Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
25 augustus 2002 De Chinezen hebben, hoorde ik ooit, daar een prachtvervloeking voor. "Moge u in interessante tijden leven." Er zijn weinig dingen zeker in dit leven. Maar dat het leven interessant is, voor leden van de Wandelsoc., dat staat als een paal boven water. Ik weet daar alles van. Op dinsdag 20 augustus 2002 bijvoorbeeld, was het leven interessant, op een keihard oud-Chinese manier. "Geen problemen", dacht ik, "ik ga helemaal in mijn eentje naar de Vierdaagse van de IJzer, dus wat kan er in Godsnaam misgaan?". Geluid van een afkeurend grommende quizz-zoemer. Het was dusdanig pleurisweer, met feestelijk flitsende, bliksemende grootgodentoorn, dat heel het raderwerk van 's lands geprivatiseerde spoorwegen spontaan ouderwets onderuit klapte. En dus ging het niet om 11.28 u. per trein naar Den Haag Holland Spoor, als gepland, maar per bus naar Leiden, langs de smalle Zilk-route die ik me nog herinnerde uit mijn ritten met de kranten-transporteurs, langs de distributeurs, naar het DistrictsKantoor van de PersCombinatie in Schalkwijk, ergens in de vroege jaren negentig. De buschauffeuse had er duidelijk schik in en maakte zelfs uit goedbedoelendheid een geheel overbodig rondje over de Westelijke Randweg en de Dompvloedslaan, in een poging sneller naar Heemstede-Aerdenhout te scheuren. Het kon me niets schelen. Ik had alle tijd, genoot van het Zuid-Hollandsch Landschap, en was prettig verrast toen we toch reeds om 12:45 op Station Leiden stonden. Van daaraf werd de reis snel bizarrer: de trein vanuit Leiden strandde op Den Haag Laan van Nieuw Oost Indië;, en dus leidde de weg naar Holland Spoor noodgedwongen via Den Haag CS - en een tramrit dwars door de Haagsche binnenstad! De Hagenees die het kreng bestuurde keek verbijsterd naar mijn internationale treinticket ("Wat is dat? Dat heb ik nog nooit gezien!"), maar haalde, toen ik hem verzekerde dat die NS-conducteur toch echt net gezegd had dat mijn treinkaartje geldig zou zijn in de tram, vanwege dit uitzonderlijke geval, zijn schouders op en liet me meerijden. Jofel. Twee uur wachten later kwam er eindelijk een trein naar Brussel Zuid/Midi (de andere hadden denkelijk niet eens mogen vertrekken uit Amsterdam) en was het leed geleden. In noodtempo scheurde ik door Vlaanderen, via Kortrijk naar Ieper. En weer viel mij op wat ik als fervent aanhanger van het NS-materieel niet wil weten, maar tijdens de Dodentocht ook al merkte: dat Belgische treinen tegenwoordig comfortabeler zijn dan de Nederlandse, en nog op tijd rijden ook. En het werd allemaal nog efficiënter: want op station Ieper, waar ik dus, bij aankomst om 20:30, vreesde uiterst moeilijk te zullen moeten gaan doen, stond een blij verraste militair op mij te wachten, naast zijn pendelbusje, om mij als laatste lading van de dag, samen met een andere Belgische soldaat-wandelaar, te vervoeren naar het thuis van het 98ste Bataljon Logistiek: Kwartier 1ste WachtMeester Lemahieu. Alwaar ik met een buitengewoon professionele glimlach opgevangen werd door uiterst competente staf. Het heeft, buiten uiteraard mijn arrivées ter MESA, zelden zo als thuiskomen gevoeld. In no time was ik ingekwartierd en kon ik mij herenigen met Gerda en Bianca uit Noordwijkerhout, en, in de kampkantine, met de breedsprakige Vriendelbelg Eddie, wat ex-commandi van de te vroeg verscheiden WandelSwoc, en... ...Flip, van de Bavelaar! Ik kan u melden, daar ging wat gezellige Leffe dwars doorheen. Dag 1 (woensdag 21.08) Oostduinkerke - Diksmuide Dat nam niet weg dat ik fris en vrolijk opstond. Maar dat