Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
29 april 2001 Van Grens tot Grens over de Grens: Bodegraven-Katwijk En tot slot zijn er dan dagen die op rolletjes verlopen. Althans, bijna. Wij vertrokken, als gebruikelijk, hondsvroeg, om 06:58 namelijk, vanaf station Haarlem. Zonder Rob van Driel, die net de trein naar Leiden miste. Dat gaf niet, want die nam de volgende, zodat wij ons in Leiden weer gezamenlijk konden ergeren. Gezamenlijk? Ja, want toen waren wij Henk van der Schelden, Jochem Prakke, Marco van Zijntergen, Max, Rob van Driel en uw getrouwe verslaggever. Ergeren? Ja, hogelijk. Onze aansluitende trein naar Bodegraven zou namelijk om 07:38 vertrekken. Die haalden wij niet vanwege Rob, maar dat was tot daaraantoe, want daarvoor is immer dat half uur speling bij vertrek ingecalculeerd. De volgende trein, echter, vertrok om 08:08. En die wilden wij gaan halen. Maar wij wilden dan wel eerst koffie. Dat leek geen probleem, omdat de plaatselijke C'est Du Pain om 08:00 opende. Stond er op het bord. Stond er op het bord, dat aan de binnenkant van het glas hing. Niets bleek minder waar. C'est Du Pain opende om 08:08. Nou waren wij heel beschaafd. Want wij schreeuwden niet, schopten niet het glas aan diggelen, bestormden niet met 3000 man de pui (zoals op 5 mei in Utrecht wel zou gebeuren, al liep dat gezellig af), en vroegen keurig om de broodjes en koffie die wij wilden. Maar we maakten er wel een opmerking over. Schelden maakte die opmerking. "Als u niet om 08:00 open wilt, moet u dat niet op uw winkelpui zetten." Daar kwam een verbijsterend antwoord op. "Dan moeten ze maar zorgen voor meer personeel, en als u nou niet uitkijkt krijgt u helemaal niks." Krijgen? KRIJ-GEN? Het verbijstert mij tot op vandaag dat de Wandelsoc. niet onmiddelijk overging op brute moord. Dus ik zal het nog een keer uitleggen, puur om stoom af te blazen, en niet in de vergeefse hoop dat het verziekte brein van deze stupide broodverkoopster ooit nog verhelderd gaat worden (let op, Jeroen, dit is kort door de bocht, maar een milde weergave van mijn gevoelens, in deze). Luister, GrafKut. Ik heb er geen reet mee te maken hoe weinig personeel jouw baas heeft. Als-ie zijn arbeidsvoorwaarden, net als half bedrijfsmatig Nederland, niet aanpast aan de overspannen arbeidsmarkt die we al meer dan twee jaar hebben, is-ie net zo stom en arrogant als alle andere werkgevers die zo stom zijn (neem bijvoorbeeld de mijne). Tot zover met je eens. MAAR DAT NEEMT ALLEMAAL NIET WEG DAT IK DAAR ALS KLANT GEEN FLIK-KER MEE TE SCHAF-TEN HEB. GA DAN STA-KEN, STOEP-HOER, EN HANG EEN PA-PIER OP JE PUI DAT JE BENT STA-KEN. MAAR TREF NIET MIJ, ALS BE-TA-LEN-DE KLANT VAN DE KUT-TO-KO DIE JIJ VER-TE-GEN-WOOR-DIGT, DOOR MIJ ON-VER-WACHT TE LATEN WACH-TEN EN MIJN TREIN TE LATEN MIS-SEN. DAT IK DIE KOF-FIE EN DAT BROOD-JE NIET BREEDUIT IN JE POKDALIGE GEZICHT GE-KOTST HEB, EN NIET MET MIJN BLO-TE HAN-DEN JE DAR-MEN DOOR JE REET NAAR BUI-TEN GETROK-KEN HEB EN VIA DE VOOR-KANT WEER AAN JE GE-VOERD HEB, DAT KOMT DOOR MIJN GOE-DE OP-VOE-DING DIE ZEGT DAT IK ZELFS GEEN MENSEN MAG SCHOPPEN ALS ZE DOM, STUITEND EN BE-LE-DI-GEND ZIJN. IK BE-TAAL JOU OM VRO-LIJK TE-GEN MIJ TE DOEN EN SER-VICE TE VER-LE-NEN. ALS JE EEN BAAN AAN-VAARDT MOET JE 'M GOED UIT-VOE-REN, KLO-TE-WIJF. NEEM EEN VOOR-BEELD AAN DE BUR-GER KING, TE-GEN-O-VER JOUW KUT-TO-KO. DIE WA-REN