Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

8 april 2001

Van Grens tot Grens over de Grens: Rhijnauwen-Bodegraven

En aan de andere kant zijn er dagen die slecht beginnen maar prima eindigen, zoals deze. FNV Bondgenoten en de VVMC schenen druk in conclaaf met de NS-directie te zijn, dus van stakingen was geen sprake. Dat maakte niets uit, want door werkzaamheden aan het spoor was er geen verschil met een stakingsdag, op station Haarlem. Dus de trein van 07:25 naar Amsterdam reed niet.

In grafhumeur derhalve, stapten Jochem Prakke, Marco van Zijntergen, Max, Rob van Driel en ik in de Intercity, op weg naar de in Utrecht wachtende Schelden en etappe 4 van 'Van Grens Tot Grens Over De Grens'.

Godzijdank werd de sfeer allengs zotter. Flietje zorgde met Prakke voor een prachtige fase uit de Biscuit Wars, en direct daarna vond Jochem, die tot dan toe zwartreed, op de vloer een geldig enkeltje Haarlem-Bunnik. Maar goed dat het uit de, zo prachtig door Henk verstikte, Havep van de schuddebuikende Rob bleek te zijn gevallen, want die huzaar heeft al zo stuitend veel geluk: vrouw, kind, huis, auto, baan, Wandelsoc.

In Utrecht werd het snel erger. Logisch, omdat Schelden arriveerde. Die zette het station op stelten met een luidkeels vanuit het raam der stilstaande trein gezongen Internationale (hij was in meestaakstemming en stak het spoorwegpersoneel een verder hart onder de riem door hardop Huizinga af te branden), hetgeen hem vanuit de reizigers op zowel verbijstering als blije meezingerij kwam te staan. Daar volgde 'Je cherche fortune' op. Prettig allemaal. Maar daarna vond Henk dat-ie iedereen een zoen van Larisa moest geven. Minder prettig, zeg.

Eenmaal in Bunnik ging het, met levensgevaar voor de net weer optrekkende trein langs, in rap tempo en over zonovergoten paden richting Rhijnauwen, eindpunt van de vorige keer. Verneukeratief, natuurlijk, zo'n extra stukje aan de start. Okay, onze eigen schuld, hadden we maar niet moeten opgeven aldaar, maar dit zou ons nog gaan opbreken.

In Rhijnauwen bleek dat dat theehuis, rustiek gelegen tussen velden-die-wij-vorige-keer-niet-zagen a. bij zonlicht inderdaad een aangenaam gezicht is maar b. 's zondagochtends dicht is, dus viel het weerzien met dat vermaledijde jaagpad-langs-de-Rijn zwaar op de ochtendmaag. Modderig klereding, waarop mijn Adidassen zwipzwap doen en ik duizend doden sterf. Om nog maar te zwijgen over de populariteit ervan onder joggers-die-vanaf-de-andere-kant-komen. Hoogst irritant.

Dan doet Amelisweerd veel goed. Fraai bos, met prima zwanen. Natuurt de pan uit, zo weggelopen uit een 17e-eeuws schilderij. Had dat niet allang niet meer zo moeten zijn, meen ik mij vaagweg te herinneren?

Inmiddels kon ik bij stadion Galgenwaard (waar ik zelfs voor Prince nog nooit geweest was) de opgekropte modderfrustratie in een luidkeels 'A-JAX' vervatten. Zo. Daar had de FC Utrecht niet van terug. Ik kan, als Haarlemmer, natuurlijk onmogelijk voor mijn eigen team zijn, dus vandaar.

Afijn, daarop ging het Utrecht in. Tijd voor een tevreden rookpauze op het terras van een restaurant bij de brug over de Rijn. Die Max aangreep om de net arriverende serveerster lastig te vallen met ongewenst opdringerig pastoraat, onderwijl biscuit naar Jochem smijtend, en vice versa.

Zo'n Max, dat is vreselijk, vooral in een zondagse stad. Alles wat voorbijkomt wordt trouwens beWandelsoct, en dan vooral de dames. Is het niet Max, dan is het wel Prakke. Gelukkig dat arriverende vriendjes van fietsende Mientjes soms op tijd komen.

De serveerster werd na lang vergeefs aankloppen door een wakker geschoten collega bevrijd van 'dit vreselijke gezelschap', dat vrolijk verder toog, het centrum van Utrecht in, langs de grachten en het pauselijk paleis. Saillant detail, dat de immers onwandelende van Prijzen op dat moment vertoefde bij de paus, ter mis. En blijft prachtig hoor, die rivierkades met die onwerkelijk statige gebouwen. Deed me denken aan de foto van de binnenstad van Brugge, bij mijn ouders aan de muur.

Op dit punt, overigens, maakte Satan zijn stuurfout en liepen we voor niks een rondje onder, langs de discotheek waar ooit in mijn bijzijn ex-baas Tonie geweigerd werd wegens verregaande dronkenschap, maar toch binnen wist te komen om nog lammer uit het pand gezet te worden, kortelings daarna.