vrolijke was er snel vanaf. Want de wachtrij voor het ontbijt was achterlijk lang. En dat kwam niet eens door het ingehuurde cateringbedrijf (al was daar van alles mee mis, maar daar kom ik later nog wel op terug), maar door de kantine-inrichting: want er stond maar 1 ding-met-koffie, en dat stond, dat was het erge, aan het eind van het uitdeelrijtje met ontbijt-elementen, op een plek waar niemand z'n kont kon keren omdat de tussenruimte tussen tafels en buffet 75 cm bedroeg en daar zowel de heen- als terug-stroom, beide met gevulde borden en mokken, doorheen moest. Daardoor was de wachtrij zo lang, dat Flip en ik ternauwernood de bus haalden, daar uitgescholden werden door een terecht boze agent van de Militaire Politie, en zonder koffie te hebben kunnen drinken, als haringen in een ton in een van de legerbussen moesten worden geperst. Een elementaire logistieke fout. Voor een logistiek bataljon van de krijgsmacht vind ik dat een blunder van jewelste. Ik kan het niet anders zeggen. Bovendien bewijst de 7de Gemechaniseerde van Marche mij jaarlijks dat het anders kan. Dus. Doe het anders! Dat neemt niet weg dat Flip (het was zijn eerste ervaring met dit gebeuren) en ik, ondanks de haringpak, allebei genoten van die bizarre busrit, die zo uniek is voor de twee marsen waarvoor wij wandelaars het Belgische leger zo dankbaar zijn. Onlosmakelijk onderdeel van de beste-hel-op-aarde. Er is weinig dat opweegt tegen met 80 door België scheuren in een khaki buskonvooi, terwijl op alle kruispunten alle verkeer voor je wordt tegengehouden door zwaailichtende MP's-op-motorfietsen. Als je al geen koning was, voel je je het dan. Een uur later, in Oostduinkerke, tuimelden wij happend naar adem uit de bus, op de parking voor de Sint-Niklaaskerk, een bouwwerk dat vooral zo bizar is omdat ze, aan de buitenkant ervan, Christus zelf, in handgebeitelde houten vorm, meer dan drie keer zo groot als levens- gekruisigd hebben. En ik was die schok nog niet eens te boven toen er plotseling aan mijn jasmouw getrokken werd. Sjaja. Ik had dat moeten weten, want hij had het me ooit verteld. Niet geregistreerd. Stuitend typisch. Van schrik bracht ik niet meer uit dan "Oh. It's you again." - inwendig worstelend met wat er door me heenging. Twee van de dingen die opwegen tegen het met 80 door België scheuren in een khaki buskonvooi, terwijl op alle kruispunten alle verkeer voor je wordt tegengehouden door zwaailichtende MP's-op-motorfietsen, zijn de gezichten van Steve Atkinson en Andy Briant op de vroege morgen. Het Marching Team van de Herts & Bucks Wing van het ATC loopt namelijk al jaren de IJzer. Ik was het werkelijk compleet vergeten. En ik verloor ze onmiddellijk volledig in de melée van de kaarstempelarij bij de start, maar dat deed er niet toe, want er komen dan nog vier dagen. Omdat mijn knie tijdens de landing na mijn derde parachutesprong, het weekend ervoor, een flinke klap had opgelopen, ging ik vervolgens erg rustig van start. En dus schreed ik, onder mijn zonnebril mijn tranen van vreugd verbijtend, de Leopold II-laan af naar de zee - maar stopte ik bij de tearoom op de hoek, want koffie. Daarna ging het rechtsaf, over de strandboulevard van Oostduinkerke, naar Nieuwpoort Bad, met zijn gemengde architectuur (typisch Belgisch, geen schoonheidscommissie te bekennen, en dat heeft dan zowel voor- als nadelen: een middeleeuws aandoende kerk naast horecapand-met-trapgevel naast grijzig appartementenblok; jaja, dan ben je op vakantie). Daar loosde ik, geheel per ongeluk, Flip bij een drukke waterstop. Van de nood een deugd makend besloot ik dan maar door te stampen naar die twee prachtvlaggen. Dat lukte. Nog voor Nieuwpoort haalde ik het ATC in. Uniek moment, want het enige waarop het me ooit gespeten heeft dat ik in volzwarte uitmonstering rondloop - omdat mijn Soc.