Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
21 juli 2001 85ste Nijmeegse Vierdaagse Episch beeld: de motorrijder die, in zwart strak leer gehuld, alleen, maar met z'n tweeën, over de A73 raast, onder het eindeloze lint van wandelaars door en, bij 120, de rechterarm heft in saluut, naar de stoet en de vaandels, op het viaduct. Daar is niets fascistisch aan: dat saluut brengt, in 1 gebaar, van 1 naar 38.000 man, begrip, ontzag, ondersteuning en eerbetoon over. Terwijl die motorrijder in de verte verdwijnt, en de zware hart-onder-de-riem-hoorns van de truckers het getoeter van personenwagens feestelijk verpletteren, kamp ik mijn tranen weg. De dag van Wijchen is begonnen, en ik heb Nijmegen onderschat. Mijn hemel wat was ik hier bang voor. Schoorvoetend begonnen met wandelen, louter de zotheid tena, had Schelden mij opgetraind tot Bornem. Maar Bornem is doenlijk. Bornem is 1 dag. Bornem is onmenselijk, maar als je weet dat je maar 24 uur hoeft door te lopen, loop je 24 uur en tel je die af. Als je daarna maar niets meer hoeft. Mag omvallen. Dat mag niet, in Nijmegen. In Nijmegen begint de volgende dag om drie uur 's nachts. Sta ik op terwijl mijn waarde neef nog lang niet thuis is uit de kroeg. Strompel ik voorzichtig de steile trap af om koffie te zetten. Trek ik, een pruttelend apparaat achterlatend, weer naar boven om de overgebleven blaren van de MESA af te plakken. De diepe inkepingen in mijn hielen waren 1 dag voor aanvang van de Vierdaagse dichtgeraakt - maar niet geheeld. Daar zaten nog bloedkorsten op. Dus was ik doodsbang. Wat als ze opnieuw opensprongen? Bornem is 1. Nijmegen is 4. VIER. Keer vijf-tig. Ik dank de firma Adidas, en mijn eigen volharding. Het parcours van Nijmegen is vlak, dus daar loop ik niet op de nieuwe kisten die ik bij de MESA zo nodig had, maar die mij opbraken. Nijmegen loop ik op mijn door de Dodentocht geverfde sportschoenen. En het werkt. Het redt me niet alleen, het doet me triomferen. De voeten vers afgeplakt, de sokken eromheen gevouwen, stap ik stil en voorzichtig naar beneden. Drink ik mijn koffie, en betreed ik, onwennig, een nachtelijk Nijmegen. Onwennig! Alsof ik niet jaar na jaar voor die Zomerfeesten heb geleefd! Maar ja. Geen Zomer. Geen Feest. Wel Wedren, als ik die na grote slaapdronken verwarring heb gevonden (bijna ging ik op het Keizer Karel de verkeerde kant uit omdat ik dacht dat de aanlopenden al van de Wedren kwamen). Zo begint mijn 85ste Nijmeegse Vierdaagse. Mijn eerste. Marco van Zijntergen en ik hadden, in snode samenspanning, Henk van der Schelden succesvol bedot. Een unicum. Hij geloofde werkelijk dat van Reisdwergen zou ontbreken, wegens werkzooi. Die had echter al op de dag na de MESA verblijf geboekt in Jachtslot de Mookerheide, zodat zelfs de belangeloze aanbiedingen van de Heilige Moeder Prakke en De Ongelooflijke Bert Van Prijzen, gedaan via een wanhopig om zich heen grijpende Schelden, niet nodig waren. Derhalve was ik op maandag niet per trein, doch per Polo ter Neef gearriveerd. Die woont op de van Welderenstraat, tegenwoordig, en dat zou fijn blijken. Nog los van het feit dat zijn door mij hooggewaardeerde vriendin Kirsten plots zwangerig bleek (hoera-ik-word-oom-jaja), bewonen zij een prettig Frans aandoend hoogwit pand in het centrum, twee minuten van de start op de Wedren. En hadden zij mij voorzien van een logeerkamer-met-dusdanig-comfort dat zelfs de versch aangeschafte berenlul overbodig bleek. Alle reden voor bierzwijnerij, die dan ook plaatsvond op de Grote Markt, tot een uur of twee, in gezelschap van Neefman, met een betere afloop dan sommige van onze drinkpartijen gekend hebben: tevreden keerden wij huiswaarts, zonder noemenswaardige incidenten. Dus ik, verdwaasd, die Wedren op, aan het begin van De dag van Elst. Mobieltjes staan voor niks, dus het weerzien met van Zeisvergen was een snel feit. Onmiddellijk ontspon zich traditie. Ik had die Schelden daar nooit zo in geloofd, maar dat broodje ham en die koffie smaakten naar eeuwigheid. In schemerdonker, al koffielurkend, werd ik plots bij de schouder gevat door een vervaarlijk opmarcherende Wey, vaandeldrager van de Stichting Wandelen Oud Commando's. Het Korps Commandotroepen is in je donkerste momenten. Toen hij zwaaiend vertrokken was, aanvaardden ook van Teilwerpen en ik de tocht. Langs de knippers, en over die brug naar de overkant van de Waal. Kort na zonsopgang stampten wij Bemmel binnen. Wel enigszins aan rust toe, maar verder vooral schone Astrid beklagend, die hier immers verbleef. Astrid, moet u weten, is een Gilzense die wij bij de MESA tegenkwamen en waarvan wij dus wisten dat ze hier ook meeliep. En Bemmel maakt lawaai, zo op de vroege morgen. Maar doet dat wel in stijl. Want het was Zwitserse week, dus stonden er in passende