Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
24 februari 2002 Van Top tot Teen door Nederland heen: Kloosterburen-Groningen Vandaag heeft de Academische Wandelsoc. het tweede deel gelopen van 'Van Top tot Teen door Nederland heen', een door drs. van der Schelden bedacht oefenproject dat ons wandelwarm moet houden tot minimaal het volgende marsseizoen. Het tweede deel? Ja, het tweede deel. De Wandelsoc. houdt van volledigheid, dus begint een Noord-Zuid route door Nederland heen op de Wadden, en niet op de Waddendijk ten noorden van Kloosterburen. Daarom had vandaag heel anders horen uit te pakken. Weken van voorbereiding waren al gaan zitten in contact met alle wadloopgidsen die wij online konden ontwaren. Die riepen allemaal "U bent geschift als u in deze tijd van het jaar wilt gaan wadlopen van Schiermonnikoog naar de Groningse kust" maar, toen wij volhardden omdat anders de planning erg in het honderd zou lopen, riepen ze ook allemaal "Dan moet u het zelf weten. Er is één gek die dat doet en die heet Lammert Kwant". En Lammert Kwant zei: "Ja hoor, dat kan. Maar dan moet u wel een duikpak an". Hij zei er niet bij, maar wij begrepen wel, dat dat was omdat we dan langer overleefden bij wegdrijven, maar het leidde natuurlijk wel tot veel gedoe. Verheugd over de onzaligheid van dit aspect aan de tocht, trokken Schelden, van Zijntergen en ik daarom op donderdag 21 februari naar Holland Diving aan de Amstelveenseweg in Amsterdam. Dracula van Zijntergen ziet er hoogst charmant uit in zo'n pakkie, dus dat werd rap gehuurd en daarmee was dat eerste bezoek, dat louter werd afgelegd omdat Marco op zaterdag werkt en dus op een andere dag moest gaan passen, een sinecure. Het tweede, de zaterdag erop, was echter een ouderwetse puinhoop. Schelden kreeg al een bloedspuwing vlak nadat hij en Peter Weij me ophaalden bij mijn werk. Mijn werk? Ja, want daar was ik, omdat Wegener eMedia die dag verhuisde van voor de ingang van het Holiday Inn aan de de Boelelaan in Amsterdam, naar achter het Novotel aan de de Boelelaan in Amsterdam. En zo kende het gesleep en gesjouw onder bevel van Superhenk voor mij een bizar intermezzo. Want ik stapte dus in die auto van Weij, en we reden weg richting VU, en toen vroeg Weij geheel terecht: "Moeten we hier rechts?". Waarop ik zei: "Ik heb geen flauw idee". Waarop Schelden ontplofte. "Ik heb je verdomme voorin laten zitten omdat ik aannam dat je de weg zou weten..." "Je moet nooit iets aannemen, Schelden" "Ja maar jij bent toch bekend in Amsterdam?" "Ja maar Amsterdam is groot en ik weet niet waar van hieraf de Amstelveenseweg is". Mijn redelijke woorden waren uiteraard aan dovemansoren gericht, want vervolgens nam Schelden geheel onterecht aan dat ik niet kon kaartlezen (er op voorhand aan voorbijgaand dat ik dat jarenlang voor papa gedaan had tijdens buitenlandse vakanties) en probeerde hij, controlfreak par excellence als-ie nu eenmaal is, het Stratenboek van Weij uit mijn handen te rukken na mij eerst opdracht te hebben gegeven daarin de route te vinden. Maar goed, met 1 U-bocht vanwege de onduidelijke curve over het Olympiaplein kwamen wij keurig bij Holland Diving. Ik heb het vermoeden dat de daar aanwezige dame, tijdens ons passen der duikpakken, voornamelijk gecharmeerd was van het afgetrainde lichaam van Peter Weij. Ik kan me zo moeilijk voorstellen, namelijk, dat het Körper van Schelden of mijn gestroomlijnde lichaam-van-na-de-ramp haar konden bekoren, terwijl ze toch echt zei "Ik heb een wereldbaan, met al die naakte mannen om me heen". Daarom dankjewel Panzerfuchs, voor haar compliment. Afijn, pakken, schoenen en handschoenen gehuurd en in sporttassen gepakt gingen wij een uur later alweer vrolijk op weg