De Camino
2 t/m 13 januari 2005
door Henk van der Schelden
Sommige dingen moet je niet willen beschrijven, die moet je meemaken. Maar op speciaal verzoek hieronder toch een kort reisverslag van mijn mini-Camino, samen met Harm Swarts.
De heenreis
Op 2 januari vertrekken we uit Utrecht en rijden in alle rust, maar wel in een stevig tempo, in één ruk door naar San Sebastian, in Spaans Baskenland. Een leuke stad, met enorm veel kroegen. De volgende dag rijden we verder naar León, waar we weer een dag later willen starten. Hier schrijven we ons in in de pelgrimsherberg. We parkeren de auto in de nabijheid van het politiebureau (waar we door de opgevroren sneeuw een schuiver maken, maar er is niets aan de hand) en gaan de stad in om een borrel te drinken op het begin van onze Camino de Santiago.
Als we de volgende dag onze overtollige bagage in de auto willen leggen, ontdekt Harm dat er iets mis is met het koelvloeistofreservoir. Dat is lek en moet gerepareerd zijn voor we over ruim een week weer naar Nederland zullen afreizen. Ik ga nog een paar uur op bed liggen, Harm gaat op zoek naar een Audi-garage die het euvel tijdens onze wandeltocht kan repareren.
Als Harm 's middags weer terug is, besluiten we de volgende dag pas te vertrekken. Omdat we een dag verloren hebben, opper ik niet in León te starten, maar eerst een kilometer of dertig te skippen, om niet in tijdnood te komen. De volgende dag forceert Harm toch een vertrek van León. We zullen wel zien hoe alles zal lopen...
Dag 1, woensdag 5 januari 2005: León-Hospital de Orbigo
Toch maar in León gestart dus, met behulp van onze eigen dagkaarten, de verschillende gele pijlen overal langs de weg op wegen en gebouwen, bordjes met schelpen, stenen zuiltjes en grote verkeersborden speciaal voor de pelgrims. We passeren Virgen del Camino, een fameus beeld van de Heilige Maagd Maria. In Villadangos treffen we een Oostenrijker die al vanaf september vanaf Wenen onderweg is naar Santiago in een ijskoude herberg. Wij lopen door naar Hospital. In de stadsherberg ontmoeten we Philippe Do, met wie we die avond dineren. Een Italiaans stelletje zegt: "Wij kennen jullie, jullie zijn de enige pelgrims die met een verhuisdoos lopen". Ze hebben ons die ochtend kennelijk bezig gezien in León. Nadat we de kaarten bekeken hebben besluiten we twee etappes te skippen en een stukje te treinen. Na het eten komen we de drie ultralinkse Spanjaarden met illegale hond tegen die we in León op de markt hadden gezien. 's Avonds zitten we samen met ze bij de kachel. Hebben ze soms geblowd? Ze hebben in ieder geval hele grote, blije kinderogen. Samen met Philippe slapen we op een kamertje met een straalkacheltje. De volgende morgen verlaten wij als eersten de herberg, om op tijd op het station van Astorga te kunnen zijn.
Dag 2, donderdag 6 januari 2005: Hospital de Orbigo-(Astorga-Ponferrada)-Cacabelos
Eerst naar Astorga gelopen, waar het op kerkdaken en schoorstenen stikt van de ooievaars. Daarna vier uur wachten op de trein. Vlak voor vertrek treffen we op perron een Nederlands sprekende Spanjaard: hij heeft zijn beste jaren gegeven aan de Hoogovens, onze nationale trots aan het Noordzeekanaal. Na de reis lopen we in zeer hoog tempo vanaf Ponferrada naar Cacabelos. Vlak voor Cacabelos lopen we over een duister pad om een berg heen in zeer dichte mist. Boomtoppen steken er als eilandjes boven de laaghangende mist uit. Eerst naar de pub. Daarna schrijven we ons in in een pension. We dineren in een restaurant waar ze een huiswijn schenken met een morendoder op de fles. It's good te be home!
Dag 3, vrijdag 7 januari 2005: Cacabelos-Cebreiro
In rap tempo lopen we naar Villafranca. Ik blijf hier voor het eerst alleen achter in een bejaardenoord, samen met een groot stuk worst dat ik heb gekocht. Vanaf Herrerias zal het flink gaan stijgen, wat ik weet omdat dat in mijn Caminoboek staat. Harm weet dat niet, wat hem af en toe naar verrast. In La Faba wacht Harm op me, in een zeer alternatief lokaal, maar ik lig te ver achter op hem. In Cebreiro blijkt Harm, tot mijn ergernis, zijn intrek te hebben genomen in het eerste door hem waargenomen hotel, en niet in de refugio. Dan maar meteen een warm bad, want we betalen ervoor en ik ben best afgepeigerd na al dat klimmen. Onder het hotel bevindt zich een winkeltje met allerlei pelgrimsparafernalia en een klein kroegje. Eten doen we wel in de refugio. "Waarom zijn we in Godsnaam in een hotel gegaan?", vragen we ons daar af, want het eten is fabelhaft. In de bar van de refugio ontmoeten we een Engelse dame, die superpelgrim blijkt te zijn: Rome, Jeruzalem, Santiago. De oude verrimpelde vrouw die af en toe voorbijstiefelt blijkt de zuster van Don Elias Valina te zijn, de man van de gele pijlen. We praten nog wat met onze Engelse en ik beloof haar de betreffende stukken over Don Elias uit het boek van Vuijsje voor haar te vertalen. Nog een borrel en dan naar bed.