klederdracht uitgedoste grijsaards met hellebaarden en kantonvaandels langs het parcours, stram te wachthouden. Daar had ik respect voor. Vooral nadat ik, minstens drie kwartier lang, omelet-met-spek had zitten eten op het terras van Het Wapen van Bemmel, en ze onderwijl niet had zien bewegen. Ik kwam ze nog 1 keer tegen tijdens de Vierdaagse, op de Via Gladiola, en ook toen waren ze bijzonder indrukwekkend. Dus dat was prachtig, al was het jammer dat Schelden ons bedrog hier ontmaskerde. Want Het Wapen van Bemmel is een Kwaliteitsrust en dus was hij daar ook, aan de tomatensoep in zijn Wiener Sängerknaben-join-the-navy-outfit. "Gore tyfusleiers! Maar ik ben wel blij jullie te zien!" Kijk. Dat is de Wandelsoc.. Waarover later meer. Nu moet ik eerst het begrip 'Kwaliteitsrust' even uitleggen. Dat zit zo. Schelden liep de Nijmeegse dit jaar voor de tiende keer. Dat deed hij al die tijd in het gezelschap van twee volstrekte zotten, die hem in een vroeg stadium ontmoetten: Bert van Prijzen, inmiddels Eerste Vriend Van De Wandelsoc., en Ted Snodendroom. Die liepen de Vierdaagse dit jaar voor de respectievelijk twaalfde en veertiende keer. En die hebben, in de loop der jaren, het begrip 'Kwaliteitsrust' ingebeiteld en uitgevleeschd. Een Kwaliteitsrust is een plek die aan vier voorwaarden voldoet: er is altijd comfortabele zitruimte, er is audiovisuele rust aan je kop, er is een groot assortiment aan eet- en drinkwaren verkrijgbaar en het is er overdekt. Dat is trouwens een van de twee sterk afwijkende aspecten aan de Nijmeegse Vierdaagse. Ten opzichte van alle andere door de Wandelsoc. gelopen marsen dan dus. Bij alle andere marsen houd je als wandelaar stil bij door de organisatie gedefinieerde rustpunten, al begint de burgerij in Diekirch en Bern zich inmiddels (heel voorzichtig) te roeren. Dus is het verloop in Nijmegen veel groter en haal je constant opnieuw dezelfde mensen in. En daar komt Het Publiek langs de route bij. Dat maak je nergens anders mee. En dat is roerend. Wat heerlijk om eindelijk eens waardering te krijgen voor dat stomme geloop, waar je in Bornem wordt uitgejouwd, en elders genegeerd, met uitzondering van de organisatoren. Gelderland, bedankt. Maar goed, Schelden dus daar. Schelden dus weg, terwijl wij aten. Schelden nog wel de burgemeester van Bemmel, Drs. R.J. Persoon, een hand geven alvorens verder te stappen, want ook dat hoort tot de mos van de Vierdaagse: je geeft alle aanwezige burgemeesters een hand. Tenzij, natuurlijk, het je eerste Vierdaagse is, zoals in mijn geval, omdat je het dan niet altijd gepast acht of durft. Drs. Persoon dus wel de hand geschud hebbende, in mijn vervaarlijke zwarte outfit (helemaal MESA op de Adidassen na, maar de zwarte broek kort, die eerste dag), trok ik met Marco verder richting Huissen (daar waren wij eerder geweest, bedacht ik mij grijnzend). Via Elden ging het vervolgens naar Elst, en daar kwam dat Publiek als een zware Dreun binnen. Wat in Bemmel nog een goedbedoelde (en in dank ontvangen) truc van de lokale ondernemersvereniging had geleken, was in Elst een ontroerend feest. Ik was verbijsterd, en zit hier ook nu weer met prikkende ogen dit te schrijven. Wij danken u eh... ...feestelijk. Damn, thank you. Dat valt niet te beschrijven. Want ik kan zeggen dat het hele dorp was uitgelopen om ons toe te juichen. Maar niet hoe. En ik vergeet dat nooit meer. Dus dan valt dat kwartje en begrijp je eindelijk waarom Schelden het zich aan kan meten om, bij zijn tiende Vierdaagse, de verse burgemeesteres van Elst, Mw. E. Tuijnman, welkom te heten in Elst. Maar tezelfdertijd peinsde ik er niet over haar de hand te gaan schudden - ik zou niet durven, op mijn eerste Vierdaagse, dusdanig overmand door die donderende gastvrijheid. Tering, wat een onthaal. Gelukkig maar dat de voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding, KNBLO, Emile M.L.H. Termont, ook aldaar aanwezig, dat begrepen zal hebben. En toen kwam dus die tweede Kwaliteitsrust. Feestzaal Fortuin te Elst. Aldaar ontmoetten wij, tot onze onuitsprekelijke (maar niettemin uitgesproken) vreugde, voor de eerste keer deze Vierdaagse, Dhr. van Prijzen. En, voor wat van Schijnvlerken en mijzelf betreft dan, voor het eerst period, Ted Snodendroom. Van Prijzen had zich aan ons absoluut bewezen tijdens Etappe 1 van Van Grens Tot Grens Over De Grens - maar Ted Snodendroom, conrector van de priesteropleiding van het Aartsbisdom Utrecht, was die man waar we van Schelden altijd zoveel over gehoord hadden - maar die we nog nooit gezien hadden. Nu dus wel, en dat bleek al snel prettig: Ted keek minzaam glimlachend toe, de op dat moment reeds beblaarde poten op tafel, terwijl van Dreinverzen en ik Schelden traditioneel de huid volscholden alvorens hem gebroederlijk te begroeten. Dat