Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

11 juni 2001

34ste Marche de l'Armée, Diekirch

Ka-nonne, wat een mars. De tweede officiële wandelmars van het seizoen 2001, de 34ste Marche de l'Armée in Diekirch, Luxemburg, bleek voor Schelden en mijzelf vooral een feest der herkenning te zijn, omdat we er heel veel bekenden tegen het lijf liepen. We hadden besloten dat wij in ieder geval naar Diekirch zouden gaan (Henk had hem vijf jaar geleden voor het laatst gelopen), toen we op de Dodentocht hoorden dat er bij die mars doden vielen, zo nu en dan. Want ja, wij houden nu eenmaal van zotheid hè. Dat die doden gevallen waren bleek waar, en het bleek te gaan om jongere mensen, die omvielen door een teveel aan alcohol (men brouwt te Diekirch een verleidelijk lekker lokaal bier, dat het overigens naar mijn mening niettemin aflegt tegen het eveneens Luxemburgse Simon) bij een te hoge inspanningsgraad in brandende zon. Bij die combinatie konden we ons dat goed voorstellen, bleek tijdens de twee dagen wandelen.

Prettige bijkomstigheid was dat we niet alleen waren. Aan de ene kant was de opkomst van Wandelsoc.-leden schamel, omdat deze mars tot Jaarmars was uitgeroepen bij de vorige lintjesregen (zie ook 'Wat mot dat, Wandelsoc.?'), aan de andere kant werden wij vergezeld door Jochem Prakke en zijn vriendin Lydia Smith, hetgeen heel veel goedmaakte. Omdat we het onszelf niet moeilijker wilden maken dan nodig was, zo aan het begin van het seizoen, reisden wij met Bavelaar Enterprises.

Huib Bavelaar is een onderwijzer uit Schoonhoven, en wandelfreak. Hij organiseert, al jaren, busreizen naar marsen als Diekirch. Dat doet-ie op zich goed, en het is bovendien een heksenklus waarmee hij veel mensen een groot plezier doet, maar wat ons betreft was het niet voor herhaling vatbaar. Niet dat we geen pret hadden hoor. Die begon al op station Utrecht, waar ik op mijn immers nog in te lopen, ten bate van de aankomende MESA aangeschafte zwarte kisten onder een volledig zwarte vrijetijds-outfit verscheen. Ik zag er dus uit als een ontsnapte neonazi, en dus keek men rond mij èrg vreemd op toen ik keurig de deur openhield voor een volledige Marokkaanse familie die het Jaarbeursplein opwilde met kinderwagen-en-al. Hihi. Ik stem PvdA, voor degenen die dat nog niet wisten (en gefeliciteerd met de verkiezingsoverwinning, Tony).

Eenmaal in de bus van Streef Reizen gezeten (we reden met twee van die dingen naar het zuiden en gelukkig zat ik vanaf Den Bosch, waar we stopten om nog meer mensen mee te nemen, naast een uiterst rustige en vriendelijke kerel, Theo Driessen) kreeg de zotheid vaster greep op het geheel. Schelden werd door chauffeur Stef bijna direct gewaarschuwd dat-ie uit kon stappen als-ie nog 1x aan dat hamertje-voor-noodgevallen zou komen, waarop 'buscommandant' Flip Koster door de microfoon mompelde dat "dat de dominee wel weer" zou zijn. Schelden had uiteraard zojuist geprobeerd Jochem met dat hamertje de hersens in te slaan. Flip, een vriendelijke tuinkabouter met veel wandel-ervaring, leidde ons langs meer van dit soort jolijt, en via een tussenstop in een AC-wegrestaurant in het Belgische, richting Diekirch.