Dag 4, zaterdag 8 januari 2005: Cebreiro-Sarria
Vanaf Cebreiro staan er gemarkeerde kilometerpaaltjes om de halve km. Het eerste stuk lopen we samen, lopen op gletsjers, zeer speciaal maar volgens ons nogal gevaarlijk. We gaan dus maar op de grote weg lopen. Na korte rust alleen in buitenlucht, zit Harm even verderop in een heel klein herbergje. Samen lopen we door naar Biduedo waar ik eerst soep gaat eten. We besluiten die dag tot Sarria door te lopen waarna Harm alleen verder gaat. Hierna komt er een zeer gevaarlijk terrein: gletsjerachtig, maar bovendien lopen we alleen. Ik ben bang om van de weg af te glijden en van de berg af te storten, of om een been te breken. Als Harm een poot zou breken, dan kom ik vanzelf langs denk ik, maar wat als ik zelf een zwieper maak? Gelukkig gebeurt er niets onzaligs en bereiken we beiden het einde van dit ijstijdachtige terrein. Wat een mooie dorpjes zo vlak voor Triacastela! De omweg via Samos is onleesbaar gemaakt op de markeringen. Door de monniken, die aan hun rust gehecht zijn, of door minimalistische onverlaten? Toch volgt ook hier weer een relatief zwaar stuk: wel een beklimming, maar geen dorpjes. Het als rust beoogde Montan bevat geen rustplek. Ik pak uiteindelijk nog twee rusten: een kroegje in een klein omwegje met een stel kinderen en een duister lokaal waar ik Harm bel om te vragen waar hij zich bevindt. Het laatste stuk loop ik in het donker. Een bewoner van Sarria begeleidt me naar het hostel Londres, waar het gezellig vreten en zuipen is bij de heilige Marta, onze persoonlijke wijnvrouw.
Dag 5, zondag 9 januari 2005: Sarria-Hospital de la Cruz
We lopen de hele dag samen. In Leiman houden we kort een rust bij een zeer mooie maar, volgens Harm, zeer oppervlakkige vrouw. In Morgade, vlak voorbij de paal die de laatste 100 km aangeeft bevindt zich een ultralinks kapelletje, waar we kort rusten en fantaseren over een bestemming van deze kapel, die meer in de geest van de Wandelsoc. is. Harm's schilderbedrijf passeert de revue en ook Chiel-de-dodentochtverzorger. We gaan daarne eerst maar eens verder naar Portomarin. Vlak voor Portomarin besluit ik het feit te accepteren dat ik al x dagen geen Hollandse krant heb gezien... Dit is voor mij één van de weinige echte pelgrimservaringen tijdens deze tocht. Wie weet hoeveel kranten en teletekst ik dagelijks tot me neem, begrijpt wat ik hiermee bedoel. Via een nogal enge brug, die me aan mijn parachutesprongen doet denken, lopen we Portomarin binnen. Ik probeer niet naar beneden te kijken, want dat maakt me misselijk. Raar, want ik heb nooit last van hoogtevrees gehad, ook niet bovenop het Interpay-gebouw. Ik bestel een lekker bord Kuttelnsoep en maak een geintje met een plaatselijke peuter: heet je Angela? Dan kun je volar! Een voormalig Baselse Spanjaard lacht ons reeds toe, en als we later de stad uitlopen zien we deze man weer. Hij zwaait ons uit. Snel nog even pinnen, daarna langs de kant van de weg staan met de pet in de hand voor een begrafenisstoet, en we beëindigen onze langste rust tot nu toe. Maar we hadden het even nodig! We besluiten naar Gonzar te lopen. De herberg daar is open, maar iets te eten is er in dat dorpje niet: er bevinden zich alleen koeien. Pas het tweede dorp na Gonzar heeft een open herberg, die ons was aangewezen door een herderin met een lief gezicht en een baldadige hond. We nemen onze intrek in de ijskoude herberg. Omdat het water te koud is, douchen we niet, maar wassen alleen onze reet. Om bij te komen gaan we eerst even in bed liggen, maar na anderhalf uur verschijnt de herbergvader die ik vanuit bed de locatie van de stempelkaarten wijs. We verlaten ons bed en iets verderop in de straat gaan we lekker en veel eten bij Ana Maria, die eigenlijk kapster is, en heel lief. Thema van de avond: veel wijn en Spaanse cognac.