-uniform inmiddels trots voorzien is van de badge die ik van het Marching Team kreeg bij de vorige MESA. Bovendien werd ik hier voorgesteld aan een Nederlandse reservist, die ze ieder jaar tijdens de IJzer ontmoeten (en wiens naam ik natuurlijk weer eens niet onthouden heb - reden voor een toekomstige hereniging). Prettige kerel, en goede gesprekken. Die duurden lang, want er was nog wat beton te verstampen, via Nieuwpoort (waar de Orde van de Paardevisser op de Grote Markt vis uitdeelt, maar de wachtrij zo lang was dat we dat aan ons voorbij lieten gaan), een lunch langs de IJzer ("Eh! You can't toss off here" "Yes you can, just so long as I don't notice") en een pontonbrug daar ook overheen (kleine verhervisioenen van het Cuijkse), door Keiem (de Dode Paardenstraat) en over de lege dijk naar Diksmuide. En dat stampte ik met een noodtempo weg, omdat deze IJzer in meer dan de voor de hand liggende opzichten leek op mijn eerste MESA - weer had ik geen slaapzak bij me en sliep ik dus onder mijn lange jas, en weer (looprecht ten voeten uit) had ik vergeten bord, mok en bestek mee te brengen. Zeggen dat dat aan de MESA lag, waar het dit jaar voor het eerst niet nodig was, want plastic aanwezig, is natuurlijk onzin - zolang er in de voorschriften staat dat het er niet is, kun je nergens van opaan. En dus moest ik in Diksmuide naarstig op zoek naar de plaatselijke Blokker, net als destijds in Bastogne. Weer gelukt, daar niet van, al lag dat niet aan de volstrekt domme meisjes in een kledingzaak, die mij verwezen naar een peperdure interieurwinkel, waar de eigenaresse gelukkig een stuk slimmer was en ogenblikkelijk begreep dat ik op zoek was naar een vestiging van die prettig oranje gekleurde winkelketen. Dus kon ik zonder verdere problemen mijnerzijds 'genieten' van het avondmaal. Die aanhalingstekens staan daar niet voor niks. Want ik zou toch terugkomen op dat cateringbedrijf? Welnu, dat doe ik dus nu. Want de organisatie kan in haar eigen brochure nou wel zeggen dat ze zo tevreden is over dit bedrijf, als tegengesteld aan het vorige, maar ik zeg dat ik het belachelijk vind dat ik bij een halve kip, aardappelpuree en appelmoes, GEEN GROENTE krijg, er GEEN JUS is en ik halve landen moet veroveren voor ZOUT EN PEPER. Gretverdegretverdegretverdemme. Een goed ding dat de groentesoep wel rockte, want die stond er bol van. Totaal moe van dat diner-gelul, lazerde ik, na een prettiger telefoongesprek-met-mijn-lief, lamlendig ter bed. Tijd voor een nieuwe dag. Dag 2 (donderdag 22.08) Poperinge - Poperinge Die niet veel beter bleek, in eerste instantie. Want toen ik eenmaal, retevroeg, met het oog op de ellende van vorige dag, achter het ontbijt gezeten was, voegde zich al snel een dame naast mij die mij wist te vertellen dat een vegetarische compane van haar ondanks smeekbeden dienaangaande niet meer dan 1 plakje kaas had ontvangen - terwijl ik zelf al erg geërgerd was door het feit dat ik, net als van de veel grotere snijworst, zult en salami, maar 1 plakje snijworst kreeg; wat is dat voor belachelijks? Als worst in drie groottes komt, wil je de uitgeleverde hoeveelheid daarvan dan GODVERDOMME wel afstemmen op de grootte van de bijgeleverde broodjes, ja?!?! Dus dat betekent dat NORMAAL zou zijn om 2 plakken zult, 3 plakken salami of 4 plakken snijworst uit te leveren, per broodje, mijns inziens, JA? Puthufters. Gelukkig was de