Nou was Flip Koster nog tot daaraantoe. Want die man deed alleen maar zijn best, en hij kon er ook niks aan doen dat-ie, bij het binnenrijden van België richting Luik, niet veel zinnigers te vertellen had dan dat het er rammelt van de steenfabrieken, dat die verantwoordelijk zijn voor de schade aan de omliggende heuvels, en dat als je gevaren hebt het zo leuk is om te weten dat een landschap er vanaf een rivier als de Maas heel anders uitziet dan als je vanuit dat landschap naar die Maas staat te kijken. Dat soort geleuter hoort nu eenmaal bij dit soort busreizen. Bovendien deed Flip zijn best humoristisch te zijn en was zijn litanie over de heroïek van en het verschuldigde respect voor de Wandelaar, of die nu twintig of veertig kilometer loopt, volkomen gemeend en buitengemeen terecht.

Maar dat je voor het verkrijgen van een lakenpakket geacht wordt tevoren een strookje in te vullen en op te sturen (terwijl je net zo goed ter plekke in de jeugdherberg die zooi kunt krijgen), en in de bus een kamer-indeling krijgt uitgereikt waarboven staat dat het kreng 'een suggestie' is, maar waarin wel de indeling is gemaakt tot op de bednummers (terwijl bij aankomst blijkt dat de bedden geen nummers hebben) en alle vrouwen samen op 1 kamer liggen, dat is het soort van shit dat mij zo blij maakte toen ik schoolverliet, omdat ik het dan nooit meer zou hoeven tegenkomen.

Enter Bavelaar, dus. Dat werd nog erger toen we eenmaal bij en in de jeugdherberg van, het overigens uiterst pittoreske, kasteelstadje Vianden arriveerden. Want zodra wij daar uit de bus stapten begon de misimpressie die bij Utrecht een aanvang had genomen, zich snel te verbreiden. Dat viel natuurlijk te verwachten, van die medereizigers die bij het aanschouwen van ons voorkomen (ik liep dus in het zwart, Schelden in zijn colbert-met-medaille-van-Diekirch en Jochem in zijn vrijetijdste bartender-op-vakantie-tenue, kortom Lydia was de enige die er enigszins normaal uitzag) constateerden dat wij "geen echte wandelaars" waren, en in die indruk werden bevestigd toen wij, terwijl de rest nog keurig het bed aan het opmaken was, na het lukraak neersmijten van onze spullen erop, onmiddellijk op zoek gingen naar de dichtstbijzijnde kroeg.

Omdat die gesloten was, werd het het terras van het welgelegen en qua ambiance prettige Hotel Oranienburg - Restaurant le Châtelain, waar de schone blonde jonkvrouw Wendy de scepter zwaait. Wendy is, ook naast haar lekkerheid, een verbazingwekkend mokkel. Ze spreekt buiten rommelFrans, vloeiend Letzebuergisch (Schelden constateerde tot zijn enorme tevredenheid al snel dat dat toch echt verdraaid veel op Bernduetsch lijkt) en vloeiend Duits ook, hoogst ongewoon, vloeiend Nederlands, omdat haar ouders Nederlands zijn.

Zij voorzag ons dus van halve liters bier, en dat ging door totdat Huib er een eind aan kwam maken. Want die had weliswaar met o.a. Flip zelf ook op dat terras gezeten, eerder op de avond, maar het allang weer opgegeven tegen de tijd dat hij ons, om half twaalf, met roodomrande ogen kwam smeken het terras te verlaten en met hem naar de jeugdherberg te gaan, zodat hij die kon afsluiten. Tering! Curfew! Helemaal terug in de verkeerde momenten uit mijn toch al foute jeugd!

Dat nam niet weg dat wij de kwaadsten niet zijn, en dus gehoor gaven aan zijn smeekbede. Zelfs Schelden, die echter wel nog eerst zijn halveliter in 1x achteroversloeg, en dat moest bekopen met het gedeeltelijk weer volkotsen van datzelfde glas, om de rest in de bosjes voor het restaurant te laten belanden. Terug in de jeugdherberg kon ik de slaap slecht vatten, van het lachen (grotendeels inwendig en in ieder geval zo stil mogelijk, maar toch niet onopgemerkt, want 1 van de Haarlemse gebroeders Erik en Jeroen Joolen, die volgens mij hetzelfde dacht, lachte net zo stil mee, merkte ik), omdat ik wist wat er de volgende ochtend zou gebeuren.

