Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

23 juni 2002

36ste Marche Européenne du Souvenir et de l'Amitié (MESA of Europese Mars van de Herdenking en de Vriendschap)

Hoog tijd, voor de tweede ster op die groene met dat everzwijn. En dus, met Schelden, zuidwaarts. Niemand van de Wandelsoc. was er verder: zelfs Prakke haakte af, bewerend dat hij "niet vantevoren wist wanneer het was". Volstrekt gelul, want ik had hem dat twee keer gemaild, op twee adressen, zowel dat van Lydia als dat van hemzelf, op

Tue, 28 May 2002 21:17:10 +0200

en op

Wed, 29 May 2002 12:35:50 +0200

en hem tot twee keer toe hoogstpersoonlijk verteld wanneer het eraan kwam. Zeg dan gewoon dat je liever bij je wijf blijft. Mietje.

Historisch verantwoord was het natuurlijk wel. De MESA was mijn eerste militaire mars en ik ging daar de eerste keer alleen met Henk naartoe - nu, twee jaar verder, bij mijn derde keer, was ik weer alleen met Schelden (tijd voor de introductie van de term 'looprecht', als equivalent aan 'scheepsrecht').

Heel alleen zelfs, want hoewel ik daartoe, in overleg per e-mail met Steve Atkinson, vooraf pogingen in het werk had gesteld, verbleef het Marching Team van de Herts and Bucks Wing van het Air Training Corps niet op dezelfde plek als wij, maar in kamp Bastogne, daarheen te elfder ure verwezen door de organisatoren, die dat kutkamp (de sanitaire voorzieningen lieten daar zeer veel te wensen over) anders niet volkregen. Groepen laten zich nu eenmaal gemakkelijker herhuisvesten dan individuen. Wij besloten onze inschrijvingen in kamp Marche (waar de sanitaire voorzieningen overigens ook veel te wensen overlieten) niet meer te wijzigen, mede omdat Albert van Geyningen mee zou komen en het dan zo'n onderlinge rompslomp zou worden. Achteraf hadden we dat makkelijk toch kunnen doen, want Albert viel uit voordat-ie een stap gezet had. Maar daarover later meer, dat wisten we toen nog niet.

Dag 1 (dinsdag 18.06)
Haarlem - Marche

Nadat Schelden en ik op Haarlem een half uur te vroeg(!) de intercity naar Maastricht in waren gestapt, troffen wij, daarom uitgestapt op station Den Bosch, probleemloos Albert. Uitstappen had daar overigens toch gemoeten, want er was geen treinverkeer mogelijk tussen Den Bosch en Eindhoven, wegens werkzaamheden aan het spoor. "NS zet bussen in", meldde een keurige Polygoon-stem via de intercom. Ze vertrokken vanaf spoor 1. Ze vertrokken helemaal niet vanaf spoor 1. Ze vertrokken helemaal niet. Ze waren er helemaal niet. Ze kwamen er helemaal niet. Zelfs niet toen we er al twee uur stonden te wachten. Dus toen er op spoor 1 omgeroepen werd dat we beter de alsnog kortelings arriverende trein naar Maastricht konden nemen op spoor 6 (waar we uiteraard vandaan kwamen), waren wij niet verbaasd en sjokten wij grijnzend terug, met de bagage.

Het was bovendien een alleraardigst verblijf geweest op spoor 1, omdat wij daar ontmaskerd waren door Jack Verschuren (dat staat op zijn identiteitsbewijs, maar hij noemt zich 'Jacques'), die ons genadeloos terecht aanzag voor wandelaars die "ook naar Marche?" moesten en zich dus bij ons voegde. Hij bleek ons soort van humor te delen. Nou was het maar beter ook, dat dat het verblijf alleraardigst maakte, want ik moest daarvoor betalen met het verlies van mijn retourticket naar Marche, in de melée. Kennelijk met omhullend mapje uit mijn jaszak gegleden. Maar dat merkte ik pas later.

Terug op spoor 6 bleek die trein nog even op zich te laten wachten, en iemand bovendien vergeten te zijn het bandje met de Polygoon-stem af te zetten. Dat werd een bittere deceptie, voor aardig wat nieuw-aangekomenen, die vergeefs de retourtrip naar het busloze spoor 1 maakten.

