Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
10 augustus 2002 Ik had mij destijds nog wel zo voorgenomen dit nooit meer te doen. Ik zou hooguit nog terugkeren om te supporten, en/of lange tijd lam te gaan op het terras van Het Land van Bornem (een prima tent). Ik had het kunnen weten. Daar kwam dus niets van terecht. In 2001 had ik wel keurig verstek laten gaan. Maar toen, aan het begin van dit seizoen, Marco van Zijntergen aankondigde dit monsterlijke ding te willen gaan lopen, was er geen houden meer aan, en zegde ik onmiddellijk toe mee te gaan, 'ter ondersteuning'. En ik ben natuurlijk zo'n rechtlijnig, zwart-wit denkend mens dat, eenmaal "ja" gezegd hebbend, er geen weg terug meer was - zelfs niet toen Marco uiteindelijk, wegens onmogelijkheden in de planning op het werk, zijn deelname moest annuleren. Ik had al gezegd dat ik hem zou lopen, dus lopen zou ik 'm. De overweging dat ik aan mezelf wilde bewijzen in 1 seizoen MESA, Nijmegen en Dodentocht te kunnen lopen speelde overigens stiekum wel ook mee, moet ik toegeven. En bijna had ik het helemaal alleen moeten doen. Want ook Henk liet verstek gaan, niet omdat-ie niet wilde (integendeel zelfs), maar omdat zijn MESA-finishfeest-enkelblessure nog (weer) opspeelde. Maar gelukkig was ik niet alleen; want na een eensluidende afwezigheid van een jaar was ook Dodentocht-Grootmeester (binnen de Wandelsoc. dan, want dit werd zijn zevende keer) Johan van Dijk weer van de partij. Daardoor werd dit niet alleen een prettige, maar ook uitermate rustige Dodentocht. Net als ik staat Johan namelijk niet bekend als spraakzaam, al wandelende, maar bovendien doet het ontbreken van Drs. van der Schelden uiteraard wonderen voor de algemene rust en vrede. Daarnaast heeft Henk een bizarre eigenschap, ten aanzien van dit soort gelegenheden: hij verkeert graag zo lang mogelijk op het wandelparcours (ik onthoud mij van uitspraken over de dingen die dit wel of niet zegt over de kwaliteit van zijn leven erbuiten), houdt veel en lange (rook)rusten, loopt graag als triumphator dan wel wijze paternalist ("Och...") achteraan tussen de horrelvoeten, en arriveert daarom graag vlak voor sluitingstijd aan de finish. Dat betekent dat, als hij er niet is, het allemaal een stuk sneller gaat. Maar tegenover al dat goeds staat dan helaas wel weer dat, bij zijn afwezigheid, ook zijn onbetaalbare zotheid ontbreekt, die dit soort wandelingen beslist memorabeler, en lichter verteerbaar maakt. Maar niet alleen vanwege het lopen met Johan werd dit een prettige Dodentocht: dat lag ook aan de organiserende instantie, de Kadee. Die was in de afgelopen twee jaar kennelijk goed bij zichzelf en anderen te rade gegaan, en daardoor waren veel zaken ernstig verbeterd. Dat bleek vanaf het begin, waar wij naar een nieuwe, grotere startlocatie geloodst werden. Die lag dus weliswaar verder uit het centrum, maar bood veel meer ademruimte aan de ruim 8000 wandelaars van dit keer. Niettemin was het wachten in de startfuik een omineus gebeuren: de lucht was bezwangerd van het komende drama. Die indruk werd versterkt door de boven ons hoofd gierende rotors van een enorme heli-van-de-gendarmerie, die als mixerhaken draaikolken van zwoele wind door de gespannen afwachtende massa joeg. En eenmaal onderweg bleek ook het parcours hier en daar wat aangepast aan het grotere aantal deelnemers en de omstandigheden van het moment. Zo was een vaste rustplaats komen te vervallen wegens drassigheid van de grond aldaar. Het had in de voorafgaande dagen namelijk flink geregend. Gelukkig was daar tijdens deze Dodentocht zelf in het geheel geen sprake van: er viel geen spat. En ook verder was het perfect wandelweer: nagenoeg kamertemperatuur, zon, maar niet overmatig heet, want lichtbewolkt, en een lichte bries. Dat bleef de hele tocht lang zo, van de vrijdagavond tot aan de finish, laat op de zaterdag. En dat was maar goed ook. Want als het geregend had, dan had ik Johan's moorddadige tempo van de eerste tien kilometer zeker niet bij kunnen houden. Al had-ie het wellicht alsdan niet gehanteerd. Hoe het ook zij, hij ging uitermate voortvarend van start, en wrong zich, met 7 km per uur, als een op hol geslagen dieseltrein via de ongelijke bermen langs het ophopend gepeupel op de smallere