En dat was, uiteraard, dat ik, tot grote verbijstering van Flip, fris en vrolijk in Wandelsoc-tenue gestoken, als eerste in de onbijtzaal op hem stond te wachten, om kwart over vijf, een kop koffie in de hand, beleefd informerend naar hoe lang het nog ging duren voordat die bus vertrok. Hahaha. En ook de rest van het gezelschap keek al snel ongemakkelijker toen ook Jochem en Henk in keurig tenue en rammelend van de batons bij de bus verschenen, monter als hoentjes.

Tijd voor de eerste marsdag dus, die verder rustig verliep. Het parcours hield die eerste dag het midden tussen dat van Bern en dat van de MESA. Aan de ene kant dus vrijwel geheel verhard en vaak leidend door buitenwijken van stadjes, aan de andere kant sterk heuvelachtig en bosrijk (maar dan wel nog steeds verhard). De heuvels zijn weliswaar minder talrijk dan tijdens de MESA, maar beslist steiler. Zo was er aan het eind van de dag een monster van een 18-procents-helling die ik niet licht zal vergeten en die dat verhaal over die dooien dus des te meer deed winnen aan geloofwaardigheid. Dat kwam ook door het weer, dat bijna te schitterend, want bloedheet was.

En ook qua organisatie en sfeer binnen het deelnemersveld heeft Diekirch veel van de MESA weg: dezelfde prima worstige tussenstops (al zijn die in Diekirch nog frequenter en vaak volkomen civiel van aard) met soms zelfs kekke soep (die van Georges, namelijk, maar dat was op de tweede dag), en dezelfde idiote mengeling tussen militair en civiel (al is het duidelijk dat in Diekirch het percentage Nederlanders _veel_ groter is dan op de MESA, namelijk zo'n 75). Het grote verschil tussen de twee marsen zit hem in a. het tweedaagse karakter van Diekirch, b. het meer onverharde en cross-country karakter van het MESA-parcours en c. de afwezigheid van civiele eet- en drinkstops aldaar.

Ook Diekirch is echter een zware mars, door al die heuveltjes. Bovendien was de tweede dag ervan meer MESA-like, dus veel meer onverhard. Niet alleen daardoor, maar ook doordat zij nu eenmaal de twintig kilometer liep, verloren wij tijdens de marsdagen zelf Lydia al snel uit het oog. En elkaar trouwens ook, want hoewel we allemaal in tenue liepen en dit de Jaarmars was, hield toch iedereen zijn eigen tempo. En dat betekende dat Jochem en ik pleurishard vooruitliepen (dat werd nog erger toen Marco van Zijntergen zich op dag twee bij ons voegde - die was, omdat-ie de eerste dag naar een bruiloft moest, speciaal voor die tweede marsdag overgekomen, 's nachts naar Luxemburg gereden, had aan de finish in Diekirch in zijn auto geslapen en liep niettemin uiteraard als een kievit die enkele 40) en, verbijsterend, Schelden ergens achteraan liep te socializen.

Dat leidde tot hilarische toestanden bij de rusten, waar ik gewoontegetrouw op Henk bleef wachten - om zo snel mogelijk weer te vertrekken zodra hij er was. Maar uiteraard niet dan nadat wij hem de huid hadden volgescholden over zijn "onacceptabel" traag wandeltempo en laat verschijnen, en hem de schuld hadden gegeven van onze stijfheid-der-ledematen. Verbijstering alom bij onze mede-wandelaars, die met grote ogen aanzagen hoe wij na dat soort scheldpartijen, waarbij we elkaar in het rond duwden, tevreden samen bier zaten te hijsen.



Of met grote grijnzen, waar het de wandelaars betrof die ons al kenden. Zoals Henk en Jan, Haarlemmers-uit-de-goede-Hout-gesneden, die wij nog uit Bern kenden en die ons bovendien zeer verblijdden met de aanwezigheid van Henk's dochter Linda, alsmede een meegebrachte foto, genomen in de partytent aan de finish in Bern, waarop Schelden Marco voorziet van het aldaar verdiende roodwit.