Dat weerhield ons er allemaal niet van om, likkebaardend oprukkend langs de gracht, uit alle horeca-gelegenheden daar de eerste de beste McDonald's te kiezen en binnen te vallen. Dat wij belachelijk veel aten was nog tot daaraantoe, maar dat Schelden zijn blaar ging zitten behandelen onder het eten, doet bse en mkz verbleken. Vooral omdat bleek dat-ie er helemaal geen had, pas nadat-ie met heel veel theater weer naar buiten was gestrompeld. Verder uiterst hygiënisch, McDonald's: ik heb die friet ooit nog zelf helpen maken, dus ik kan het weten. Bring your own rat, should you want to get rich.

Eenmaal weer op weg ging dat niet hard, met buik-vol-burgers. Dus stopten wij voor een groepsportret, want dat is altijd leuk. Ik had sterk de impressie dat de gecharterde medelander die het maakte er geen flikker aan vond.

Wij waren hem allang weer vergeten, want hadden op heterdaad Sniklaas betrapt! Een zeldzaamheid, zo met Pasen, nietwaar? Dus Klaas kreeg last van de Wandelsoc., die hem om de hoek tackelde, inclusief piet. Van al dat geren ga je boeren (maar Max houdt van menselijke geluiden, dus dat scheelt): hoog tijd om stil te staan voor het volgende groepsportret, tot verbijstering van het prettig meewerkende episcopaal duo.

En wat voor een groepsportret zeg. De Klaasbaard zwaar verfomfaaid door Max (Max vertrouwt die Sinten niet zo, kennelijk), de (overigens inderdaad verdomd lekkere) pietin onheus betast door Schelden. Tegen de tijd dat wij de Rijn weer in het vizier kregen, langs de flanken van Hoog Catharijne, waren we nog maar net uitgehikt van het lachen, en met dat feestje waar ze heengingen is het vast nooit meer goedgekomen. Een besmette Klaas, vermijden en bestrijden, inenten en ruimen.

Maar goed, nu kwamen we eindelijk door die tunnel-naast-Utrecht-CS, waar we zo vaak dromend tegen elkaar hadden gezegd 'hier komen we straks langs'. Nou, dat was dus een anticlimax. Die tunnel is donker en wordt bovendien bewoond door bloeddorstige dieren,
V O G E L S, zijn het. En de Rijn, die is lelijk, bij Utrecht CS, en dat komt, ja heus, door Utrecht CS (dat je er niets van ziet op de foto ligt aan de kwaliteiten van fotograaf Marco). Gooi toch plat heren, gooi toch plat. Wat een blamage voor de Nederlandse bouwkunst. Zo. Dat wilde ik nou al jaren zeggen. Het is dat Utrecht zoveel leuke fietschende meischjes kent, maar anders knapte je er toch volledig op af.

Kort na Utrecht kwam een voor mij aangrijpend moment: het Amsterdam-Rijnkanaal, waar wij het parcours van mijn eerste oefentocht, met Henk naar Haarzuilens, kruisten. Inmiddels driewerf gedecoreerd en als Wandelsoc. over diezelfde brug lopen, met aanmarcherende Max in de diepte, daar wordt een mens blij van. Reden voor een dom dansje mijnerzijds, aan gene oever, helaas gemist door de fotograaf. Maar ja, die was ook niet gewaarschuwd.

Toch week de grijns van mijn gezicht, om voor verbijstering plaats te maken in het Mobilion. Dat is een glazen vloer-waar-je-op-mag-staan met een kaart van Nederland eronder, een website erover en veel diepere bedoelingen erachter. Reuze leuk voor de kids, met mooie lichtjes. En pure propaganda voor de snelwegaanleg. Waar wordt dat van betaald? Mijn belastingcenten, juist.

Niettemin vrolijk, want op bekend terrein, marcheerde ik hard, langs Leidsche Rijn en de Meern. Foeilelijk traject, wist ik al. Wemelt van wanstaltige tuinen, geschapen door de nouveau riche van bloemen- en transport-gangsters. Wat moet je met mooi als het lelijker kan? Hup, over de balk met de euro! En dan te bedenken dat mijn ex-baas daar woont, en erachter het pittoreske Vleuten, geboortedorp van zijn broer, ligt. Niets van al dat moois, dit keer - gewoon die eindeloze grijze weg langs de rivier. Maar wel een mooie gelegenheid om hazen Max & Prakke in te halen, die langs de linkeroever ontsnapt waren bij het Mobilion.

Dat ik Marco eruitliep op dit stuk, dat eindigde in het, als bijbels reddende herberg aan het eind van de dijk gelegen Café-bar 't Scheepje, zou ik drie bier later en 1 zonnebril lichter merken, toen het naar Harmelen ging. Marco eruitlopen is een onzalig idee. De man heeft zulke lange benen en zo'n natuurtalent voor wandelen dat-ie er zelfs op lange afstanden blijft uitzien als een zondagswandelaar. En dus verdween hij al snel om de hoek, zelfs ondanks de voorsprong van Max en mijzelf.