leek overigens lange tijd terecht, want Schelden had ons in Bemmel voorgehouden dat de volgende rust slechts anderhalf uur gaans was, terwijl wij eerst 2,5 uur later in Elst arriveerden, na monsterlijk hard doorstampen. Maar hij had ons niet bewust gefopt, zoals wij dachten ("Waar blijft dat kleine blauwe pestventje in dat mieterige matrozenpakje? Van Fijnsplijten, jij houd hem vast, en ik schop erop"), hij was, net als Tedje en Bert, genept door de KNBLO. Dat beblaarde van Snodendroom bleek overigens ook al voor van Prijzen te gelden. Leuk was hier verder, dat ik, na karnemelk en dezulken, bij het verlaten van de burelen ontdekt werd door de voorbijsnellende Yvonne Kuhlman, die de 40 aan het stappen was. Afijn, verder dus, via Valburg en Herveld naar zaal Beatrix in Slijk-Ewijk. Traditie is een mooi ding. Nog niet net waren wij daar zwaar vermoeid neergezegen (de Vierdaagse had nu toch akelig veel van de Dodentocht weg, ook qua hitte), of van Prijzen sprak "Hé. De Blarentrappers zijn laat, dit jaar". En verdomd, een halve minuut later overvielen zij de Zaal. Met veel misbaar, want dat is hun specialiteit. De Blarentrappers lopen met constant rammelende tamboerijnen en een wandelende Tannoy-paal die, naast vooropgenomen levensliederenlol, uitbraakt whatever de vent die 'm draagt door zijn te goedkope microfoon verzint. En ik moet ze nageven dat ze kunnen lopen. Want ze zijn overal, en die grote grijze kenden we al uit Bern, dus we wisten wat zijn loophistorie is (dat wil je niet weten). Maar de Blarentrappers hebben het bij mij voorlopig volkomen verbruid. Want zij drongen voor, bij de balie, waar kroketten en drank vandaan moesten komen. Niet alleen op mij, maar ook op elkaar. Luidkeels, bot en ellebogend. Kortom: gun die gasten een voetreis naar Benidorm zeg. Ik word niet goed. Alle slechtste eigenschappen van mijn landgenoten in schreeuwende vereniging bijeen. Nee, die kunnen een voorbeeld nemen aan de Belgen. Een eerlijke Belg bracht mijn hier terloops achtergelaten portemodinges naar de bar van de Beatrix, zodat die mij in een later stadium telefonisch konden inlichten, zodat ik met van Zwijnscheuren kon terugpolo'en, aan het eind van de etappe (hetgeen overigens niet vanzelf ging, want Slijk is een zorgvuldig verborgen dorp). Dat zorgde er natuurlijk wel voor dat ik, in Oosterhout, vriend van Prijzen moest opvoeren als vaste wandelpartner en daglang getuige, omdat ik van de hoofdcontrolice anders geen vervangende knipkaart kreeg uitgereikt. Dat lukte natuurlijk prima, en ook aan het eind, op de Wedren, werd er, nadat ik succesvol mijn huisadres, postcode en geboortedatum had geciteerd, geen probleem van gemaakt. Prettig, prettig, prettig. Minder prettig was de gezelligheidsterreur op de dijk naar Lent. Zo'n vogel die achter je opdoemt en dan HEEL hard 'Captain Jack' begint te zingen - met de verkeerde tekst, in steenkolenkutEngels. En die dan verontwaardigd is als niemand meezingt en op luide toon eist dat-ie bijval krijgt. "Ik probeer het maar één keer hoor!" En dat die schapen dan dus mee gaan zingen ook nog. Schelden tegen Snodendroom, over de beestjes-langs-de-dijk: "Als ik een schaap geneukt heb, verf ik de reet altijd blauw - het schept een band hè, met de dieren". Ja, en ik had deze joepiejoepie-terrorist graag een tweede aarsgat bijgeboord - met een Kalashnikov. Lent was qua onthaal een soort van mini-Elst, en dus togen wij verfrist en tevreden, maar jaloers op die bierfles-stapels, over de Waalbrug weer Nijmegen in. Schelden deed vergeefse pogingen van Reinmergen tot matennaaierij in mijn richting te bewegen, door hem te sommeren mij geen gepolo naar Slijk toe te staan, ter portemonnaie-ophalerij. Jaja. Wie goed doet goed ontmoet hè. Waarom zou-ie míj een oor aannaaien als-ie dat ook met Vèlden kan doen, tenslotte? De dag van Wijchen begon, na een kortzuiperij in De Vereeniging de avond ervoor (en uitstekend eten aldaar, Tilapia-filets, gezond, lekker en verantwoord), zoals de vorige: met wit-met-ham, koffie en de langsbenende Wey. "Tijgers, Wijchen!" was zijn roerend commentaar. Door een stil en donker Nijmegen ging het vervolgens, in noodtempo, langs studentencomplex Hoogeveldt bij Heijendaal (een omineus weerzien, immers het toneel van veel onzaligheid uit mijn persoonlijk verleden - waarover geen verdere informatie, tenzij u mijn bier koopt), naar de circustent met worst-op-stokbrood. Kijk, dan zijn wij dus weer thuis. Bovendien hangt er in die tent een prettig bord: 'Wegens gebrek aan personeel werken hier mensen'. Door winkelcentrum Harthatert (prachtige naam, ligt naast de Overasseltse en Hatertse vennen, maar daar merk je niks van, op de route) ging het bij zonsopgang naar Alverna en Balgoij. Dat was een hard stuk, omdat, voor het eerst, in een lange