Wij, daarentegen, stapten na drie uur vertraging schouderophalend in de boemel naar Maastricht. Aldaar stapten wij over op de boemel naar Luik, waarin ik ontdekte mijn ticket kwijt te zijn. Gelukkig bleek de Belgische conducteur op deze trein uiterst coulant. Me dunkt dat mijn uitleg vooral plausibeler en dus aanvaard werd omdat ik in gezelschap van de bepakte en bezakte Ab en Zjak was, en Schelden een coupé verderop met hetzelfde ticket in zijn zak aan het roken was.

Dus arriveerden wij na een zonovergoten ritje langs de Maas op Liège-Guillemins, alwaar wij de wachttijd benutten met een bezoek aan ons vaste terras recht tegenover het station, en de Quick ernaast voor een klefkekke hamburger. Prachtig terras, met een heerlijk uitzicht. Als er nog geen prijzen voor lelijkheid aan steden worden uitgedeeld, lijkt Luik de reden dat te gaan doen. Maar, in deze oogdodendste stad van Europa, waren de voorbij flanerende dames als altijd ooglustig. Bovendien had Turkije zojuist gastland Japan verslagen op het WK Voetbal, reden voor feestelijk getoeter van Luikse Turken en een brede grijns onzerzijds.

Daarna reisden wij, probleemloos dankzij alweer een uiterst vriendelijke conducteur van de NMBS, langs Angleur, Tillf, Mery, Hony, Esneux, Poulseur, Rivage, Comblain-la-Tour, Hamoir, Sy, Bomal, Barvaux en Melreux-Hotton (dankjewel Ab) naar het station van Marche-en-Famenne. Vandaar liepen wij, puffend, met twee meegereisde wandelaars op leeftijd (minder puffend, potdomme), de heuvel af naar het Athenée Royal, alwaar wij ons kwartier opmaakten in de slaapzaal, na een fluks avondmaal (waarvoor we namelijk bijna te laat waren geweest). Dat kwartiermaken was overigens een oeverloze toestand, in mijn ogen: dat gezeik tussen Schelden (die het liefst in een slaapzaal overnacht omdat dat minder koud is aan zijn tere voetjes) en van H. (die het liefst in een tent overnacht omdat hij dat gewend is vanuit zijn commando-tijd en sowieso niet houdt van de lucht en het gesnurk van al die lui in één zaal), dat zouden twee ouwe wijven op de Dappermarkt ze echt niet verbeteren. Wat een zinloos gelul zeg.

Des te prettiger dus het witbier en de Leffe Brun daaropvolgend, nog steeds tegen belachelijk lage prijzen (0,75 euro per ticket, twee tickets voor een halve liter Blanche, drie voor een bol Leffe) verkrijgbaar naast de prettige picknicktafels boven de parkeerplaats van het Athenée Royal. Van wat daarna kwam weet ik niets meer.

Dag 2 (woensdag 19.06)
Vielsalm - Vielsalm

HottonTot de volgende morgen, toen wij ontwaakten en constateerden dat in de veldbedden naast ons hetzelfde détachement van de Belgische luchtmacht lag dat wij al twee jaar kenden van deze mars. Daar zat die man bij die op de vierde dag van de eerste keer zo verschrikkelijk geleden had toen hij, met een riem zijn dijbeen tegen de kom aandrukkend waar het uitgeschoten was, de leisteen-helling af en Vielsalm binnen strompelde. Een prettig weerzien.

Iets minder prettig was dat Albert, des nachts besprongen door een wilde buikgriep en derhalve warm en koud trillend en zwetend wakker gebleven, er deze ochtend daarom de brui aangaf en na het ontbijt naar huis vertrok. Sja. Wat doe je eraan.

Alleen met Zjak en de rest van het kamp dus, beleefden wij de klamme dodemansrit van Marche naar Vielsalm, in een konvooi van als altijd door militaire motorpolitie met gillende sirenes begeleide khaki bussen. Gutsend tuimelden wij er na aankomst uit. En direct ging het, langs het veld waar twee jaar geleden de finish was, steil omhoog de leisteen op, over datzelfde stuk waar die marineman zo geleden had. Grote morele overwinning voor hem derhalve.

Volgde een prettige maar zware wandeling over pittige heuvels, langs als altijd fantastische uitzichten. Nieuwigheid, dit jaar, was een enorm détachement van de Chasseurs Ardennais, die wij in vorige jaren voornamelijk in veteranenvorm hadden ontmoet. Maar nu waren ze sterk vertegenwoordigd. In meerdere opzichten. Veel militaire teams zingen, bij dit soort marsen. Maar dat klinkt doorgaans als een meute slechtzingers die een slechtzinger-die-uit-een-boekie-zingt nazingt, omdat het vaak gaat om een meute slechtzingers die een slechtzinger-die-uit-een-boekie-zingt nazingt. Hoe anders de Chasseurs Ardennais. Op toon, keihard, ritmisch en volstrekt dreigend donderde hun luidkeels krijgslied over de heuvels. Je zult maar op ze moeten wachten, achter je mitraillette. He-le kou-de rillingen.