naar Schelden's volgende bloedspuwing. Die ging namelijk, op weg terug naar mijn werk, een "belangrijke brief van Lammert Kwant" voorlezen. Althans, zo kondigde-ie het aan. Maar hij loog. Want hij begon niet met het voorlezen van die brief, maar met het voorlezen van de twee e-mails van Lammert die eraan voorafgingen. Nodeloze interessantdoenerij, want van die e-mails had-ie mij kopietjes gestuurd. Ik lees mijn mail en kende die dus uit mijn hoofd. Toen ik dat meldde, ontplofte Schelden en wilde hij de auto onmiddellijk verlaten en bovendien niet meer mee gaan wadlopen. Maar goed dat Weij hem resoluut het vertrek uit het automobiel, alsmede het wegvallen uit de zelfgeorganiseerde route, weigerde. Bravo Weij: <Hans Teeuwen-accent>0-1 voor het Wandelend Drama</Hans Teeuwen-accent>. Nog beter, in dat falen van de dramatiek, was dat later die avond bleek dat dat hele wadlopen dus niet doorging. Want Lammert Kwant vond het toch te link, omdat de waterstand te hoog was. En als iemand waarvan de rest van de wereld zegt dat-ie teveel risico's neemt tegen je zegt dat het teveel risico is, dan neem je dat heel serieus. En zo misten wij, vooralsnog tenminste, het genoegen van de onbetwijfelbaar hilarische aanblik van Bert van Prijzen in een duikpak. Die stond namelijk, in zijn Roâhvah, maar zonder zijn wel in het zuiden gehuurde duikpak, op Marco en mij te wachten voor Station Groningen. Zijn Roâhvah was overigens ernstig besmeurd. Dat bleek minder hilarisch dan het eruitzag. Het was namelijk al het hele weekend afschuwelijk slecht weer. En dat was het die ochtend nog veel erger geworden door flinke sneeuwbuien (terwijl heel Nederland al in de veronderstelling leefde dat de zomer was losgebroken, zo zie je maar weer), die zelfs de strooidiensten zo verrasten, dat de helletocht naar Groningen een feest van carambolerende automobielen bleek: in greppels, op vluchtstroken en vlak voor Bert van Prijzen, de berm inspinnend na een riskante inhaalmanoeuvre. Gelukkig waren er nergens slachtoffers gevallen, ook niet in dit geval, en bovendien had dat Ridder van Prijzen in staat gesteld om met de voor zijn voeten bedoelde sporttape handig herstelwerk te verrichten aan de ontwrichtte, loshangende voorbumper van de geschrokken jonkvrouw die hem vlak daarvoor had proberen af te gassen. Middeleeuwse waarden zijn een fraai ding, op zijn tijd. Afijn, met de kool, maar zonder de wolf, gingen Marco, Bert en ik daarom, na het achterlaten van Marco's Polo langs de Groningse Singel voor De Bonte Koe, door soms sneeuwende stormen die wolkend over de Groningse hoeven joegen en de ochtend de pure allure van een Zeventiende Eeuws Meesterstuk bijbrachten, van inktzwart tot kilgoud, op weg naar de geit. De geit stond in een klein rood PTT-jasje op de Waddendijk boven Kloosterburen. En toen wij eenmaal doorhadden dat de slaperdijk ervoor de slaperdijk ervoor was, vonden wij hem feilloos. Als klein zwart stipje in de verte, dat ging zitten toen ik daar per mobiele telefoon om vroeg. Meesterlijk. Heel meesterlijk was ook de boer die, toen wij waren uitgestapt en Schelden, Weij, Vandy en Ab van Geyningen hadden begroet, ons na het wantrouwig opnemen en uitleggen dat de hele weg van slaper- naar Waddendijk zijn privé-terrein is, bezorgd vroeg of het een trend ging worden dat het eind van die weg gebruikt wordt als parkeerplaats voor vertrekkende wandelfreaks. Wij leidden hem succesvol om zijn tuin (want wij komen daar nog terug, met Kwant, Lammert Kwant), en dus zette de Academische Wandelsoc. opgewekt de eerste schreden op het pad van weer een heroïsche heldenmarsch door ons prachtige Kikkerland. Prachtig, temeer daar de hemel spontaan openbrak en ons, dwars door schoongeblazen