reeks marsen die in juni 2000 begon, na de oefentocht bij Haarzuilens, de regen losbarstte. En niet zomaar, maar net als toen keihard horizontaal van links. En met het bekende effect: waar slagregens een mopperend peloton teisteren, groeit de Societas Ambulationis Academica naar kaarsrechte, edele hoogten. Stoïcijns beende ik dus langs dat verbijsterde peloton, tot vreugd van Ted Snodendroom, die samen met Bert van Prijzen door mij (mijn blik op oneindig) voorbij zou zijn gestampt als ze me niet hadden geroepen. Voorbij Balgoij deed de zon zich inmiddels alweer gelden, en omdat het ook al erg lang duurde sinds de circustent, begon ik ernstig te lijden aan uitdroging. Dat leidde tot tollen, koud zweet en bijna flauwvallen. De rust in hotel-café-restaurant 'Hoogeerd' aan de Maasbandijk bij Niftrik was dan ook beslist geen overbodige luxe. Dus verdween hier Bert's volledige voorraad Isostar (een buitengemeen werkzaam drankje, had Bert mij bij Lent reeds geleerd) in mijn keelgat, met soep, en ook nog jus d'orange. Monter volgde een vrolijke wandeling naar Niftrik, opgeleukt met het verhaal over het paard dat Bert ooit recht in zijn smoel beet op dat traject, en van daar naar Wijchen, waar Schelden, Snodendroom en van Prijzen naar goed gebruik burgemeester dr. J.J.M. Franssen, met vrouw, de hand schudden, en wij vervolgens neerzegen bij de EDAH, slechts Kwaliteitsrust omdat a. de EDAH deel uitmaakt van Laurus, het concern waarbinnen van Prijzen verantwoordelijk is voor de marketing in België en b. zijn vrouw Hilda daar steevast haar opwachting maakt met een thermoskan koffie, de schat. Daar was overigens ook die-baardige-gek-die-op-Nico-de-Jong-lijkt-maar-wiens-naam-ik-altijd-vergeet, wiens naam ik nu niet meer zal vergeten, omdat ik nu weet dat-ie Louis heet, als altijd behangen met lood-in-tasjes. Hij wist ons, een aan hem geschonken Isostar in de hand, te melden dat ook reservisten Bakx en Spaan het parcours onveilig maakten. Dat is verder het enige dat we van ze merkten, want we hebben ze de hele Vierdaagse helaas niet gezien. Louis dus wel, die al snel weer vrolijk voor ons uitbeende. Langs de vaste wildwaterplaats (een dit jaar overigens streng verboden feit) en de firma Progomm (zo noem je je bedrijf niet, dat leidt tot onzalige anagrammen) richting Beuningen, waar wij na wat moppentapperij, bizarre GSM-conversaties met mensen als Max, en conversaties over GSM's met mensen als Snodendroom, bij de Kwaliteitsrust neerzegen. Dat is een bijzondere. Want een terras van een verder onbelangrijke kroeg, die echter keurig genever schenkt. En er vlakbij is de Patatterie, bij toerbeurt van vijf jaar te plunderen door de Kwaliteitslopers. Dus was ik dit keer de lul, en zeeg de rest vast achter het glaasje neer terwijl ik mij ging voorzien van dampende papieren zakken. Punten voor het Patatterie-personeel, overigens, wegens de snelle afhandeling. Die rust kwam overigens na loco-burgemeester H.J.B. Peereboom, traditiegetrouw de hand geschud door de Drie Musketierenden (dat burgemeester Mr. Drs. H.N.A.J. Zijlmans daar niet zelf staat komt door de juridische procedure die, wegens het vermeend veroorzaken van psychische nood bij derden, tegen hem loopt). Niet, overigens, dat van Prijzen en Snodendroom tieren zoals Schelden dat doet - maar wel welig natuurlijk, dat is het meer. Via Weurt en het industrieterrein aan de rand van Nijmegen ging het vervolgens naar de Wedren. Dat stuk over het industrieterrein was een ervaring, overigens. Niet alleen omdat van Prijzen mij, ondanks zijn stevige blaren, hier vrolijk overklaste, maar ook doordat een van de vele aanwezige ATC-afdelingen (helaas waren onze vrienden van de Herts & Bucks Wing er niet) hier a. een door merg en been gaande versie van het Airborne Ranger-lied zong en b. elkaar, op weg naar Heumensoord (toen wij in Nijmegen aankwamen moesten zij nog 6 km verder, al hadden ze er natuurlijk ook 6 minder opzitten op dat moment, naar verhouding - naar verhouding, want zij lopen sowieso 40, maar moeten dat dan wel weer doen met 10 kg bepakking), op de been hield door de bandjes van elkaars rugzak vast te houden. Alweer een ontroerend lesje groepsgeest van het soort waarop het Air Training Corps het patent blijkt te hebben. Volgde de intocht door de van Welderenstraat, een ongelooflijke ervaring. De absolute prijs voor het Publiek-Van-De-Week. Een kolkend feest, dat als warm bad over ons heenviel en onze vermoeide lichamen en geesten zeer verfriste. Achteraf bleek dat het hier ging om de verzamelde homo-horeca van Nijmegen. Het is ook geen wonder hè. Altijd hetzelfde. Jongens, meiden, bedankt, van deze hetero. Eenmaal terug in de Vereeniging (want traditie moet zijn hè) bereidden wij ons bierdrinkend voor op de barbecue van de wandelSWOC (de