Terwijl ik met krachtige pas langs ze klom mompelde er één, een ander aanstotend, in vlekkeloos Frans: "John Wayne". Waarop de ander sprak: "Il n'aime pas la musique". Dus draaide ik mij, gekomen aan het hoofd van de colonne, om, en brulde ik, achteruitlopend: "Chasseurs! Merci, pour la musique!" Ik geloof dat ze er niet van terug hadden, want ze zegen ineen, aan de overkant van het voetbalveld van de plaatselijke FC.

Want daar was dus die grote rust, die leek op de laatste grote van verleden jaar: net als toen op een sportterrein, en net als toen was het eten en drinken uitbesteed aan een derde partij (dus niet geleverd door de zevende zelf) en daardoor slechter dan normaal: zwartverbrande worsten, van de barbecue.

Daar stond tegenover dat wij hier het ATC-team tegenkwamen. We herkenden ze in eerste instantie nauwelijks, toen ze het veld opwandelden, want ze hadden nieuwe uniformen, modernere, makkelijker zittende maar meer 'doorsnee' camouflage-pakken. En ze waren met veel! 39 in totaal, waarvan zeker 32 op dat veld. Daaronder Steve Atkinson, Andy Briant, Steve Callaghan, Tom Collins en Sam Cook (die was nog mooier geworden dan voorheen, en daarvan was ik kennelijk zo van slag dat ik haar de hele week 'Sarah' bleef noemen - waarvoor hier alsnog mijn excuses). Een kort gesprek later togen Henk en ik verder, maar niet dan nadat wij uitgenodigd waren later te stoppen bij de support vehicle van het team.

Het duurde nog even voor we weg waren van dat veld, want eerst liepen we opnieuw de Belgische luchtmacht tegen het lijf, en daarna was daar vriend Pieter Spaan, vergezeld van baardige compagnon. Met hun overvielen wij de MESA-shop, naast de barbecue, waar naast Teutoons uitziende bier-parafernalia gelukkig ook pluche everzwijnen verkocht werden. Reden voor mijn aanschaf van de grotere, vervaarlijker variant, voor Fien. Schelden's opmerking dat "die zich vast lam zou schrikken van dat ding" en dat ik "beter die kleinere had kunnen kopen" werd gelukkig later gelogenstraft door Fien zelf, die het ding met vreugde in de armen sloot.

En terecht. Want het is tenslotte een prima ever, dat zwijn van de Jagers. Een lief en beschermend beest. Trots ermee verder dus, tot groot vermaak van de medewandelaars, en de om de hoek trouw klikkende marsfotograaf. Vandaar de foto hierboven, van een geweldig marsteam.

In het Grand Bois stopten wij wat later bij de blauwe support wagon van het ATC, waar Elaine Porter ons moederlijk, en hartverwarmend als altijd, van limonade voorzag. Na een stamppartij door recreatiegebied So Bechéfa (beetje vreemd, om middenin woeste Ardennen een soort van golfbaangras over te marcheren), volgde de intocht in Vielsalm, voor een zingend Marching Team. Toegegeven, ze hadden harder en toonvaster kunnen zingen, maar dat ze het überhaupt deden was nieuw en dus prijzenswaardig. Dus gaf ik ze maar een prijs en kocht ik met Henk een tweede everzwijn bij de MESA-shop, voor hun.

Daarna bleven Schelden en ik, kijkend naar de plechtige kranslegging bij het plaatselijk monument, te lang achter de Leffe zitten, waardoor we, met een overstapje op het oude kazerne-terrein van de Chasseurs in Vielsalm, bijna te laat terugkeerden in Marche. Dat werd dus wat haastig eten en douchen, maar dat deed niets af aan de prettigheid van het nabieren met Zjak.

