Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

3 november 2002

Van Top tot Teen door Nederland heen: Waddendijk-Schiermonnikoog (apocrief)

Eindelijk was het dan tijd voor etappe 1 van 'Van Top tot Teen door Nederland heen': Schiermonnikoog - Kloosterburen. Althans, dat hoopten wij. Althans, dat geloofden wij. Althans, wij dachten er rotsvast van overtuigd te zijn dat het dat ging worden.

Dag 1

En dus togen wij op zaterdag 2 november in kleine delegatie (van der Schelden, de Gisser en ikzelf) monter naar het Amsterdamse, en via het American Hotel ('het Americain', ter volksmond) en een door stormschade geplaagd Vondelpark (waar Schelden trots poseerde voor de boom die van schrik omlazerde toen hij ernaar keek), naar Holland Diving, aan de Amstelveenseweg. Daar waren wij in februari, bij de vorige gestrande poging, ook al eens geweest (zonder de Gisser, maar met van Zijntergen en Weij). En zoals het eenieder die ooit kennis aan Schelden gehad heeft betaamt, kon men zich dat daar heugen. Niet alleen daarom waren wij binnen de kortste keren voorzien van passende outfits: dat lag ook aan de professionaliteit waarmee het aanwezig personeel zich hernieuwd van die taak kweet. En het was nog goedkoop ook: €15 huur per pak, en €100 borg voor alle pakken bij elkaar.

In de tussentijd haalde Mike Smith (de broer van Lydia) zich in het Haarlemse zo'n pak, en spoedde Marco Neumann zich, vloekend, door het Amsterdamse naar ons toe. Die had namelijk wat autopech en was daardoor wat later dan afgesproken. Die autopech verdween overigens spontaan, kort voor wij hem op de Amstelveenseweg troffen. Hij zag er nog wel wat witjes van, maar dat mocht de pret niet drukken.



En zelfs zijn ongelooflijk lichaam paste naadloos in zo'n pak ("Hoe vind je het, Chielie?" "Het is eh... ...groot."). Dus taaide hij tevreden af, naar Utrecht en alweer een nachtdienst-voor-de-Securicor, met al die pakken, en zetten de Gisser, van der Schelden en ik het op een lopen richting Zeedijk. Dat had nog wat voeten in de aarde, omdat wij in eerste instantie bij de verkeerde tramhalte stonden (waar dan overigens weer wel twee alleraardigste jonge Françaises bivakkeerden), maar uiteindelijk arriveerden wij probleemloos in Nam Kee, om daar de maaltijd te gebruiken. Nou ja, om daar de maaltijd te bestellen. Nou ja, om daar ernstige ruzie te krijgen over die bestelling.



Want Schelden had mij uitgelegd dat ie Sia Tjieuw wilde eten, "met rijst", maar was vervolgens schielijk naar het closet verhuisd, vlak voor de minzaam glimlachende Chinees verscheen om de bestelling op te nemen. Toen die dus zei: "Sia Tjieuw, bedoelt u, met witte lijs?" splak ik "ja psies". PSIIIEEEEEEEESSSSSSSSSS. Nou nee dus. Wist ik veel dat Schelden die witte lijs apalt bliefte, in kommetsje. Schelden wist dat natuurlijk wel, dus ontstak hij in kille razernij, en smeet hij zijn zojuist ter Oudemanhuispoort aangeschaft kinderliedeboek pardoes tegen nietsvermoedende tandenstokers en argeloos sambalpotje. Daar! Hadden de dames rechts van ons, druk doende met de Oesters van Nam Kee, geen terug van. Het was maar goed dat Schelden daarna weer rustig werd, van de jasmijnthee.

Een uur later zaten we alweer tevreden in café de Ooievaar, waar de Gisser uit de toon viel door Jack Daniels met cola te drinken, maar Schelden en ik ons diepgaand verdiepten in heerlijke genever (van Wees, natuurlijk zacht, uit de distilleerderij die net zo heet als de kroeg waar we in zaten), in witkoud borrelglas geserveerd. Hohips, een mooi begin.

Dag 2

De volgende ochtend, om acht uur, scheurde Mike Smith in zijn blauwe autootje mijn binnenplaats op. Langs Alkmaar, waar Jochem's dochterlief Lanca het op een visueel verheffend wagenziek kotsen zette, en wij dus een korte afveegstop inlasten, ging het door ijzig waaiweer naar het noorden, en over de Afsluitdijk naar het Groningse. Omdat Schelden vertraging had, bleken wij een uur te vroeg in Leens te staan. En op zoek gaan naar een open horeca-etablissement, om kerktijd op zondagochtend in Groningse dorpen als Leens, dat is een futiele exercitie. Dus daarom maar 18 km. teruggereden, naar Lauwersoog, waar in het Grand Café fijnwarme koffie en gezelligheid ons deel werd.



Een uur later waren wij terug in Leens, en maakten wij kennis met onze wadloopgids: Kwant, Lammert Kwant. Ik had mij hem anders voorgesteld, gemeten aan een artikel uit de Volkskrant van augustus j.l., over een tocht langs de tuinen van Teding (een in 1870 aangelegde dam tussen Dongeradeel en Ameland had, middels dwars-uitsteeksels, moeten zorgen voor betere beslibbing van het zanderig Wad ertussen, opdat laat in de twintigste eeuw dat stuk Wad had kunnen worden ingepolderd als vruchtbare landbouwgrond - maar het Wad maakte gehakt van de dam, er beslibte niets en de tuinen van jonker Teding van Berkhout kwamen er nooit): als een norse, forse, boomlange vent met een baard en een vale zuidwester. Niets bleek minder waar: Lammert Kwant is een goedgemutst, baardloos mager man, die nog het meest doet denken aan Freek de Jonge, in diens allerbeste jaren.

