Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

2 september 2000

Als afsluiting van dit wandelseizoen heb ik vandaag namens de wandelsociëteit deelgenomen aan de 54ste Airborne Wandeltocht in Oosterbeek. De langst mogelijke officiële afstand bij deze mars is 25 kilometer. Dat leek me een fraai stukje aftrainen na de MESA en de Dodentocht.

Nou, dat was het ook. Want de omgeving van Oosterbeek is prachtig, de reden voor deze tocht (het herdenken van de gevallenen in de Slag om Arnhem van 1944, een van de meest belangrijke gebeurtenissen op Nederlandse bodem in de Tweede Wereldoorlog) snijdt hout, en de afstand is in alle gevallen behapbaar (en voor mij een lachtertje, na wat voorafging).

Weliswaar regende het, maar dat deed het slechts licht en zelden. In het latere gedeelte van de tocht werd het zelfs aardig warm, vooral goed te merken bij het nemen van de heuvels die dan veelvuldig opduiken.

Naar aan deze tocht is de massaliteit: er zijn meer dan dertigduizend mensen en daaronder wemelt het, omdat er ook kortere afstanden kunnen worden gelopen, van de hele gezinnen met kinderwagens en al. Niet dat het dan om onvriendelijke mensen gaat; het is meer zo dat het dan lang duurt voor je je eigen tempo kunt lopen. Al met al duurde het ruim een uur voordat ik zover naar voren was gelopen dat er genoeg ruimte was om niet telkens te moeten inhouden.

Dat nam niet weg dat dat uiteindelijk, tijdens de laatste kilometers, door het dorp Oosterbeek, toch moest, omdat de routes van de kortere en langere afstanden zich dan weer verenigd hebben en er bovendien in trage marspas muziekkorpsen voor je lopen.

Plotseling en langdurig inhouden van de snelheid is een beste aanslag op je spieren... ...vooral als je de mars met een gemiddelde snelheid van 6.25 kilometer per uur loopt, zoals ik. Dat deed ik om vier redenen:

  1. 25 kilometer is natuurlijk qua afstand geen uitdaging meer in dit stadium. Dus sloeg ik alle rusten over en liep ik iedereen voorbij, om toch te komen tot het gevecht met mezelf. Gelukt, en nog gewonnen ook.

  2. ik wilde als gezegd zo snel mogelijk tussen de kinderwagens uit, zodat ik 'alleen' kon zijn met het terrein. En dat was genieten, toen het eenmaal gelukt was.

  3. ik moest op tijd thuiszijn voor de supermarkt. Prozaïsch, maar waar. De treinreis naar Oosterbeek en terug duurt vanuit Haarlem dermate lang dat ik nog maar net op tijd terug was voor het doen van boodschappen. Achteraf bleek dat het de dag erna koopzondag was, maar dat wist ik niet en het kattevoer was op.

  4. het regende af en toe, en dat vond ik maar kut, dus was me er veel aan gelegen om snelheid te maken. Niet dat dat hielp: de werkelijke regen kwam NA de finish, op weg terug naar Station Oosterbeek. Dermate dikke pijpestelen dat ik alsnog compleet doorweekt in de trein zat, grmbl.


Ik finishte dus drugsloos (op vier wandelpeuken na, en zonder eten en drinken tussendoor) in vier uur flat, om 14:30 (Max, ik kan niet rekenen, maar dit klopt echt, en ik vind het nog steeds snel). Dat was lachen, temeer daar ik, zowel vanwege mijn snelheid als om mijn outfit (omdat het de afsluiting van mijn eigen prachtige wandelseizoen was en de MESA voor mij het hoogtepunt daarvan is geweest liep ik de Airborne in exact hetzelfde tenue dat ik daar droeg, inclusief de zwarte basketballschoenen), weer eens voor gek werd versleten door het gros van de wandelaars.

Al viel het wel op dat die deze keer vanuit hun eigen groep weerwoord kregen van degenen die de baton van de MESA op mijn jas hadden waargenomen. Hoogst bevredigend.

En uiteraard waren zelfs de grootste criticasters weer stil toen ik ze op het veld van SportPark Hartenstein opwachtte met mijn biertje in de hand.

Maar goed, dat is allemaal niet zo belangrijk. Wat belangrijk was aan de Airborne was dat het een fraaie en goed georganiseerde wandeling door een prachtig parcours was, en dat ik er een aantal van de leden van de Wandelsportverening van Ex-Commando's, die Henk en ik tijdens de MESA uitgebreid hadden ontmoet, tegen het lijf liep.

Omdat ik niet weet hoe ze heten (maar dat past volgens mij wel in het sfeertje) noem ik ze maar Kale, Snor en Ouwe. Kale was er niet, tot mijn grote droefenis, maar Snor en Ouwe waren aanweziger dan ooit. Snor had zoonlief meegebracht, waarover hij ons zoveel had verteld tijdens de MESA. Mijn excuses Snor, ik had wat haast (zie boven), anders was ik nog even blijven staan om me aan hem voor te stellen. Ouwe heb ik aan het eind van de mars uitgebreid gesproken (Snor was toen nog aan het lopen, volkomen begrijpelijk) - die gek was, vertelde-ie me, op de laatste dag van de MESA om 12 uur 's middags Vielsalm binnengewandeld, uren voordat zijn kornuiten de eindstreep haalden. Wat een indrukwekkende zot, petje af.

Afijn, ik heb overhaast afscheid moeten nemen, maar niet dan nadat we hadden afgesproken elkaar volgend jaar in de Ardennen te zien. Tot dan dan, heren.

Tof seizoentje, dit. Ik ben een zwijn, een doodskop en een vliegend paard rijker en ik moet zeggen: dat stemt tot tevredenheid. Doel voor het volgend wandelseizoen: drager worden van de IML International Walker (Nos Iungat Ambulare). Dat betekent Diekirch, Bern en... ...Nijmegen. Oh shit. Het leven is kut, en dan ga je dood.

Henk, laat dat bier maar komen - het is tijd.