Dag 3 (donderdag 20.06)
Vielsalm - Houffalize

Schelden en ik raakten Zjak de volgende ochtend al snel kwijt, toen wij na weer een klamme busrit bij een lokale super wat frisdrank scoorden. Vervolgens raakte ik, toen we voor een steile helling in opstopping geraakten, tijdens een prettig gesprek met een Belg en Belgin van de administratieve troepen mijn zonnebril kwijt. Alle reden voor een onprettige ochtendbeleving, kortom. Toch had ik die niet, want de wandeling was prachtig, en toen halverwege de dag de klamheid wegviel en vervangen werd door droge hitte, was het feest compleet. Vandaag kreeg ik al mijn bijnamen terug, en wist ik soms zelfs van wie. Zo was daar de wat volslanke dame die de afgelopen twee jaren zo treurig moest opgeven wegens kapotte knieën, maar die dit jaar de mars monter uitliep. En zo waren daar, bij de prachtige grote rust onder het rotsblok van Bistain, op de kruising langszij het riviertje, de goede oude Overste Franken (markant als altijd, met zijn witte snor, pijp en wandelstok, onder de groene baret) en een andere Nederlander die ik nog kende van vorige MESA's.

Wel onprettig was de opstopping, vlak voor het binnentrekken van Houffalize, die ontstond doordat we langs een klein stukje vochtige leisteen moesten afdalen naar de weg. Nou ja, niet doordat wij daarlangs moesten afdalen, maar voornamelijk doordat de Mini-MESA, die inmiddels was ingevoegd, dat ook moest. Voor kinderen van rond de zes is zo'n hellinkje al snel wat hoog, natuurlijk, en ervoor lag een kilometer eenmans-bospad.

Ietwat ontstemd over dit gebrek aan organisatorisch vooruitzien stampte ik derhalve het toneel van mijn wraak binnen. Waar ik, in mijn eerste jaar hier, vanaf de tegenover gelegen dalrand omlaag gedaald, nog huilend van pijn langs een peloton Franse Légionnairs was gestrompeld op weg naar de bus, terwijl zij in het gelid stonden naast het Sebalt-monument voor de eerste in WO1 op Belgisch grondgebied gevallen Franse soldaat, marcheerde ik nu met ferme tred langs datzelfde monument, en over de finish achter het marktpleintje van Houffalize. Aldaar was weer dat dorpsfeest dat zo op dat bij de mars van Diekirch lijkt. Prettig keuvelen werd dat, met twee Nederlandse dames, en kijken naar het ATC, dat langs défileerde met de Chasseurs, de burgemeester en de rest van de militaire détachementen, en vlak naast ons stilhield voor het eresaluut. Weer koude rillingen-werk.

Teruggekeerd in Marche bleek na eten en douchen dat Henk, die dat al in Houffalize voelde aankomen, voor de tweede keer in zijn wandelbestaan uitviel. Dit keer gelukkig niet wegens drankmisbruik (de eerste keer, bij de Vierdaagse van de IJzer, wel), maar wegens een tijdens het wandelen, door doorlopen na onopgemerkte verzwikking, opgelopen spierontsteking (hij had daarover in Houffalize al een fysiotherapeut en wat andere wandelaars geconsulteerd, maar had op het kamp op mijn dringend aanraden ook nog de mening van de medics van de zevende gevraagd, die hem hoofdschuddend aankeken).

Dag 4 (vrijdag 21.06)
Bastogne - Martelange

La StrangeNa alweer een warme busrit, en een bizar défilé dwars door het VVV-kantoor van Bastogne, op de Place McAuliffe, zetten Zjak en ik de volgende ochtend een hoog tempo in, door de fraaie heuvels langs Salvacourt en Hompré en, na een kort gesprek met een digicammende Belgische compufreak, naar de prachtige visvijvers van La Strange. Een loeizware leisteenklim (waarop ik, vlak voor de top, doodleuk gebeld werd door Larisa, tot verbijstering van vooral Zjak, die vergeefs gehoopt had genoeg op mij uitgelopen te zijn om eens rustig te kunnen bermbevochtigen voordat ik voorbijkwam) en een ontsierende oversteek over een lelijk stuk snelweg-langs-watertoren later, kwamen wij via het rustieke Sainlez bij de eerste kaarsrechte asfaltweg uit mijn MESA-carrière. Het leek potdorie Nijmegen wel. En dat was niet eens de laatste verrassing die de olijke organisatie uit de hoge hoed had getoverd, voor ons.

