkelijk hoofdschuddend het terras. Al snel voegde Gerd uit Recklinghausen zich bij ons. Hij vertelde ons zeer vele en zeer droevige verhalen over zijn puberende dochtertje. Kernwoorden: stappen, slapen, chocolade eten en sigaretten roken. Samen met de mannen van het ATC, die ook nog even opdoken, gingen wij nog wat bier drinken op de compound. Steve overhandigde aan Max een cocarde van de RAF, die Max trots op zijn pet speldde terwijl hij vertelde maar wat trots ze zijn op zijn erelidmaatschap van 's werelds oudste Air Force. En toen was het plotseling bedtijd, het einde van dag twee. Dag 3 Na een regenachtige marsdag, van Diksmuide naar Diksmuide (boucle), legden wij ons kort te ruste, waarbij Max vloekend ontdekte dat zijn hele bed met kleverige colavlekken was besmeurd, omdat Schelden de nare gewoonte had opgevat 's ochtends in bed als ontbijt een flesje cola te nuttigen, dat steeds de avond vooraf werd aangeschaft bij De Nachtwinkel, op weg van Oud-Vlaenderen naar de compound. Nadat we de boel hadden uitgepraat en Max zich van de vreemde smetten had gereinigd, namen wij plaats aan tafel voor een maaltijd die vandaag bestond uit drie Thüringers, enkele doperwtjes, worteltjes en aardappelpuree, tezamen met onze DSA-instructeur Gerd, die het heerlijk vond weer eens met twee kerels te kunnen dineren, in plaats van met de gebruikelijke twee dames uit Recklinghausen. Voordat wij ons naar Oud-Vlaenderen begaven, belden wij eerst Marjanneke, die geen gehoor gaf en ons ook niet terugbellen kon, omdat Max inmiddels al zijn tegoeden had verbeld en de gsm van Schelden geen stroom kon opnemen omdat iemand diens koffer, met daarin de accu-oplader, op straat had laten vallen waarbij laatstgenoemd voorwerp het leven had moeten laten. Op het terras dronken wij wederom enkele glazen Bush, waarbij wij Gerd op het etiket wezen en hem vertelden dat 12% van de opbrengst van de bierverkoop gestort zou worden in de herverkiezingskas. Gerd zag ervanaf eveneens een glas Bush te bestellen en nam zelf een milkshake. Na nog even getuige te zijn geweest van het vrijgezellenfeest van een jonge Poperingse, waarbij Schelden tezamen met haar heerlijke vriendinnen, een groot gezelschap Vlaamse studentes, in wisselzang het bekende lied 'Gaudeamus Igitur' had gezongen, verlieten wij het terras om weer naar de compound te gaan, waar wij nog geruime tijd bier dronken met de leider van onze compound, de heer Coutigny, tevens vader van de levenslustige Annelies. En toen was het plotseling bedtijd, het einde van dag drie. Dag 4 Na de laatste marsdag, van Ieper naar Ieper (boucle), namen wij afscheid van de kapitein-commandant Jan van Eyck en gingen de zuurverdiende medaille maar eens ophalen, om behangen deel te kunnen nemen aan de feestelijke parade. Totdat we de president van de Wandelsoc. als zodanig uitgedost op het terras zagen zitten. Enigszins van ons stuk gebracht door zoveel positieve attentie, besloten wij Chiel's aanwezigheid als ultieme parade te beschouwen, zodat wij nooit meer op de grote markt van Ieper zijn geweest. Na enkele glazen te hebben genuttigd, werden wij tezamen met Gerd Stein en Pieter Spaan achter in Chiel's Greenwheels-autootje geperst en reden wij terug naar de compound. Hier hulden wij ons in Soc.-tenue en dronken wat, gezeten tussen de kerels van het ATC. Velen informeerden naar de aard van ons gezelschap, omdat Max met luide, Engelse stem, oude verhalen opdiste over zijn tijd bij het Korps Mariniers, waardoor men om ons heen de indruk kreeg dat ook Michiel en Henk op de Bullwark hadden gediend. Schelden shockeerde nog een jonge Engelse kadet, door uit te leggen dat de Aziaten toch echt boven de blanken staan, waarna wij ons aan tafel zetten bij het Chinese restaurant dat wij al op de nulde dag hadden geselecteerd als afscheidsdinerlocatie. Steve Atkinson had zich even vrij kunnen maken van de schare jonge honden, en genoot van de hem aangeraden babi pangang. Zelfs het glas bier dat Schelden enthousiast in zijn kruis stootte, kon weinig afdoen aan 's mans tevredenheid over deze heerlijke week. En zo spraken wij, terwijl wij ons oog lieten rusten op een heerlijke, in uitbundig bloemmotief gehulde, zeer fraai vormgegeven Chinese jongevrouw, lange tijd ernstig over de Dodentocht, allengs steeds meer bedwelmd door het bier-op-de-goede-afloop. Na enkele malen heen en weer gestiefeld te hebben tussen de compound, waar wij bier dronken, en Oud-Vlaenderen, waar wij Poperingse hopjenever dronken, was de vierde marsdag nu toch echt voorbij. Dag 5 Na Schelden ontdekt te hebben in de slaapzaal van de compound, reed Max de auto voor en verlieten wij nog voor tienen de compound. Omdat Oud-Vlaenderen tegen die tijd nog gesloten was, reden wij direct door naar Nederland, waar wij van elkaar met een ferme handdruk afscheid namen en besloten met tevredenheid terug te kunnen kijken op onze tweede gezamenlijke Vierdaagse van de IJzer. Maar nu eerst de Airborne-mars, en dan vanaf Cuijk snel door naar Aken. |