landwegen. Dat kostte mij bijna mijn enkels en leverde me blaren op (twee stukgelopen kleinere onder een linkerteen en op de linkerhiel, en een grote bloedblaar op de rechterhiel, intact tot thuiskomst) die ik, deze Dodentocht, niet had hoeven hebben. Want ik liep op dezelfde schoenen als die waarop ik in 2000 blaarloos dezelfde tocht had volbracht, toen het nota bene wel regende, en overdag veel heter was, en was nu, inmiddels, een veel beter getraind loper dan toen. Bovendien heb ik, al wandelende, geleerd dat les 1 van succesvol lange afstands wandelen het aanhouden van een constante tred is. Dus als de mensen voor je langzamer lopen dan jij en je er niet langs kunt, dan neem je hetzelfde aantal stappen per minuut, maar maak je ze korter, totdat er een natuurlijk gat valt en je ze weer langer kunt maken om door dat gat die mensen voorbij te stappen. Die methode zorgt voor veel minder problemen, helemaal als je 'm combineert met, op dezelfde manier, gas terugnemen bij het opmerken van pees-stress. Niet besteed aan Meneer van Dijk, Monsterstamper uit het IJmuidense. En je laat zo'n goof natuurlijk niet aan de horizon verdwijnen, want dan moet je nog tig kilometers alleen door de negorijen rond Bornem. Voordeel van dat alles was uiteraard wel dat we tussen geoefender wandelaars liepen, die daardoor in een beter humeur waren en minder op elkaar voordrongen bij de rusten en controlepunten, en dat we prima doorkomsttijden boekten. Dat was 's nachts al zo (om half vijf 's ochtends al zaten we aan het eten, rijst met kip en groente voor Johan, lasagna voor mij, in Brouwerij Palm - daar waren we in 2000 pas om zeven uur gearriveerd), en werd overdag alleen maar erger, omdat ik toen zelf de geest kreeg en mijn tempo wat opschroefde. Uiteraard haalde ik op dat moment de 7 per uur bij lange na niet meer, maar het bleef toch wel zo akelig constant dicht in de buurt van de 5 km per uur, dat we om twee uur 's middags al tevreden neerzegen in het gras naast de sporthal van St. Amands (in 2000: 1900 u.!), 90 verstampte kilometri in de benen. Vlak daarna bleek overigens onomstotelijk dat de organisatie, als niet naar mijn tirade, dan toch minstens naar eveneens klagende medewandelaars had geluisterd: want die verschrikkelijke dijk naar Branst, waar we eerverleden jaar zo onheus bejegend werden door bot bellende boze fietsers die niet van ons lijden wisten, die was nu aan beide zijden afgesloten door vriendelijke gendarmes, die alle fietsers weliswaar doorlieten, maar niet dan nadat ze ze op het hart hadden gedrukt het tempo en de tred der wandelaars te respecteren. Heus! Ik hoorde het ze een aangehouden fietseres vertellen terwijl ik erlangs liep! Ik moet u zeggen, ik was werkelijk geroerd. Mijn dank aan de Vlaamse politie, die zich sowieso van haar allerbeste kant liet zien, want ook al eerder, om kwart voor acht 's ochtends te Merchtem, een driftig toeterende automobilist zonder pardon aan de kant zette voor een stevige bekeuring, en grimmig de achtervolging inzette toen die er op dat moment vandoor scheurde. Kijk, dan voel je je gekoesterd, als wandelaar, en dat is hoogst prettig, op een parcours dat je bij je eerste doorlopen ervan nog bestempelde als monsterlijk en naar. Nee, petje af voor de Kadee en al haar helpers. Je zou het bijna een prettige wandeling gaan vinden en 'm aan iedereen aanraden. Eigenlijk doe ik dat alleen maar niet omdat veel afhankelijk blijft van de weersomstandigheden, en het, hoe je het ook wendt of keert, een pleuris-eind lo-pen is! Want weer stonden AL mijn onderdelen in de laaiende fik, op die eindeloze laatste vier kilometers door Branst en Bornem, en weer nam ik in tranen de medaille in ontvangst van een jonge vrijwilligster (die dat gelukkig zeer apprecieerde, had ik het idee). Ik was zelfs zo kapot dat ik, later, in de trein terug naar Nederland, niet eens meer protesteerde toen Drs. van der Schelden zich bij ons voegde om luidkeels tegenover anderen met onze veren, en ook onze gladiolen te pronken. Dat gaf trouwens ook niet echt, want ja, je weet wel beter. De avond werd daarna tevreden afgesloten met bieren op het terras van Café de Roemer op de Botermarkt te Haarlem. En wij noemen het een geslaagd gebeuren. Mijn prosit, Johan - keurig gewandeld. |