luchten, met zoveel zon overgoot dat ik er, des avonds te Groningen, wangverbrandingen aan zou blijken te hebben overgehouden. Voornoemde boer, overigens, had ons ook nog behulpzaam uitgelegd dat een op de route te nemen brug tijdelijk gesloten was. Belangrijke uitleg, die ons immers uren omlopen scheelde, en daarom reden voor Schelden was de man later tot "een onzer kameraden" te bevorderen. Niet dat het veel hielp, want Schelden zorgde er hoogstpersoonlijk voor dat we alsnog een eind omliepen, via de Kruisweg, nadat wij elkaar eerst waren kwijtgeraakt (maar dat lag aan die boer, die Marco, Bert en mij had teruggestuurd voor een inderdaad niet graag gemiste blik óver de Waddendijk richting Schier). Nou was dat wel een koddige omweg, omdat Peter Weij besloot zich op dat gedeelte eens flink te gaan ontlasten in een nietsvermoedende sloot. Alsof er geen mestoverschot bestaat. Dat wij omliepen, daar kwamen wij achter bij de brug over de Uilenestermaar, voordat wij via Grijssloot en over de Hoornse Vaart in Wehe-den Hoorn belandden. Dat is een uiterst pittoresk plaatsje, mede dankzij de terpkerk uit de dertiende eeuw, die nog mooier is omdat er een bord 'historische kerk' naast staat, en nog mooier was omdat er een bloedmooi mokkel in een stoere zwartglanzende terreinwagen voorbijreed. En ze lachte naar ons, en zwaaide bovendien! Zingend van blijdschap (Bert bleek het Eendje waarmee ik Schelden tijdens de voorbereidingen van de tocht nog tot razernij had gebracht ook te kennen; dus schalde het opgewekt uit onze kelen, waaropvolgend Bert mij bezorgd meldde dat hij het dagenlang niet meer uit zijn kop zou kunnen krijgen en dat daar maar 1 oplossing voor was: het laten zingen van het lied door het voltallig bestuur van Laurus België - dat leek ons bij nader inzien een prima idee en reden voor de CD 'Laurus zingt Annie') ging het daarom na een korte rust verder. Overigens was bij die rust ook gebleken dat Bert de prof kent die achter de Massenspectrometer zit waarmee Panzerfuchs Weij ("Je kunt je belastinggeld beter in mij steken dan in de Oranjes - NBC is de toekomst"; aldus Weij tijdens een eerdere oefentocht naar Noordwijk) dagelijks werkt: toeval zit in een onzalig klein hoekje. Daarna kwamen wij nooit aan in Warfhuizen, dorp met 1 van de fraaiste terpkerken van Groningen. Dat kwam doordat Schelden er vlak voor rechtsaf sloeg, tot woede van Vierdaagsewandelaar van Prijzen die, vanuit die ervaring nu eenmaal gesteld op vlak asphalt, nu verplicht crosscountry moest gaan strompelen. Richting Roodehaan brandde, vanwege de associatie met het Rooie Haan-lied, via Jan Nagel's Leefbaar Nederland, een fraaie discussie over het Fortuynisme los tussen mij en van Prijzen, die niet alleen kortzichtiger, maar ook hypocrieter bleek dan ikzelf, maar tenminste weet wat-ie gaat stemmen (Fortuyn, namelijk, want "die satellietschotels moeten ze verboden worden, dan kunnen ze tenminste geen haatdragende kanalen uit het land van oorsprong meer bekijken" - maar de geschiedenis leert gelukkig dat iedereen ineens een radio heeft als je ze verbiedt, dus acht ik het zelf een olijker plan om met de vers aangeschafte Joint Strike Fighter de doorgevende satellieten uit het vacuüm te knallen en en passant wat Daisy Cutters op de uitzendende tv-studio's te plempen, want structureel denken is beter dan symptoombestrijding). Ik niet, ik ben een zwevende kiezer. Wij gingen niet over het Reitdiep via Saaksum naar Ezinge, de woonplaats van Kwant, Lammert Kwant, omdat die brug dus dicht was. In plaats daarvan ging het noordelijk van het Reitdiep westwaarts richting Schouwerzijl, waar Schelden naast de prachtige, helaas door nieuwbouw bedreigde sluizen van Schaphalsterzijl een