Dag 6, maandag 10 januari 2005: Hospital de la Cruz-Melide
's Ochtends moeten we eerst een zeer eng kruispunt over, zo schijnt, maar we kunnen er Goddank veilig omheen lopen. Het is donker. In Palas de Rei nemen we een lange rust-met-internet. Ik lees het verslag van Max. Wij blijken langere stukken per dag te lopen dan onze vriend in mei 2000. Samen gaan we verder naar Ferreiros, een middeleeuws dorpje op 1 km van Melide, waar we meer dan een uur in een heel klein kroegje blijven zitten tussen de kaartspelende lokale en bejaarde bevolking. Licht aangeschoten lopen we door naar Melide, een klein maar zeer sfeervol stadje. We checken in bij de refugio, waar een oude Catalaan al in bed ligt. Hij zegt dat hij mijn universele Italiaans beter kan verstaan dan het Gallicische dialect. Waanzin! Hierna samen de stad in. Trendy kroeg, pizzaatje en weer de trendy kroeg in. Ik email hier enkele Wandelsoc.-foto's van Harm en mijzelf naar Philippe. Harm gaat naar bed, zelf neem ik nog een laatste borreltje, zodat ik Julio ontmoet, die ook pelgrim blijkt te zijn. Een aardige vent.
Dag 7, dinsdag 11 januari 2005: Melide-Arca
In een moordend tempo gaan we van start. In Arzua nemen we een fantastische lunch, die je kunt aanwijzen op plaatjes. Ik kies voor een soort uitsmijter, terwijl ik op TV naar een show met Ana Rosa Quintana kijk, prettig wijf om naar te kijken, zeker nu Harm en ikzelf er steeds meer als zwervers beginnen uit te zien... Hierna volgt een stuk met zeer vele dorpjes met gelegenheden voor pelgrims, die in de zomer vast en zeker open, maar die nu dicht zijn. Ik ga dus rusten aan de kant van de weg waar een eenzame colamachine staat, en waar om de hoek ook Harm en Julio blijken te zitten. Ieder gaat apart verder, naar Arca, waar Harm als eerste aankomt, maar zonder zijn pelgrimspas geweigerd wordt maar toch binnen komt omdat hij vraagt of hij even mag naar de wc mag. Daarna gaat Harm natuurlijk gewoon lekker op bed liggen. Bij aankomst in Arca koop ik een fles cider, omdat daar net zo'n kurk in zit als in een fles champagne. Na intrek volgt dan een fantastische maaltijd met Julio samen bij de heerlijke Maria. Als we na de maaltijd doedelzakken horen, gaan we eerst even naar de muziekgroep kijken en daarna de kroeg in. Bij de allereerste borrel verschijnt de herbergvader die ons meeneemt naar de refugio. Stiekem koop ik snel een fles wijn, die ik later met Julio opdrink in de herbergzaal.
Dag 8, woensdag 12 januari 2005: Arca-Santiago de Compostela
De laatste dag. We lopen samen tot het vliegveld, en het kruispunt met het wegrestaurant, waar we rusten. Daarna gaan we apart verder. Ik loop bewust zeer langzaam en pak iedere rust om me op de voorspelde teleurstelling voor te bereiden. Op 12 km zie ik voor het laatst een km-paaltje. Ik loop door het Mormonencomplex. In Santiago zelf bevinden zich voor het eerst op de route geen gele pijlen; een schone taak voor de Wandelsoc.. Erg onduidelijk allemaal, ik loop een heel stuk verkeerd, maar kom toch plotseling aan bij de kathedraal. Als ik buiten sta, kijk ik nog even in een etalage met pelgrimszooi, als ik plotseling Max zie zitten. Mocht Max ooit komen te overlijden, wat God verhoede, dan zal ik mij dit moment in herinnering roepen. Ere wie ere toekomt. Max zegt dat Harm een uur binnen is en Julio nog veel eerder. Na het getuigschrift c.q. de aflaat opgehaald te hebben, vieren we het einde van onze tocht op geheel eigen wijze in de stad van Sint Jacobus, een wijze die zich niet laat beschrijven in gewone-mensentaal, dus U gaat zelf maar een keertje op pad!
De terugreis
Al heel vroeg staan we de volgende dag op om terug te gaan naar León, waar onze auto staat. Ik besluit zo spoedig mogelijk weer terug te zijn in Santiago. Als Nijmegen de Moeder Aller Tochten is, dan is de Camino toch zeker de Vader, zoveel is wel zeker. Zelfs na slechts een mini-Camino vanaf León, of eigenlijk Ponferrada. De Camino is fantastisch! |