DICHT, MAAR DAT STOND ER-OP. MIJN KLANDIZIE KRIJG JE NOOIT MEER, TENZIJ PER ONGELUK, EN DAT JE NOG LEEFT IS EEN BLAMAGE VOOR HET LEVEN. Daarom dus in uitstekend humeur, en vrolijk luidop zingende (Schelden had zijn ziel net verpand aan het vre-se-lij-ke 'Lolita'), vertrok de Wandelsoc. per trein naar Bodegraven (eindpunt van de vorige keer), alwaar wij om negen uur scherp ontstegen en de eerste stappen zetten van de vijfde, en laatste, etappe van Van Grens Tot Grens Over De Grens. En het was een prachtige. Althans, op sommige stukken, zoals het eerste. Dat ging van Bodegraven, bij zon en vogelzang, in noodtempo (wij maakten haast vanwege de haastige Jochem, daarover later meer), langs een prachtige dijk met verbluffend Hollandsche uitzichten, via Zwammerdam (daar komt de Josti-band vandaan, je wilt het niet weten, maar verder kun je er lekker vissen, dus dat valt dan weer mee) naar Alphen aan den Rijn. Daar bleek, helaas, dat Lekker Eten gesloten was. Helaas, omdat wij plannen hadden beraamd om daar te lunchen en daarna de opdringerige ober met een welgemeend "dankjewel" in de Rijn te flikkeren. Dat ging dus niet door, maar wel won Max hier de Biscuit Wars (zie ook de vorige aflevering) met een reusachtig pak Twixen, dat hij grootmoedig met ons deelde. Dat was fijn, want ik was sinds de 14de gestopt met roken, dus kon ik wel wat chocola gebruiken, ter vervanging. Daarna werd de tocht nog mooier. Niet alleen bezochten wij in Alphen een prima coffeeshop, voor, u gelooft het werkelijk niet, koffie (en AA-drinks, al ging de discussie met de barmeneer toch echt over hele andere dingen), maar ook bleek dat Alphen a. een hoog zwartekousen-gehalte heeft en b. een werkelijk bui-ten-ge-meen pittoresk dorp-in-werkelijk-buitengemeen-pittoreske-landelijke-omgeving is, en c. zeer uitgestrekt is, potdokke. Alsof er geen end aan komp. En overigens was dat pittoreske er wel vanaf zodra we de Alphense gemeentegrens passeerden, want toen kwam er tot Leiderdorp, en onder lichte motregen, een godsgruwelijk lelijk stuk industrie, voornamelijk cementfabrieken en grindoverslag. Net de Dodentocht, geen plek om te wonen (en toch doen hè, sommige mensen). Wel kwam hier het moment dat ik voor de eerste keer in mijn leven ontroerd werd door de aanblik van een NZH-bus (da's tegenwoordig natuurlijk ConneXXion, maar hier waren ze echt nog vergeten er een te ontgelen). Ik heb nogal wat tegen die vervoersmaatschappij, maar het is wel de MIJNE, ja? Dus als je die voor het eerst ziet na daarvoor de rest van Nederland doorkruist te hebben, dan doet dat toch wat met je, ja. In Leiderdorp keerden bloedhete zon en landschapsschoon onverbiddelijk terug, en begon een memorabele run op Leiden, op weg naar Larisa, die daar op ons wachtte. Memorabel vanwege de prachtige omgeving en het hoge tempo, maar ook om het bij nadering intenser GSM-misbruik tussen Larisa en mijzelf, en het feit dat Jochem en Marco er _daadwerkelijk_ een run van maakten en aldus alsnog de barrière van mijn stijgend noodtempo slechtten. Hard wandelen, kortom, langs een zonovergoten stuk stille Rijn. Prachtig, vooral als je, na de splitsing bij het villapark, in de bocht van de Rijn vlak voor Leiden, de oude stadskern in de verte ziet liggen en die triomfantelijk binnenwandelt. In Leiden raakten we elkaar en de route volledig kwijt en werd het een dolle kermis, op zoek