veelgeplaagde boer overviel en diens plee in de buitenloods volledig onderkakte met dunne. Schelden: "Ik liet een wind van 1 minuut". Gelukkig merkten wij daar verder weinig van en konden we ongestoord genieten van de W.G. van de Hulst-gravure die live voor ons lag te pronken op dit punt. Dat genieten ging door, toen wij erachter kwamen dat tenminste 1 goede Engelse traditie wèl is overgenomen door ons asociaal volk: die van het public footpath. Want dat was het pad dat ons, rossend door de bossen, moeizaam ploeterend over de kleinkuilige pollendijk, door de modder en over prikkeldraadversperringen tot Garnwerd bracht, terwijl Vandy mij uitlegde dat hij graag zangvogels doodschiet met een luchtdrukpistool; als-ie het godverdomme maar laat, in mijn bijzijn: van alle dingen die leven zijn zangvogels zo'n beetje de meest waardeerbare. Volhemel wat een mazzel hadden wij vandaag. Garnwerd is het thuis van Bondshotel Hammingh, het beroemdste café van de provincie, 125 jaar oud en onlangs bezocht door (toen nog) juffrouw Zorreguieta. En het heeft een zwaarprachtige gelaghkamer, waar het na een fikse waddenomelet en Garnwerdse-koffie-met-belletje-Jamieson aanzienlijk beter ging met deze vermoeide bruinhemd. Dat gold ook voor de rest trouwens. En bovendien hangt de stamboom van Oranje-Nassau er aan de muur. Daar kun je nog wat van leren, waarde Weij. En dus ging het vrolijk verder, in noodtempo. Logisch, want de rest van de tocht was, buiten het van prachtige terpkerk (met een pijlbord ernaast, waar 'kerk ->' op staat) voorziene Oostum, aanzienlijk minder indrukwekkend dan wat vooraf ging, qua natuur. Hoe dichter je bij Groningen komt, hoe meer je in een gecultiveerd recreatiegebied á la Spaarnwoude belandt. Daarom stampten wij via de brug over het Reitdiep bij Wierumerschouw en over het Van Starkenborghkanaal, langs het universiteitscomplex met zes komma vijf km per uur Groningen binnen. Daarop volgde het slot van de puzzel. Weij, van Zijntergen en van Prijzen vertrokken met de wolf, in Marco's Polo, terug naar de kool aan de Waddendijk, terwijl de geit, Vandy en ik in De Bonte Koe (waar parapluies uit de gevelplanten groeien en de pepermuntbak geduldig is, maar buiten die pepermunt tegenwoordig niet meer gegeten kan worden) bleven wachten. Een uit-ste-kend maal in eetcafé 't Golden Fust (Het is een wereldtent! Drie sterren van de Wandelsoc. en keiharde punt0n voor het bedienend personeel!) later, wandelden wij de Groninger Grote Markt op, richting de automobielen. En toen gebeurde er iets ongelooflijks. Enter Mattie Finkelstein, een joodse schone, studente Kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit, die op Schelden afliep en sprak: "Heeft U iets te verkondigen?". Het moet lotsbeschikking zijn geweest. Het is onvoorstelbaar dat iets anders ertoe leidt dat iemand dat tegen Schelden zegt. En dus zaten Schelden, Weij, van Zijntergen en ik nog uren gezellig met haar in Café De 3 Uiltjes na te drinken. Dat wil zeggen: Schelden zat gezellig met haar na te drinken en gedrieën keken wij verbijsterd toe. Dat ik Schelden wegens vermoeiend voorspelbare zuiprekkerij (tegen mij zeggen dat we nog 1 ronde doen en dan terwijl ik naar de plee ben een nietsvermoedende Marco verleiden tot het bestellen van nog een extra rondje) bij verlaten van het café, waar overigens een onbedaarlijk middelmatige coverband mijn humeur bijna verpest had maar de onkunde gelukkig compenseerde met de repertoirekeuze (speel Cheap Trick's 'I want you to want me' en je kunt bij mij niet meer stuk) boven mijn hoofd tegen een muur vastpinde en verrotschold, kon de avondpret daarom niet meer drukken, temeer daar Mattie dat gebeuren voorzag van dit commentaar: "Dat hoort erbij". |