Zoals Henk Bakx, Pieter Spaan en die-baardige-gek-die-op-Nico-de-Jong-lijkt-maar-wiens-naam-ik-altijd-vergeet, reservisten-van-formaat met grote bierzucht en dus doorgaans gezellig achteraan in het peloton aan het elvendertigsten. Zoals het Korps Commandotroepen (in onder andere de persoon van Peter Wey, vaandeldrager van de Stichting Wandelen Oud-Commando's), dat wij ook vorig jaar bij de MESA al zo goed hadden leren kennen. En zoals adjudant van Dongen, de man die ik toch al nooit meer vergeten zou, omdat hij mij, samen met Henk, die hel van mijn eerste MESA had doorgesleept. Een prettig weerzien, kortom.

En er waren ook nieuwe vrienden, zoals Schutterskorps Pro Libertate, waarvan veel mensen denken dat de Wandelsoc. een afgeleide is, bij dit soort marsen ("Oh, dus jullie zijn de Wandelsoc., nu begrijp ik het. Maarruh... ...is de Wandelsoc. dus zoiets als een studentenweerbaarheid?" "Nee meneer, de Wandelsoc. is niet weerbaar. Als de vijand komt geven wij 'm zoveel bier dat-ie omvalt, da's onze tactiek"). Zoals het Dutch Dream Team, waarvan Jochem sommige leden nog kende vanuit zijn diensttijd.

En zoals Petrouschka, bui-ten-ge-woon lek-ker ding, die met gezellige wandelvereniging WIOS aanwezig was, de hele dag met ons liep te geiten en, ondanks haar huwelijk, vooral Jochem het hoofd op hol joeg. Die was daar zo blij mee dat hij zelfs uiteindelijk van haar gedaan kreeg dat ze hem, naast haar figuur, ook haar kont liet fotograferen (overigens vergat hij haar ook best aardige kop), terwijl ze daar toch al die tijd een trui overheen had hangen omdat iemand ooit tegen haar gezegd had dat die kont voor de wandelaars die achter haar liepen een 'motiverend kontje' was. Hihi.



Jochem kon sowieso zijn lol op, want Petrouschka was niet de enige schoonheid. Dat was het meest opvallende verschil tussen Diekirch en alle andere marsen: het we-melt er van de heerlijke vrouwen. Zoals de Luxemburgse Patricia, een fotomodel pur sang in rood-zwart (dat heerlijke geldt dan natuurlijk totdat ze d'r bek opentrekt, want dat Letzebuergisch is natuurlijk niet helemaal wat je dan verwacht ;-)).



Of zoals Silke, de Andernachse Polizistin die we nog uit Bern kenden en waar Schelden zo verkikkerd op is. Ingewikkeld verhaal dat, want die verscheen in gezelschap van, naast mede-Polizistin Claudia (een tof Italiaans-achtig ding) haar ondergeschikte Stefan. En die zoende ze, regelmatig, dus toen was de vraag wat ze met hem had. Schelden kickte er direct op af, maar Marco en ik hielden en houden het erop dat Silke helemaal niks dan toffe seks met Stefan heeft en ook nog best geïnteresseerd is in Henk. Anders zocht ze hem tenslotte niet ook iedere keer zelf op.

Dit terzijde waren deze Polizisten het waarmee wij uiteindelijk over de finish 'marcheerden'. Tussen aanhalingstekens, omdat wij, en dan met name ik, daar niet zo bijster goed in zijn. Maar verder wel, want je moet toch wat van de verveling, en het is bovendien zo leuk om dat applaus te krijgen dat je van het aanwezige publiek als Pavlov-reactie krijgt zodra je een geuniformeerd team bent. Daarnaast hadden we reuze lol met zingen, van alle ons bekende volksliederen tot een dwarsdoorsnede uit Schelden's grote repertoire van Duitschtalige drinkliederen. En bovendien kent hun uniform dezelfde kleurstelling als het Wandelsoc-tenue, dus dat zag er vrij goed uit.