wachtrij kort. Maar dat lag niet aan een verbetering van de maaltijd-setup: dat kwam louter doordat we vandaag een uur dichterbij en dus ook later vertrokken, vanuit Poperinge namelijk. En dus had ik ampele tijd om mijn WARM (grrrr) ontvangen blikje cola te koelen op een mistbevroren hekpaaltje. Daarna werden wij gezwind naar het station van de NMBS vervoerd, en ging het vanuit Poperinge het omringende hoppenland in. Maar dat is prachtig zeg! Nooit geweten, maar wel altijd gevoeld, dat zulke pracht ten oorsprong lag aan dat heerlijke Belgische bier waarvan ik reeds zoveel verstouwd heb! Ik meen dat eerlijk - het hoppenlandschap rond Poperinge, met de volbloedige rossen tussen de hopstaken, is niet minder dan volstrekt overweldigend. Een symfonie van groen, lichtergroen, en het helderblauw van de hemel. Want, dat moet gezegd worden, het weer was uitzonderlijk goed, op deze tweede dag. En bleef dat, langs de para's, die in een veld voor de Sint Sixtus Abdij met hun prachtige staatsdrakkars een staaltje reinst professionalisme neerzetten in hun tegenrookse landingen en vierkante millimeter-chute-vouwerij. Daar neem ik als leerling mijn hoed diep voor af. Om nog maar te zwijgen over het feit dat zij sprongen uit zo'n prachtige legerheli, rondrotorend tussen de helderblauw verlichte cumuli, op zo'n (schat ik, en ik ben daar NIET goed in) 12.0000 voet. Ik heb de brouwerij van Sint Sixtus maar geen eer aangedaan (dat komt nog wel, want de Westhoek heeft, sinds deze Vierdaagse, mijn vaststaande belofte, qua vakantie), maar ben in noodtempo doorgestapt, via Proven naar Watou, waar ik tevreden neerzeeg op een terras van zo'n overduidelijke familiekroeg, in de brandende zon, met Flip, en aan de Leffe Brun ging naast de docteur-van-de-medische-troepen, die daar met zijn twee prachtige blonde honden arriveerde. Ik mag dan de pest aan het houden van dat soort beesten in een stedelijke omgeving hebben, een mooi beest is een mooi beest. Daarna werd het allemaal nog mooier, want kwamen wij via de Helleketelweg langs het Nine Elms British Cemetery - alwaar het ATC, blijkens de in de verre hoek zichtbare vaandels, gepast acte de présence aan het geven was. Hoed af dus, en onder het begroeten van een sinds de MESA niet geziene Belgische militair verder. Daar belde Larisa mij, en dus ging het volgende stuk naar Zwijnland, waar Flip aan de fritten en wij beiden aan de Leffe gingen, snel voorbij. Flip en ik constateerden daar gezamenlijk dat de Belgische horeca, en het Belgische volk in het algemeen, toch echt wat relaxter denken dan wij Hol-landers, en tapten wat moppen met twee Belgi. Daarna volgde een hard stampstuk (tijdens hetwelk de Max mij belde, om bijgepraat te worden), en de aankomst op de markt van Poperinge - alwaar ik Flip weer onbedoeld kwijtspeelde in een zoektocht naar vrijzetel, en die uiteindelijk zelf vond in een hoek naast een vriendelijke Vlaamse grijsze, die mij uitvroeg en dito antwoorden kreeg. Na een volgend gesprek met Larisa (de mobiele telefoon blijft een wondervol ding) ging het op weg terug naar de bus, en hervond ik vlak daarvoor Gerda en Bianca, gezeten op een zonverkoold stoel-o-rama aan de parkeerplaatsrand. Het was hier dat Eddie ons kamp verliet. Die had namelijk alsnog onderdak in kamp Poperinge weten te regelen, en verkoos de gezelligheid daarvan boven de saaiheid van Ieper. Geen probleem natuurlijk, ieder z'n meug. Een avondeten rijker dat deze keer WEL goed was (beenham, wortelschaaf, koolrasp, sla, aardappel-in-schil, kerrie-, mayonaise en whisky-saus, tomatensoep) viel ik deze keer apevroeg en uitgeput om, en