Nee, als je aan de MESA meedoet weet je één ding zeker: je betaalt voor vier dagen Hel-met-een-hoofdletter. Maar: het is wel een he-le moo-ie, on-ver-ge-te-lij-ke Hel. Al aan het begin van die asfaltweg lag rechtsvoor ons in de verte de grote rust vreedzaam te roken. Maar die was nog ver weg, en vlak ervoor kwam, rechtsaf na Honville, een loeischerpe afdaling, gevolgd door een monsterlijk steile klim, 300 meter bijna recht omhoog, door het bos. Taferelen waar Dante's bek van zou zijn opengevallen. Fantastisch, helemaal toen, eenmaal boven, de rust slechts bereikt bleek te kunnen worden via twee aangelegde heuveltjes van het motocross-terrein waarop ze lag. "Leuk bedacht!", schreeuwde ik semi-gekrenkt over het veld, en ik meende het nog ook.

En die rust kon al helemaal niet meer stuk toen ik hier ook nog gratis ijsthee kreeg van een medelander, wegens mijn outfit. "Jij bent, net als die doedelzakspeler, een rode draad in het wandelgebeuren". Complimenten waar ik geen weerwoord op heb, zijn dat.

Daarna door het bos naar Tintange gewandeld (dat viel niet mee, want voor het eerst kwam ik nu door opgelopen hielblaren en driedaagse stramheid wat moeilijk op gang), trokken wij na een scherpe afdaling de geniebrug bij Martelinville over en steil omhoog de heuvels van het Groothertogdom Luxemburg in.

Voor ons galmde het, inmiddels wel enthousiast harde, gezang van het Herts en Bucks Marching Team. Die haalden we op de s-bochten niet meer in: dat gebeurde pas bij Bigonville, waar we samen begonnen aan de afdaling naar Grumelange. Inmiddels op ze uitgelopen, staken we voorbij het nationaal monument van de Ardense Jagers, waar het ATC wat later mee zou doen aan het défilé langsheen de kransleggende Prins Philip der Belgen en, langs een dapper vooruit strompelende geblesseerde ATC-er, Martelange in.

Daar aangekomen vielen we neer in het gras langs de rivier, op dezelfde plek waar mijn allereerste MESA-dag ooit eindigde, maar omdat we daar snel begonnen op te stijven, besloten we na twee bier de terugtocht te aanvaarden. Dat bleek later een wijs besluit, omdat, vanwege het te volgen défilé, de bussen na ons lang moesten wachten voordat ze konden vertrekken. Wij reden daarentegen (na een laatste 'prettige verrassing': de bussen stonden aan de rand van het dorp bovenaan een loeisteile heuvel) over het nog lege parcours van dat défilé Martelange uit en terug naar Marche, waar wij overigens pas op het kamp arriveerden nadat de chauffeur eerst per Pavlov naar Camp Roi Albert reed en door zijn passagiers op zijn denkfout werd gewezen.

Dag 5 (zaterdag 22.06)
Marche-Marche

Ook de volgende morgen was het tempo hoog. Vanaf het kamp marcheerden Zjak en ik met een noodgang rechtsaf door de tunnel de Fond des Vaux in. Zjak liep nu voor het eerst een blaar op, maar vergezelde me niettemin onverdroten naar de eerste verzorgingspost van het ATC, waar wij Elaine's limonade dankbaar opdronken en meldden dat we de troop nog niet gezien hadden (maar dat was logisch omdat we uit het startkamp kwamen, vandaag, en dus als eersten vertrokken).

Vandaag kreeg ik, van een trio wat oudere Britten, twee nieuwe bijnamen: 'Lee van Cleef' en 'Jesse James', waarmee ze tegen elkaar opboden totdat ik ze uitlegde hoe het werkelijk zat. Prachtig.

HottonEen verder ook prachtige wandeldag later, vlak na het bijtrekken van de Mini-MESA, liep het Marching Team ons vervolgens ongezien voorbij bij de grote rust in Hotton. Die was overigens prachtig gelegen, langs de rivier aldaar. Ik liet het hier bij twee ijsthee, en sloeg wegens afslankplannen voor het eerst de barbecue-worst over - Zjak at hem juist voor het eerst op, terwijl wij per kartonnen bord vernamen dat Spanje 1-0 voorstond op Zuid-Korea.

Iets verderop werd de wandeldag allengs beter, want lazen wij op een volgend kartonnen bord bij een drinkrust dat Guus Hiddink's Zuid-Korea alsnog met 5-3 op strafschoppen van Spanje had gewonnen. Twee scherpe boshellingen en dito afdalingen verder waren we terug in de Fond des Vaux en marcheerden we erdoor, eruit en het marktplein van Marche op, waar Henk op een terras op ons zat te wachten en ons op witbier tracteerde. Heus! Ik geef toe dat het ongelooflijk klinkt, maar het is waar (al moest Zjak hem er wel toe sommeren)!