ex-commandi). Die hadden ons namelijk bij monde van Peter Wey daarvoor uitgenodigd, via Henk. En inmiddels hadden wij een afspraak met Astrid, die behelsde dat zij naar Bemmel op en neer zou rijden voor haar auto, en dan mij en Schelden zou oppikken in de Vereeniging, om dan met zijn drietjes naar die barbecue te rijden. Zo gezegd, zo rond zes uur in gang gezet. Maar eerst vroegen wij Schelden uit te zoeken waar het was en daartoe Wey te bellen. Schelden, controlfreak par excellence, had natuurlijk volledig geen zin zich te verlaten op Wey's routebeschrijving, dus weigerde, zeggende dat hij geen slapende honden wakker wilde maken. Toen wij hem bevreemd aankeken zei hij "Zul je zien, als ik ze bel, dat ze expres zeggen dat het niet doorgaat". Terwijl Astrid naar Bemmel fietste, kreeg ik Schelden toch zover dat-ie Wey belde. Maar in plaats van dat-ie gewoon vroeg waar het was zei-ie: "Heb jij misschien een tip voor mij, over hoe ik er kom?" "Ja hoor, het is in West", sprak Wey. "Okay", zei Schelden, en hing tevreden op. Ik dacht "Kreun" en ja hoor, een half uur later stonden wij totaal verdwaald aan de andere kant van de Waal, nabij Lent, in Astrid's auto. Dus Astrid en ik: "Schelden BEL die Wey, en laat hem niet meer los totdat je WEET waar het is". Schelden: "Nee, ik heb een veel beter idee, stop bij dit huis". Dus hij aangebeld, zich naar binnen geïntimideerd, die mensen een kaart ontfutseld, en twee minuten later weer terug met een tevreden grijns op zijn bek en een boude uitspraak: "Ik weet waar het is". Tien minuten later wisten we zeker dat we er dichtbij waren - maar waren we weer hopeloos verdwaald. Dus Astrid en ik: "Schelden BEL die Wey, en laat hem niet meer los totdat...". Schelden: "Nee, ik heb er genoeg van, bel hem zelf maar, en trouwens, ik stap nu uit en verbreek alle contact met jou, van Reenen. Je bent een gore tyfusleier en ik hoop dat je hem niet uitloopt en Astrid, als je nog 1 keer omgaat met die gast dan hoef ik jou ook nooit meer te zien. Dahag!" Astrid: "GOED". Ik: "Dag Schelden". Autodeur: "Klunk". En daar stond Schelden, moederziel alleen in een vage Nijmeegse buitenwijk. Een halve minuut later belde Jochem Prakke mij. Die was net vanuit Haarlem naar Nijmegen gereden, speciaal voor deze barbecue, en sprak nu ietwat verbaasd: "Jullie schijnen Henk uit de auto gezet te hebben en nu moet ik hem gaan halen in een vage buitenwijk". Ik: "Waarom ben ik niet verbaasd?" Afijn, Jochem Henk halen en wij met door Astrid gevonden lokale bardame-in-eigen-auto voorop naar de barbecue. Aldaar aangekomen, kwam ook Henk binnenzetten... ...die vervolgens deed alsof er NIETS aan de hand was. Hoofdschuddend besloot ik het incident te vergeten. Dat gold niet voor van Vlijmscherpen en Astrid, die net als Jochem tot diep in de avond Henk in de waan lieten dat hij niet kon rekenen op een lift naar huis... ...die hij uiteindelijk toch kreeg, van Astrid. Jaja, dat is de Wandelsoc. Waarover later meer. Die barbecue, in de kantine van het door de commandi afgehuurde terrein van plaatselijke voetbalvereniging Excelsior (niet die uit de Toto, die komen uit Rotterdam), was intussen erg gezellig... ...maar ik zat er volledig doorheen dus taaide al voor het eind af naar Marco's Polo voor een potje ronken. De dag van Groesbeek Uiteraard zwaar bekaterd vertrokken wij de volgende dag opnieuw, langs Heijendaal, richting circustent, na wit-met-ham en koffie (maar zonder voorbijsnellende Wey, dit keer). Vandaar ging het in rap tempo, via Hatert, waar wij Pro Libertate tegenkwamen (dit keer zwaar vertegenwoordigd, maar met malle mutsjes op), en door aanwassende regen naar bejaardentehuis de Maldenburch, te Malden. Aldaar troffen wij in de directiekamer Ted en Bert, de blaarvolle poten omhoog op de tafel. Dus ik ze uitleggen wat Schelden de avond ervoor had geflikt. Zegt Bert: "Ted, ik geloof dat wat pastoraal werk niet zou misstaan, later vandaag". En: "Over vijf minuten komt van der Schelden hier binnenzetten in een rolstoel, en dan neemt hij de voorzittershamer ter hand". Hetgeen inderdaad geschiedde. De eerste woorden van Schelden tegen Bert: "Van Prijzen, ze hebben me gisteren zomaar uit die auto geflikkerd"... ...sic. Jaja, dat is de Wandelsoc.. Waarover nu meer. Want geen wonder dus, dat Bert en Ted deze derde dag twee nieuwe credi voor de Wandelsoc. bedachten (waarvan het tweede wat mij betreft stand mag houden): 'Nos diversificat ambulare' (moge het wandelen ons uiteendrijven) en 'Nos iungat querulantia' (moge de ruzieschopperij ons verbinden). Directrice Agnes van het bejaardentehuis hartelijk bedankt hebbende voor de oase van rust die zij ons als vermoeide wandelaars bood, ging het in een onafzienbaar stuk-door-de-weilanden, langs Mook, naar Plasmolen. Aldaar, in de stromende