dronk ik volhelemaal niets meer, daar in die kantine. Dag 3 (vrijdag 23.08) Diksmuide - Oostduinkerke Op de derde dag ging het achteruit. Niet alleen was de koffie deze morgen volstrekt kutslap (die Grootmoeders Koffie mag dan van oorsprong in orde zijn, als je er teveel water bijflikkert is het nog steeds onzuipbaar botbocht), maar vandaag ging het parcours ook nog eens terug, van waar we al waren, naar waar we al waren geweest. Daar staat natuurlijk tegenover dat je dan aan het eind wel tevredener kunt zijn over het feit dat je afgezien hebt om te doen wat je deed. Maar dat betekent dan, volgend op de trek uit Diksmuide en over de IJzer langs de IJzertoren, wel een eindeloos stuk over lange rechte dijken langs Avekapelle, waarbij je de hele tijd in de verte mensen ziet lopen langs waar jij straks ook nog langs moet. Pretty frustrerend. Daar doen het uitdelen van Belgische praliné-chocola (vlak na de IJzertoren, centrum van de onterecht door pan-Europese ultranationalisten gekaapte en daardoor beruchte IJzerbedevaart die direct op deze Vierdaagse volgt), het constante voorbijvliegen van de heli's (waaronder een heuse Sea King), de para's en de Campina yoghurtdrank niets aan af. Maar of dat eruit zou moeten, qua parcours, sja, dat weet ik dus niet echt. Wel leuker, beslist, was de snelweg-overgang, waar ik Gerda herontmoette in gezelschap van Sjors (een bedenkelijk Belgisch docteur met groot gevoel voor humoor) en Tony (het soort van Vlaams-sprekende Italiaan dat je onweerstaanbaar doet denken aan die uit ''Allo 'Allo'), en de daaropvolgende trek over de runway van het militair vliegveld Koksijde. Daarna kwam er een megastamp door een soort van semi-Bloemendaal-met-ingebouwd-Overveen, halverwege stokkend aan de halt bij de kerk van Onze Lieve Vrouwe Ter Duinen - alwaar wij vrolijk vergast werden op vers Tönissteiner fruitwater (niet de eerste keer). En aan het eind van die megastamp waren we dan toch bij de zee. Rechtsaf de boulevard op had ik ineens het gevoel gewoon weer in Zandvoort te zijn, met dien verstande dat Noordwijk dan ineens achter me lag, en voelde ik de dringende behoefte om Schelden te bellen en hem te vertellen dat ik het nu helemaal gehad had met deze kuttocht, omdat ik hier nu eenmaal niet was om een oefentochie te lopen. Maar dat is natuurlijk allemaal onzin. Want dat je op dat soort omstandigheden getraind hebt, dat maakt ze nu juist zo mooi. En dus zeeg ik uiterst tevreden terneder op het eerste vindbare terras-in-de-schaduw, vanonder het grijze beton uitkijkend over het zand, een Leffe in de hand, en belde ik mijn lief. Prettig moment zeg. En dat werd allemaal nog veel prettiger, toen ik een paar honderd meter verderop in de fuik van de Orde van de Paardevisser liep. Nu moet ik eerst even wat gaan uitleggen over de Orde van de Paardevisser. En ik citeer daarbij twee dingen:
Maar nou loop ik zelf weer veelsteveel te zeiken. Want waar het in dit stadium van de tocht toch beslist om ging was de garnalensoep van de Orde. Die werd op de boulevard gratis uitgedeeld, door Ordeleden in bijpassend kostuum, en was van zo'n be-la-che-lij-ke kwaliteit dat ik twee keer teruggegaan ben voor een refill. Maak het mee. Ik kan het niet anders zeggen. En dat was een indruk die bleef hangen tijdens de finish-van-de-dag, op het bierterras van het Vierdaagsekamp Oostduinkerke (waarom had Kwartier Lemahieu niet zo'n buitenterras, en kon je daar alleen maar binnen drinken?), in de brandende zon. Met de bus teruggekeerd in Ieper, volgde er een deze keer ERG goed avondeten (braadworst, erwten en wortelen, aardappels, jus, kippesoep) en