naar de Smitse Dame. Marco, Prakke en ik, die elkaar net teruggevonden hadden na een flinke splitsing-wegens-ijsje-van-Jochem, vonden haar in de glazen drijvende lunchroom waar Schelden haar heengestuurd had omdat-ie dacht dat Marco dat een goed idee vond. Dat had-ie namelijk opgemaakt uit een willekeurige opsomming, door Marco, van tenten-in-Leiden-waar-Marco-ooit-geweest-was. Waarop Marco dus bijna ongewild slachtoffer werd van Larisa's toorn over de waardeloosheid van deze drijftent en het feit dat zij er zo lang in had moeten zitten. Gelukkig is Larisa daar te schrander voor (en kent zij Schelden langer dan vandaag), en dus togen wij de Beestenmarkt op en zegen wij tevreden neder op het terras van de Schaapsbel, een pri-ma pannEkoekenrestaurant dat eervolle vermelding zonder meer verdient, niet in de laatste plaats vanwege serveerster Yuki. Wij pakten hier uit met borrelhappen (twee, op 1 enorm bord, van vlammetjes tot bitterballen), zware maaltijden (van pannekoeken tot vleesch-homperij) en grote pullen bier (en andersoortige alcoholica), en compenseerden aldus onze gebruikelijke ordeverstoring ruimschoots met het spekken des pannekoekenbakkers geldbuidel. Reden, dan ook, voor serveerster Yuki om ons gewillig op de groepsfoto vast te leggen. Waarop Schelden uiteraard op slag verliefd op haar was, als was-ie dat bijna weer vergeten toen-ie even later de meesteres van zijn dromen tegenkwam. "Wilt u even opzijgaan, mevrouw?" "Wil jij even je bek houden, zeg?" Harde taal, die Schelden niet alleen verstaat maar ook nog walgelijk waardeert. Helaas verliet ons hier Jochem P., die voorbereidingen moest gaan treffen voor zijn tuinfeest, te houden ter ere van de gezamenlijke verjaardagen van hemzelf, vrouw Lydia en kind Lanca. Jammer, jammer, jammer. Maar ja, wat moet dat moet, wat is dat is, wat Wandelsoct dat Wandelsoct. Dus togen wij in een verder uneventful, maar door de genuttigde alcoholica en de neerdalende hitte behoorlijk zwaar stuk naar de gemeentegrens van Katwijk. Aldaar hulden wij ons in galatenue en maakten wij een fotosessie-van-ons-allemaal die achteraf in wazigheid mislukt blijkt, alsof de duivel ermee speelt is alleen de foto van Max bij dat bord goed gelukt. Daarna marcheerden wij trots door een stil (En groot! Net Arnhem en Alphen! Komt geen eind aan!) Katwijk, dat verbijsterd over zoveel zotheid toekeek, maar ons toch met veel eerbied en respect groette, naar het strand bij Hotel Savoy. En ik moet zeggen (want ik was daar nog nooit geweest), dat is een indrukwekkende plek. Nog los van het feit dat we die Rijn helemaal afgelopen hadden vanaf Emmerich, en het dus ontroerend is om dan in het brakke water aan de monding ervan te kunnen staan, met links schapen en rechts de branding van de Noordzee, is het ook een stylistisch verantwoorde, archetypische plek. De Rijn loopt er dood op een door de Nederlandsche Mensch gebouwde dam, en stroomt, daardoor gelaten, in zee. Beeld van grote iconografische waarde, en het eind van een prachtig oefenproject. Het bier en de andere alcoholica, alsmede Max' karnemelk, op het terras van Savoy, smaakten dan ook beter dan normaal, en vloeiden rijkelijk. Verdiend, net als onze tevredenheid tijdens de busreis terug naar Kennemerland en bij het neerzijgen op Jochem's tuinfeest, daarna. Mijn prosit heren, dame, keurig gewandeld. Katwijk is ons. Bern wacht. |