regen, uitgebreid soep en broodjes genuttigd hebbende, trokken wij op naar het meest epische deel van de Vierdaagse: De Haak Van Milsbeek. De Haak is een hoefijzervorm, die alleen door de 50 km volledig gelopen wordt. De dertigers en veertigers haken op twee verschillende punten eerder af naar links. En het irritante is dat je de hele tijd het hele parcours kunt zien. Althans, dat was vroeger irritant, voor Schelden, Snodendroom en van Prijzen. Want inmiddels was De Haak wat minder diep gemaakt, en waren van Weidstergen en ik uiteraard gewaarschuwd. Dus ik genoot van De Haak, die mij aan het Zeeuwse deed denken, en die bovendien een friswindige verademing was na de villawijken van Milsbeek, waar wij, net als destijds in Bornem, niet aangemoedigd, maar uitgejouwd en -gelachen werden, door corpsballen dit keer. Groot was dan ook mijn voldoening toen ik achter mij iemand, terwijl ik in mijn Sandeman-outfit stoïcijns de wind trotserend, grootschrijdend langsbeende, eerbiedig tegen zijn partner hoorde fluisteren "Die man is overal, hij is er altijd bij - hij heeft wèl stijl". Op die vreugde werd echter snel een forse domper gezet door van Grijszwerken. Het kon ook niet goed blijven gaan. De man had in ons bijzijn nog nooit een blaar of spierpijn opgelopen, en nu ging het dan toch fout. Met een kleine blaar en een forse peesontsteking in het rechterscheenbeen verdween hij, vlak voor het midden van De Haak, in een KPN-EHBO-post. Nou haat ik de KPN, als bedrijf - dus die mogen blij zijn dat ze zo'n goeie Vierdaagse-ploeg hebben. Want die ontving ons gastvrij en spaarde kosten noch moeite in het vakkundig bijstaan van van Pijnzwelgen. Dat zullen wij niet licht vergeten: meer loon voor die medewerkers! En dat ze daar lang over deden deerde ook niet. Want beter goed dan half, en zo kon ik onderwijl genieten van een prachtige uitvoering van de Vierdaagsemars door een belendend militair muziekkorps (de blazers zongen zelf mee, als ze even niets te doen hadden). En zo leerde Marco wat pijnverbijten inhoudt. Hoog tijd, en hij doorstond 'm met glans, bleek. 1 paracetamol en wat verband rijker stapte hij probleemloos, in hoog tempo door De Haak, daarbij de inmiddels ontstane achterstand op het peloton tot nul reducerend. En dat was mooi, want zo kon, bij Grafwegen, aan de voet van de Jansberg, de Zegetocht-van-de-Wandelsoc. een aanvang nemen. Hier bleek het nut van onze bezoeken aan Diekirch en MESA. In relatief noodtempo dus, het hoofd hoog geheven, bestegen wij in de stromende regen de eerste van de Zeven Heuvelen. Jawel, want hoewel de Jansberg nog een eind van de Zevenheuvelenweg ligt, zijn er langs die weg maar vijf heuvels. "Die loopt op doping", hoorde ik iemand achter mij zeggen. "Welnee, die loopt op Isostar, als dat al doping is...", was het antwoord. De tevreden grijns kon dus niet meer van mijn smoel, en werd alleen nog maar erger toen ik hetzelfde ATC-squadron tegenkwam dat de dag ervoor zo huiveringwekkend mooi had gezongen. Een goed gesprek later arriveerden wij bij Café de Breedeweg in Bredeweg, de Kwaliteitsrust waar Ted Snodendroom altijd op de grond gaat liggen. Nu ook, dus. En van daaruit ging het naar Groesbeek, waar Jochem Prakke ons hervond bij de rust van de Stichting Wandelen Oud Commando's (die lag links na de burgemeester, Dhr. drs. G.E.W. Prick, zoals Schelden ons zo treffend had uitgelegd - en Dhr. Prick kreeg uiteraard een hand, van Snodendroom, van Prijzen, van der Schelden en mijzelf). Het KCT voorzag ons van soep en prima worstjes, ik had een prettig gesprek met een bloedmooie politie-agente, en vervolgens ging het dan toch naar Berg en Dal, over de echte Zevenheuvelenweg. Muhaha, wat een triomf, mijnerzijds. Van Treinwerken scoorde hier een EHBO-post, Jochem verdween zsm op zijn mountainbike richting Astrid, die ergens voor ons liep te veertigen, en ik deed al mijn critici verstommen in een moordende strafstamperij naar Thais restaurant Baan Isaan aan de rand van Nijmegen. Aldaar tevreden op het terras neergezegen, 1 kilometer van de finish, wachtte ik rustig de komst van de mijnen af... ...en van Louis, die zich evenzeer tevreden aan de genever zette (zoniet Tedje en Bert, die vonden dit geen Kwaliteitsrust, dus liepen door). Prakke, immers niet wandelmoe, liet hier uiteraard geen gelegenheid onbenut om allevier de serveersters uitnodigend het hemd van het lijf te vragen over geile neukseks. Volgde een indrukwekkende laatste kilometer, omdat we daar Annie Berkhout, recordhoudster en bezig met haar 65ste Vierdaagse, tegen het lijf liepen. Af met die hoed en eerbiedig de hand schudden, geblazen, dus. Des avonds volgde nog een prettig samenzijn met Prakke en Schelden, op het terras van Mexicaans restaurant Trocadero in de Molenstraat, waarna Schelden en ik nog een kort