een prettig samenzijn met Flip, Gerda en Bianca, in de kamp-kantine. Dag 4 (zaterdag 24.08) Ieper - Ieper En ook de volgende morgen, bij het ontbijt, zette de stijgende lijn in de catering-inspanningen zich voort: het ontbijt was uitstekend (al was er weer dat ene verdwaalde plakje snijworst), want men serveerde de overgebleven braadworst koud, voor in de pistolet, en de koffie was vandaag zwart genoeg voor de gemiddelde smaak (daarmee nog steeds te slap voor de mijne, maar ik ben dan ook een uitzonderingsgeval, realiseer ik mij goed). Daar moest natuurlijk ellende tegenoverstaan. En die was er dan ook: vlak na het onbijt barstte een stortbui los die mij, het pan-Europees noodweer van voorbije dagen indachtig, deed vrezen dat ik het Kwartier Lemahieu bij terugkomst ondergelopen zou gaan aantreffen. Maar gelukkig nam de regen, vlak na de start die vandaag pal voor 'onze' kantine plaatsvond, af tot een drizzelie grijsmot die het hele gebied van de Slag om de IJzer in een gepast grijze mist hulde. Gepast, want vandaag was de dag dat de feitelijke reden van de Vierdaagse, het herdenken van de belachelijke aantallen doden tijdens de Slag om de IJzer, keihard binnenkwam. Kijk, wat ik verwacht had was een soort van Verdun, waar de begraafplaats die het gevolg is van de beruchte slag om Verdun zo groot is en de rijen stille witte kruisjes zo onafzienbaar zijn, dat je er koude rillingen van krijgt. Niets van dat al in de IJzervallei. In plaats daarvan ligt er bijna om de honderd meter een klein kerkhof met eigen monument, en staat op elke drie- of viersprong een set van minimaal vijf groene borden die naar dat soort kerkhoven wijzen. En dus is die gewaarwording, naarmate de dagen van lopen door dit gebied vorderen, een sluipende: het houdt maar niet op. En vanochtend, toen wij in deze grijze mist langs twee kerkhofjes vlak voor Provinciaal Domein De Palingbeek liepen en ik voor de zoveelste keer eerbiedig mijn hoed afnam, begon ik eindelijk te beseffen waar geen voorstelling van te maken is (maar wel gemaakt is, in museum 'In Flanders fields' te Ieper, waar ik nu nog steeds niet geweest ben - weer een reden om zeer beslist een toekomstige vakantie in de Westhoek te willen doorbrengen). Los van het feit dat het hier over verschrikkelijke dingen gaat is het op zich prachtig dat dat besef eindelijk doordrong - en prachtig bleef het vandaag, in meerdere opzichten. Want des te schrijnender is de natuurlijke praal van de natuurgebieden van vandaag, zoals dus de Palingbeek, met zijn kasseipaden langs de stille vaart door het bos. Over het met groot hoefblad omkranste bruggetje (dat mij daardoor deed denken aan het verbluffende keteldal boven Schloss Neuschwanstein) ging het rechtsaf naar het Nonnebos, waarin een op 12 km prachtig gelegen chalet-achtig horeca-etablissement (met superspeeltuin voor de kids en echte dierenTM) een prima reden was voor Flip en mijzelf om, wel nog steeds in de motregen, onderuit te zakken achter een glas welverdiende Westmalle Dubbel. Langs de Australische begraafplaats van Polygon Wood, door de Gasthuisbossen (waar ik aangesproken werd door iemand die zowaar op zoek was naar mijn verslagen van de MESA, daarover geruchten gehoord hebbende van andere wandelaars) Zonne- en Zillebeke kwamen wij vervolgens in veel vrolijker stemming aan de rand van de verbijsterend mooie Zillebeke Vijver aan. Veel vrolijker, want Zonnebeke doet zijn naam eer aan: daar werd het droog, blauwluchtig en zonnig. En dus stapte ik met een brede grijns, in een moordend ritmische pas, het Herts & Bucks Wing ATC Marching Team voorbij, en langs