Niettemin was het prettig wandelen door Harmelen, thuisbasis van mijn gewaardeerde collega van 't Klooster. Die gaf helaas geen gehoor, maar heeft later wel een geslaagde poging-tot-brilophalen gedaan bij 't Scheepje. Onder zijn raam door en langs Het Wapen van Harmelen, langs de negorische buurtschap Putkop (plaatsnaam die tot onmiddellijke anagrammendrift leidde onder de Wandelsoc., dat zult u begrijpen) ging het met van Zijntergen voorop dus naar Woerden, langs zo'n jaagpad dat je doet denken aan eh... ...Rhijnauwen.

In Woerden werd Henk vriendelijk verzocht Snackbar Friendly (met inderdaad heel vriendelijke mensen en goede broodjes bal) te verlaten, omdat hij een wilde bloedspuwing kreeg van de suggestie niet Alphen aan den Rijn, maar Bodegraven als einddoel te beschouwen, die ergens uit het groepje van Max, Rob en Prakke kwam. Ik was het ermee eens, maar hield daarover wijselijk mijn smoel en opperde vrolijk 'in ieder geval nog een stukje door te lopen'.

Langs de tolbrug van Nieuwerbrug (waar de tol wordt geheven door buurtbewoners die de brug in beheer hebben) liepen wij door opdoemende kou naar Fort Wierickerschans. Hier hielden wij een kleumige rookpauze van 10 minuten, opdat Max en Henk konden bijtrekken voor de zegevierende intocht in Bodegraven.

Op de Schans werd inderdaad besloten dat Bodegraven basta was, maar het compromis bereikt alsnog in Alphen te gaan eten, omdat Henk daar bij een goed restaurant gereserveerd had en we in Bodegraven de horeca nog niet kenden. Sneller dan wij gedacht hadden bevonden we ons, met van pijn en vermoeienis vertrokken gezichten, op station Bodegraven. Sjaja, dat komt er nou, van zo'n extra stukje aan het begin.

Op station Bodegraven was het nog relatief lang wachten in de kou, en dus maakte Max van de nood een deugd door de stationswand te bepissen (hadden wij zoiets niet al eens eerder meegemaakt?). Tot, uiteraard, grote hilariteit van de fel protesterende Wandelsoc..

Dat geprotesteer mocht vanzelfsprekend niet baten, maar hoera, geen veldwachter te bekennen. Dus in de boemel naar Alphen, waar je zo bent, als je er maar niet heenwandelt.

Aldaar verbaasde Jochem mij hogelijk, door de pleiterik te maken naar Haarlem, teneinde te kunnen studeren voor zijn Golfvaardigheidsbewijs. Godbetere! Kan dat ook nog? Golfen! Mijn lever keert zich van schrik om in zijn graf! Visioenen van grasland in Purmerend, en meer van dat soort dingen.

Diep geschokt strompelde ik met Henk, Marco, Max en Rob naar Restaurant Lekker Eten, schuin tegenover van der Schelden, een prima zaak in volelektrieke huishoudelijke apparatuur.

Lekker Eten heeft geen website, en dat zuigt. Lekker Eten heeft bovendien volstrekt nichterige bediening. Dat zuigt ook. En die dringt zich met de aangeboden waren aan je op. Dat zuigt ook.

Maar Lekker Eten heeft wel Heel Lekker Eten. Het 'Lekker Lam' bijvoorbeeld. Om op te zuigen. En de 'Blote Billetjes in het Weigras'-salade. Nichterig, maar heerlijk. Om over de sorbet en de Spoom nog maar te zwijgen.



Kortom, wij werden een tevreden begeten Wandelsoc., temeer daar een vriendelijke eetster ons met vreugde op de gevoelige plaat vastlegde. En daarnaast - Lekker Eten ligt prachtig, aan de Rijn, met terras-voor-de-zomermaanden. Een aanrader van jewelste. Niet in de laatste plaats omdat Schelden zich er met een per-ongelukke wisseltruc rijker rekende. En ik maar fooi betalen hè. Al-tijd het-zelfde.

Terugstrompelen naar het station bleek een mindere opgaaf dan verwacht, maar de trein reed net voor onze neuzen weg (met Max erin). Reden voor een bezoek aan de bar van Hotel Restaurant Toor, alwaar wij de dag besloten in laving aan de aanblik van de serveerster en fijne halve-liter-units, en Rob de aanwezige taartvitrine verrijkte met zijn aangevreten Snickers. Wereldgrap.

En zo kwamen wij, 43 kilometers rijker, alsnog in die trein. En nou niet zeiken over dat we die volle 60 (die het trouwens niet geweest zouden zijn omdat Alphen 10 km van Bodegraven ligt) niet gehaald hebben: dit was een oefentocht, goddomme. Komt u in Nijmegen, Bern, Diekirch, Bastogne of Bornem nog eens terug.

Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Katwijk wacht.