uitstapje beleefden naar het Valckhof, waar Neefman met kornuiten het festival onveilig maakte. Een wachtkroeg, taxi en ontmoeting met ex-Haarlemmers in een kroeg langs de van Welderenstraat later, vielen wij rond 2 AM content op onze matrassen. De dag van Cuijk Uiteraard zwaar bekaterd vertrokken wij de volgende dag opnieuw, langs Heijendaal, richting circustent, na wit-met-ham en koffie (maar zonder voorbijsnellende Wey, dit keer). Vandaar ging het in rap tempo door de buitenwijken bij de Hatertse Vennen. Hier herhaalde zich dat toetermoment van de tweede dag, dat ik mijn aanhef beschreef, al sloegen we na het viaduct dit keer niet rechts, maar linksaf. Naar Gilwell St. Walrick, legendarisch padvindersverblijf, inmiddels zuur door Scouting Nederland min of meer van de hand gedaan wegens financiële trubbels. Gelukkig hangen Lord en Lady Baden Powell er nog steeds aan de muur. En ook anderszins is dit in alle opzichten een Kwaliteitsrust (al moest ik wel lang wachten voordat ik eindelijk dat hoognodige closet kon gebruiken). Eens te meer een grof schandaal... ...dat van Schijtperken die rust straal miste. Had ik hem tevoren nog zo duidelijk uitgelegd waar het was ("bij de eerste T-splitsing op het parcours vlak ervoor aan je rechterhand"), toen hij mij opbelde en zei "Ik zie nu het eerste officiële EHBO-bord dus daar ga ik naartoe" en ik, zijn wonden indachtig, sprak "Natuurlijk, ik wacht wel", was hij mij straal aan het voorbijlopen. En liep hij dus door naar Overasselt. Waar hij al lang en breed zat toen-ie mij belde en ik dat dus, inmiddels totaal verstijfd, ontdekte. Daar kwam Scheldenmatige Scheldpartij van, die begon toen ik na een woedende partij snelschrijden de hoekkroeg in Overasselt binnenviel, en pas weer ophield toen ik Marco in moordlustige stemming en moordend tempo naar de brug bij Grave had gejaagd. Nu begreep ik ook waarom Schelden zo'n lul is: dat word je vanzelf, op zo'n vierde Vierdaagse-dag, van de pesterigheid. Ik begon niet alleen te schelden zoals hij, ik trok ook vanzelf dezelfde smoelen. Allemaal hoogst verontrustend. Gelukkig was daar, na die in vrolijke Vierdaagse-kleuren gehulde brug, de man met het vaandel 'Er is hoop' (een op zich afschuwelijk banier, maar op de een of andere manier kon ik het vandaag waarderen en had ik een uiterst prettig gesprek met die vent). Te Grave verbeterde loco-burgemeester P.J. Vollenberg (een werkelijk heel aardige man) mijn beschamende misvatting omtrent het karakter van de stad, die namelijk geen dorp is ("Hartelijk dank voor de gastvrijheid, wat heeft u een prachtig dorp" - dat werk), en zegen wij neder in het Oranje Hotel. Dat duurde niet lang, want de voorraden waren hier inmiddels aardig opgemaakt. Dat krijg je er nou van, van Grijnsberken. Grrrr. Door Gassel, dan (waar ik een ge-wel-di-ge SMS-conversatie met Neefman had - inmiddels was het 11 AM en Neefman was nog immer aan het kroegentochten met zijn kornuiten, dus SMS-te op dat moment 'Waar ben je - wij zijn inmiddels aan het eind van onze Odyssee gekomen', waarop ik terugtipte 'Ik lijd in Gassel. Schelden laat weten dat jullie een stel tyfusmongolen zijn en ook ik wens jullie verrotte levers toe - kortom, het is hier fan-tas-ties', en dat luidop voordroeg voor Schelden, tot groot vermaak der omringende wandelaars), langs een ein-de-lo-ze landweg, waarop wij samen met een ATC-team 'Jerusalem' zongen, naar Het Wapen van Beers, een kroeg die er van buiten uitzag alsof-ie onbegaanbaar druk was, maar die, eenmaal binnengekomen door de zijdeur, zo goed als leeg bleek qua achterzaal. Heerlijk, heerlijk, heerlijk. Temeer daar van Prijzen en Snodendroom, op wie wij hier inliepen, ons vergastten op veel vertier. Zo kwam Bert volledig los en deed hij een geweldige headbang-luchtgitaar op 'Born to be wild'. Waarvan helaas geen foto, want van Vlijtzerken trapte nog achter ons. En toen begon de waanzin. Want de volgende Kwaliteitsrust was slechts een uur verderop (dat komt doordat de KNBLO hier een oud stuk uit het parcours sneed, maar Prof Propje en de Pratende Lantaarnpaal hardnekkig blijven vasthouden aan hun Kwaliteitsrustenroute) zodat de stijfheid nog niet net weg is of je 'm alweer kunt gaan opbouwen in Café de Bond (belachelijk ja, maar wel verrot lekkere broodjes kroket daar, dus inderdaad een Kwaliteitsrust, dat staat, zelfs als de geilste Pseudo van Nederland, Dhr. Ben Jeursen, met zijn T-shirt met 'Ben Snel' erop en zijn parapluie met 'Ben Droog' erop, er je hoed probeert te stelen). En Schelden kreeg in Cuijk bloemen van de assistente van burgemeester L.M. Schoots. Dat had natuurlijk nooit mogen gebeuren, want daar hield-ie de rest van de tocht niet meer over op, de patsnek. Die bovendien, traditiegetrouw, van Cuijk tot Mook ontsierd werd door een joekelsigaar, net