Vond zelfs Prakke, de gore hond. Want tegen de afspraak in dat we, omdat dit de Jaarmars was, samen zouden finishen, was Prakke er bij de laatste rust tussenuit geknepen. Hij had de hele mars lopen zeiken dat-ie dat gewacht op anderen maar niks vond, en was dus op een gegeven moment flink gaan doorlopen bij de rusten, maar had in respons op mijn ontstemdheid hierover toch op Henk gewacht bij die laatste rust.

Om dan vervolgens te zeggen 'jongens, ik ben zo terug, ik ga ff wat doen' en ons dan vergeefs een uur op hem te laten wachten, met dan maar voor hem gehaald bier. Belachelvol! Nou hadden we natuurlijk anders die Polizisten niet meer ontmoet, want die kwamen ons achterop, maar dat-ie allang naast Lydia aan de finish zat te lachen toen wij daarover marcheerden, dat verdient minpunten.

Niettemin was dat niet de ergste domper aan die finish. Want dat was het feit dat we, doordat we vanwege dit akkefietje te laat waren voor de gestelde vertrektijd van de BavelaarBus, als een haas daarheen moesten rennen om erin te stappen. Waardoor ik niet alleen mijn 'Luxemburg'-metaaltje voor op de later dit jaar te verdienen IML-medaille vergat te procureren, zodat ik volgend jaar terugMOET naar Diekirch, maar wij bovendien de gezelligheid van een paar uur nadrinken met geestverwanten moesten missen. Dat nooit meer. Sorry Baaf, prima reis verder, mijn respect en hartelijk bedankt, maar ik ga de volgende keer terug met de trein of de auto, dude.

Deze keer dus niet, dus nog voordat Marco met Jochem en Lydia per Polo de terugrit aanvaardde, zaten Schelden en ik al in een bloedhete bus, die er nog lang over deed om in Utrecht te belanden. Dit zelfs ondanks dat de chauffeurs een briljante truc bleken te kennen om de files te ontwijken: van de snelweg afslaan en met een rondje er weer op, en dan gewoon die bus vlak na de opstopping er weer tussenrammen. Deden ze meerdere keren, scheelde minuten. Maar goed, het duurde dus toch nog lang. En dat gaf Schelden natuurlijk kans om de hele bus te verzotten, een kans die met beide paren handen, want ook die van mede-wandelaar 't Hart uit Alphen a/d Rijn, werd aangegrepen en leidde tot menig grijnzende achterafbespiegeling toen we, te Scheldener huize, nog een fles port soldaat maakten.

Mijn prosit heren, dame, keurig gewandeld. De kanonnen van Diekirch zijn ons¹. De MESA wacht.

¹ Nou ja, niet ons allemaal. De Marche de l'Armée kent namelijk een vreemdsoortig medaille-systeem. Dat zit zo. De mogelijke te lopen afstanden zijn 1x20, 2x20 en 2x40. 1x20 levert een verder kale medaille op. 2x20 levert een medaille-met bom op (en die heeft naast Lydia dus ook Marco, want 1x40 = 2x20 gelopen). En de 2x40 levert de medaille-met-kanonnen op die Schelden, Prakke en ik mogen dragen. Het gaat hier om bronzen varianten. Bij 5 en 10x zijn er respectievelijk zilveren en gouden varianten, maar er ontstaan natuurlijk rare toestanden als je 1 van je keren 1x40 + 1x20 loopt, zoals wel eens gebeurt. Maakt allemaal niet uit, want de baton is voor alle varianten hetzelfde ;-).

² De foto's bij dit verslag zijn, zoals altijd, en tenzij extern gelinkt, van de Wandelsoc. zelf, om precies te zijn van Marco van Zijntergen en de tweede marsdag, dit keer. Maar dit keer geldt dat voor 1 foto niet: die van het kasteel in Vianden. Die kreeg ik opgestuurd door Ben Jeursen en ik ben dus zo vrij geweest 'm te 'misbruiken' :-D.