Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
3 september 2002 Ver-haal-tje Van-daag was Chie-lie blij. Het was mooi weer, en Chie-lie werk-te thuis. Daar-door had Chie-lie tijd om bood-schap-pen te doen. Chie-lie be-sloot om tus-sen-door bood-schap-pen te doen. Chie-lie bel-de daar-om de vro-lij-ke O-me Jo-chem en vroeg of de vro-lij-ke O-me Jo-chem zin had om naar IJ-mui-den te rij-den om bood-schap-pen te doen bij de Ba-co. De vro-lij-ke O-me Jo-chem was in een vro-lij-ke bui. Hij had best zin, om met Chie-lie naar IJ-mui-den te rij-den om bood-schap-pen te doen bij de Ba-co. En om-dat de zon scheen, nam de vro-lij-ke O-me Jo-chem ook nog zijn Me-vrouw Ly-di-a mee, en zijn doch-ter-tje Lan-ca. De vro-lij-ke O-me Jo-chem, zijn Me-vrouw Ly-di-a en zijn doch-ter-tje Lan-ca haal-den de Chie-lie op bij zijn huis, in de moo-ie ge-le Volks-wa-gen Ke-ver van Me-neer Mike, de broer van Me-vrouw Ly-di-a, en ze re-den naar IJ-mui-den, om bood-schap-pen te doen bij de Ba-co. Bij de Ba-co was het kut. Want de bood-schap die Chie-lie er wil-de doen, die kon niet bij de Ba-co ge-daan worden, om-dat de Ba-co niet heeft wat Chie-lie zocht. Kut-Ba-co. Toen ging-en de vro-lij-ke O-me Jo-chem, en zijn Me-vrouw Ly-di-a, en zijn doch-ter-tje Lan-ca, en Chie-lie, maar langs juf-frouw Pau-lien. Juf-frouw Pau-lien is een heks. Zij woont in een huis-je met kip-pen er-voor. Juf-frouw Pau-lien had de boor-ma-sjien van de vro-lij-ke O-me Jo-chem ge-leend en de vro-lij-ke O-me Jochem moest die terug-heb-ben. De vro-lij-ke O-me Jo-chem haal-de de boor-ma-sjien op bij Pau-lien, de heks. Maar Chie-lie had zijn por-te-mon-naie, vol met geld dat Chie-lie ge-kre-gen had van de vrin-de-luk-ke Su-per-Henk, en zijn te-le-foon, die Su-per-Henk hem ge-leend had, op het dak ge-legd van de moo-ie ge-le Volks-wa-gen Ke-ver van Me-neer Mike. Dat was dom. Dom-me Chie-lie. De vro-lij-ke O-me Jo-chem ging weer rij-den, met de moo-ie ge-le Volks-wa-gen Ke-ver van Me-neer Mike. De por-te-mon-naie en de te-le-foon van Chie-lie vie-len van het dak van de moo-ie ge-le Volks-wa-gen Ke-ver van Me-neer Mike. Zo-maar op de weg. De vro-lij-ke O-me Jo-chem, en zijn Me-vrouw Ly-di-a, en zijn doch-ter-tje Lan-ca, en Chie-lie, ging-en een vis-je e-ten bij de ha-ven. De vro-lij-ke O-me Jo-chem reed fout. De vro-lij-ke O-me Jo-chem reed niet naar de ha-ven, maar naar het strand. Stom-me vro-lij-ke O-me Jo-chem. Bij het strand merk-te Chie-lie dat zijn te-le-foon er niet meer was. Dom-me Chie-lie. Die lag nog op de weg! De vro-lij-ke O-me Jo-chem, en zijn Me-vrouw Ly-di-a, en zijn doch-ter-tje Lan-ca, en Chie-lie, re-den te-rug naar het huis van Pau-lien, de heks. Zij von-den de por-te-mon-naie van Chie-lie, nog he-le-maal heel en vol met het geld dat Chie-lie ge-kre-gen had van de vrin-de-luk-ke Su-per-Henk. Maar de te-le-foon van Chie-lie, die Su-per-Henk hem ge-leend had, was weg. Toen was de vrin-de-luk-ke Su-per-Henk niet blij. Want zijn te-le-foon was weg. He-le ver-drie-ti-ge Su-per-Henk. Dom-me, dom-me Chie-lie. Nu kan Chie-lie niet meer bel-len, al-leen nog maar mee-len. En moet hij de on-blij-e Su-per-Henk al-le-maal geld ge-ven, voor straf dat hij de te-le-foon van Su-per-Henk heeft kwijt-ge-maakt. Nu is Chie-lie he-le-maal niet blij. He-le ver-drie-ti-ge Chie-lie. Dom-me, dom-me Chie-lie. |
Eerdere afleveringen:
Back | Forward | Home | Mail |