als die van Bert. Op zich wel een statige traditie, natuurlijk. En leuk, zonder meer: de pontonbrug. Dat Prakke dacht dat-ie daarop stond en wij dus ontstemden toen dat niet het geval bleek, deed niets af aan de geweldigheid van het publiek aldaar en de grootsheid van die overtocht. Vleugels, zonder Always. Wat later, bij de doorkomst in Gemeente Mook en Middelaar, waar burgemeester A.H.M. Verhoeven de hand werd geschud, was Jochem er wel, met dochter Lanca. En... ...van Stijfkerken, die hier grote indruk op ons maakte door ons bij te halen! Heldendom zijns! Reden voor foto, alvorens de lijdensweg door Malden, en, na een kortstondige Kwa-li-teits-rust bij de McDonald's (die nam ik alleen hoor, de rest zat een stukje eerder bij een of ander tentje dat ik allang voorbij was toen zij daar kwamen) over de Via Gladiola te aanvaarden. Lijdensweg, want nu vond ik er geen flik-ker meer aan. Zo leuk als al dat publiek de hele week geweest was, zo irritant was het hier. Want op die laatste dag staan er allemaal eendagsvliegen. Die a. denken waanzinnig origineel te zijn (maar hoe origineel ben je als je 'Zorro' tegen me roept nadat ik dat tijdens de week minstens 6000 keer gehoord heb, en dan nog een stuk eerbiediger uitgesproken ook - hoe durf je dan in Godsnaam verbaasd te zijn als ik in dit geval niet mijn hoed afneem, maar met een strak gezicht doorbeen, sukkel?), en b. er niet zijn om jou als wandelaar te ondersteunen - jij bent er als wandelaar voor hun. Wandelvee dus, net als in Bornem. Bleek, bijvoorbeeld, uit het gedrag van die muts die, haar parapluie-handvat als nepmicrofoon hanterend, schuin tegen mij aanhangend mijn weg bleef blokkeren tijdens een fake interview, dat eindigde met "U vindt dit niet grappig hè?" "Nee, ik vind dit niet grap-pig, nee" "Waarom niet?" "Omdat het ergste wat u mij in dit stadium kunt aandoen het breken van mijn tempo is, omdat ik bij wisselingen daarin nu veel pijn krijg, die er niet is als ik met regelmatige tred kan doorstappen, en mijn tempo breken is precies wat u nu aan het doen bent", waarop zij terecht beschaamd afdroop. Gelukkig was er nog 1 waanzinnig leuk kruispunt, dat met die geschifte Max-de-verkeersagent. Dat kan ik nauwelijks beschrijven, daar moet je geweest zijn. Leek net de van Welderenstraat, maar dan meer een stierenvechters-arena, en des te meer grappig omdat het Gezag de boel op stelten zette. En gelukkig waren er ook veel gemeende felicitaties, waaronder die van Neefman, Kirsten en Bert, tegen het einde van de Via, waar ik bovendien blaarloos, en dus met slechts spierpijn en branderige voeten, finishte. Maar dat nam niet weg dat ik in totale woede ontstak toen ik merkte dat, op de Wedren, het uitreiken van medailles en stempels niet losgekoppeld was van het feest, het geheel in tweeën gespleten was door een, weliswaar voor verkeer afgesloten, maar niettemin met hekken afgezette weg, en volstrekt onduidelijk was waar zich welke stempelstand bevond. Dat betekent dan dus dat als je, zoals ik, een IML-stempel wilt hebben, je eerst bij de 'gewone' stempelstand in de rij moet gaan staan om daar te kunnen vragen waar de IML-stand is, en dan het he-le terrein moet oversteken en twee afzonderlijke feesten doorploegend moet irriteren om daar te komen. Een grof schandaal, waarvan ik de KNBLO met klem herhaling afraad. Dat neemt allemaal niet weg dat ik de Nijmeegse Vierdaagse als geheel heb onderschat. Niet qua zwaarte, want dat-ie zwaarder was dan alle andere lag in de lijn der verwachtingen, maar qua sfeer. Wat kleine te verbeteren zaken daargelaten is dit een mars die ik iedereen kan aanraden en zeker nog eens ga ondernemen, zij het wellicht niet reeds volgend jaar. Want dat ik dit jaar de Zomerfeesten moest missen, dat ging mij aan het hart hoor. Dat wordt dus waarschijnlijk een wisselgebeuren, in het toekomstige. Mijn complimenten aan Wim Th.J. Jansen (de man die officieel 'general manager' heet, maar in alle kranten gelukkig nog steeds 'Marsleider' wordt genoemd, net als voorganger Chris Bos). En die hand van Schelden voor loco-burgemeester Joop Tettero van Nijmegen (burgemeester Guusje ter Horst - bravo Guus, goed gewandeld hoor - was inmiddels elders verplicht - zou dat te maken hebben gehad met de aanwezigheid van de, overigens vloekend door mij gemiste kroonprins?) was verdiend. Dit was de feitelijke afsluiting van een fraai seizoen. Ik ben een volleerd wandelaar geworden (Ben Sneller Dan Jeursen), en van Zijntergen heeft eindelijk zijn grens gevonden. Alle reden voor een feestje. Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Nijmegen is ons. Bornem wacht Johan, ons de Airborne. Foto's van Annie Berkhout (behalve die met mij erbij), de linker van Max-de-verkeersagent en de Wandelaars-boven-de-A73: de Gelderlander. |