die Vijver naar de finish in het jeugdstadion van Ieper, waar geluk en tevredenheid overheersten, in de brandende zon. Voorzien van de foeilelijke, maar indrukwekkende zware medaille die bij dit evenement hoort, zegen Gerda, Bianca, Tony, Sjors en ik naast alle andere wandelaars tevreden terneder op het gras. Nadat ik Flip gefeliciteerd had, Steve terzijde had gestaan bij het uitreiken van de medailles aan zijn team ("Thank you. Now, would you get out of our photograph, please?") en tevreden afscheid van ze had genomen, volgde het defilé naar en over de Grote Markt van Ieper. En dat is waar deze mars onvergetelijk wordt en een aanrader voor iedereen. Want voor de rest wint de MESA het wat mij betreft op alle fronten: de Vierdaagse van de IJzer heeft, behalve het landschap, namelijk alle ingrediënten daarvan in afgezwakte vorm. Daar doet zelfs de prima garnalensoep van de Orde van de Paardevisser niets aan af. Maar de Vierdaagse van de IJzer heeft één ding dat er volstrekt uniek voor is, en dat is deze intocht. Kille huiveringen van grandeur overspoelen je als je aan het eind van deze mars onderdoor die massieve Menenpoort mag lopen, waarin de namen van 102.000 vermisten (die dus niet elders in het omringende landschap begraven konden worden) zijn uitgehakt, toegejuicht door het Ieperse publiek, dat dat vol overgave, gemeend en hartelijk doet. Dat blijft dan nog even zo, want ook linksaf over de Grote Markt, tot aan de eretribune vlak voor de Lakenhallen, waar de Belgische defensietop en de burgemeester en schepenen van dit prachtige, uit haar dood herrezen Ieper hun echt gemeende duit in het zakje doen (dank u ZEER, het was mij een eer!), is dit de finish die de Schweizerischer Zweitagemarsch in Bern zou moeten hebben, en de Nijmeegse Vierdaagse door zijn massaliteit nooit meer kan krijgen. Maak het mee, ga het zien, het is een aanrader. De plotselinge rust, die na het lopen langs de ingang van 'In Flanders fields', in de poort onder de Lakenhallen, als een deken over je heenvalt, is dan niet eens onwelkom - ze stemt tot nadenken, en weemoed over een gebeuren dat zich ontvouwt als een papaverbloem en een indruk achterlaat die zo zoet is als opium: voor de wandeling op zich hoef ik het niet weer te doen, maar in de Westhoek keer ik terug, dankzij de Vierdaagse van de IJzer. Daarmee is deze tocht niet alleen geslaagd als tocht, maar ook, meer nog dan de MESA, in haar herdenkende doel, en zou het eeuwig zonde zijn als het gerucht dat het voortbestaan van deze tocht door gebrek aan middelen bedreigd wordt ooit waar blijkt te zijn en leidt tot het verdwijnen ervan. Mocht dat ooit gebeuren, dan zal ik des te trotser zijn op het meelopen in deze editie. Vlaanderen, bedankt. Er volgden nog prettig nabieren met Gerda en Bianca, een busrit terug naar het kamp, prettig nawijnen met Gerda en Bianca, een busrit terug naar station Ieper (tijdens dewelke de held die de bus reed mij vertelde hoe hij net vier dagen op een bank in de mess geslapen had en pas vanavond zijn vrouw en kind weer ging zien na het vrijwillig rijden van minimaal 400 kilometers per dag, ter rondbussing van de wandelaars), een treinrit in gezelschap van een prettig converserende pacifistische Brit (die het vredesconcert in Passendale had bezocht) naar Brussel Zuid/Midi, en een prettige treinrit terug naar huis, waar ik om 00:30 aankwam - maar die dingen vonden allemaal plaats in het soort van roes dat ik niet meer heb mogen meemaken sinds de MESA van 2001. Volprachtige winstpakker, aan het eind van mijn eerste vakantie in jaren. Mijn prosit, Chielie - keurig gewandeld. |