Op dat marktplein feliciteerden wij passerende passagierende ATC-ers (waaronder SAM Cook, die ik WEER Sarah noemde). En daarna finishten wij zelf, op het Athenée, onder spontaan applaus van de medewandelaars. Na het medailles halen met Zjak hadden Henk en ik een prettige ontmoeting met een Zwitserse militair, kwam ik de olijke Little Richard-kloon van de Belgische logistieke troepen tegen (die mij vorig jaar zo behulpzaam had aangemoedigd toen ik in grote pijn verkeerde, dit jaar zijn maat grinnikkend had voorspeld dat ik zou gaan "breken, zoals vorig jaar", en nu lachend onderkende dat dat niet gebeurd was) en hieven wij tevreden het glas met Steve, Steve, Tom, Andy en de rest van het Marching Team. Die deden mij bovendien, tot mijn grote trots, een t-shirt en schouder-embleem cadeau.

Marche-Haarlem

Volgde nog een prettig gesprek met twee Chasseurs-veteranen over mijn zwarte uitmonstering, het inpakken van mijn spullen in de slaapzaal, en wat nabieren met Zjak, Henk en wat Duitse reservisten. Daarna liepen we gedrieën terug naar het station van Marche-en-famenne, en reisden wij via Melreux-Hotton, Barvaux, Bomal, Sy, Hamoir, Comblain-la-Tour, Rivage, Poulseur, Esneux, Hony, Mery, Tillf en Angleur (dankjewel Ab) naar Liège-Guillemins.

Aldaar had ik een, vlak ervoor begonnen, bizarre ruzie met Henk. Die wilde hier namelijk plots uitstappen en niet met ons verder reizen, omdat hij honger had, dus wilde eten, maar ervan uitging dat wij per sé de trein van 10 minuten later naar Nederland wilden hebben. Omdat hij klaagde dat-ie bovendien geen geld gepind had en dus niet onderweg in de trein wat te eten kon kopen (egoïstisch argument, want voor dat pinnen had-ie tenslotte zijn hele tweede rustdag in Marche meer dan genoeg tijd gehad), bood Zjak hem aan om dat dan voor hem te betalen en bood ik hem mijn opgespaarde eten aan (waar ik later zelf nog een dag op geleefd heb, maar dat Henk als te oud afwees).

Omdat ik tegen Henk gezegd had dat ik, naast het uiteraard voor mij geldende 'samen uit, samen thuis'-principe, als één van de voordelen aan samen met hem terugreizen zag dat het verhaal over het verlies van mijn treinticket dermate veel plausibeler was met het dito ticket van Henk ernaast, dat ik verwachtte er in dat geval zonder kopen van een nieuw kaartje vanaf te komen, bood hij aan om dan maar mijn ticket te betalen... ...tot Maastricht. Alsof dat stuk Nederland daarna geen 22,50 euro kost, in de trein.

Maar dat deed er voor mij niet eens zoveel toe. Ik vond het voornamelijk bizar dat hij besloot op grond van honger apart verder te reizen. Ik had best willen overwegen om een trein later terug te pakken, al had dat mijn weerzien met Larisa wat vertraagd en betekend dat we zonder Zjak verder hadden gemoeten, omdat die verplichtingen had, op dat punt. Ik was tenslotte op reis gegaan met Schelden, in eerste instantie.

Ik vond dit, kortom, dermate egoïstisch en onvriendschappelijk gedrag dat ik in totale woede ontstak en zo hard en lang tegen hem schreeuwde dat heel Liège Guillemins er stil van werd. Maar dat was natuurlijk niet aardig van me en bovendien had ik hem niet ruw moeten wegduwen toen hij met zijn papiergeld in de hand bleef aandringen in mijn richting.

Dus daar heb ik later mijn excuses voor aangeboden en toen hebben we het bijgelegd. Maar vooralsnog reisde ik alleen verder met Zjak, en zonder hoed, want die had ik tijdens het chaotisch geruzie in de vorige trein laten liggen.

Dat werd een interessante reis met prettige verrassingen, omdat er wegens werkzaamheden geen treinverkeer mogelijk was tussen Eindhoven en Utrecht en ik dus via Arnhem, Nijmegen en Sloterdijk (geen haar op mijn hoofd die dacht aan het uitproberen van de 'bussen' die NS had 'ingezet') terug moest reizen naar Haarlem. Maar goed dat daar Larisa wachtte.

Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Nijmegen wacht.