Dat Lammert Kwant een ervaren gids is bleek niet alleen uit zijn website en het feit dat hij de enige was die in deze tijd van het jaar bereid was naar Schiermonnikoog te lopen maar, terwijl Jochem, Mike en ik ons in onze duikpakken hesen, ook uit de manier waarop hij onmiddellijk de spanning erin bracht. "Nou, Henk moet wel voortmaken, want anders halen we het niet meer. Er is een kritiek moment, en dat begint te naderen."

Henk, intussen, reed ergens bij Winsum, ernstig verlaat doordat Albert van Geyningen wegens NS-trubbels niet met de trein naar Utrecht kon komen en daarom onverwacht opgehaald moest worden in Den Bosch. Schelden weet dat, uiteraard, niet aan de NS of die trubbels, maar aan Albert. Die van Lammert trouwens ook niet echt had meegehoeven. "Sja, je kunt natuurlijk de keus maken dat die man per sé mee moet. Je kunt er ook voor kiezen nog op tijd te zijn om te kunnen wadlopen." Ja, maar Lammert, we zijn de Wandelsoc., dus zonder Ab zal dat niet gaan. Een voor allen, allen voor geen.

Lammert bleef het niettemin somber inzien. "Ik hoop dat jullie een beetje sportieve lui zijn. Je moet er niet zo'n korte dikke bij hebben zitten, die alsmaar achteraan hangt en de boel ophoudt." Ik prees ons gelukkig dat wij geoefende lange afstands-wandelaars zijn; en dat Bert van Prijzen, die ochtend, toen hij tijdens een proefwandeling met zijn Hilda keiharde regen horizontaal in zijn smoel gelazerd kreeg (Bert heeft dat wel vaker, met die smoel, in Niftrik bijten er paarden in), door haar een verbod had opgelegd gekregen om mee te gaan. Arme Bert, overigens. Later die dag zou blijken dat hij van arremoeie in zijn eentje over Schiermonnikoog was gaan dwalen, in zijn duikpak, om toch nog een idee te hebben van de gemiste ervaring. Wat een held, wat een manier om Eerste Vriend van de Wandelsoc. te zijn.



Gelukkig arriveerden Schelden, de Gisser, Neumann en van Geyningen alsnog op tijd. Vloekend, steunend en kreunend hesen zij zich, in de ijzige kilte, in hun pakken. Omdat Lydia er inmiddels in Mike's auto vandoor was gegaan met Lanca, om de dag door te brengen bij de vrienden van Jochem in Eext die eerder zo vriendelijk onze eikehouten fauteuil tijdelijk opsloegen, ging het vervolgens in twee auto's, de krakkemikkige Citroën van Neumann, en de sturdy Volvo van Lammert, naar de Waddendijk.

De Waddendijk blijkt er overal precies hetzelfde uit te zien: een kaal domein voor schapen. Eroverheen daalden wij in een noodtempo af naar de kwelder, en ging het er in datzelfde noodtempo doorheen. Dat viel voorwaar niet mee. Want juist in die kwelder (buitendijks met planten als zeekraal begroeid land, dat in geval van hoog water onderloopt) zakten wij diep weg in de modder en was het dus zwaar gaan. Dat hielden we op zich wel vol. In eerste instantie bleek het zwoegen vooral op de blazen van het verzamelde gepeupel een reinigende uitwerking te hebben.



Maar toen we na het verlaten van de kwelder het ware wad bestegen, en bleek dat het ook daar zwaar zwoegen door zompige modderlagen was, begonnen Lammert's waarschuwingen voor oververhitting in de duikpakken een steeds realistischer karakter te krijgen. Stompzinnig koppig als ik, als Ram, nu eenmaal ben, leidde dat ertoe dat ik mijn duikpak half uittrok terwijl ik mijn rugzak en jas tussen mijn tanden droeg, om ze niet nat te laten worden, en trachtte de Gisser weg te slaan, die alsmaar probeerde te helpen bij het uittrekken van het weerbarstig terugzuigend pak.



De rest hield het op dit punt wat langer vol dan ik, maar dat was logisch, omdat ik degene met de camera was en dus herhaaldelijk vooruit rende om foto's te nemen van het aanlopend rapalje. Het wad blijft, ook bij grote heiigheid zoals op dat moment, en stormschade (veroorzaakt tijdens die enorme storm van 27 october j.l., de zwaarste sinds 1990) zoals Lammert die constateerde aan de mosselbanken die wij passeerden, een fotogenieke omgeving. Temeer daar vandaag de waterstand ongewoon laag was, volgens Lammert. Doorgaans, vertelde hij, liep men op dit punt tot aan de knieën door het water.

Dat had het gaan uiteraard nog zwaarder gemaakt, dus waren wij erg blij dat het tij zo laag stond, temeer daar wij dus wat haast hadden. Dat nam allemaal niet weg dat, kort na het passeren van de eerste boei, ingehouden werd voor boterham en verluchtiging van de kleding. De vlijmende koude die 's ochtends ons deel was geweest, was inmiddels geheel verleden tijd, en ook de helderheid van de weersomstandigheden nam zienderogen toe. Zozeer zelfs, dat het niet lang duurde voordat wij, laag achter de opvliegende vogelvluchten, de duinen van Schiermonnikoog aan de horizon konden ontwaren. Jochem: "Moeten we daarheen? Dan loop ik daar nu gewoon recht naartoe, de mazzel!" Lammert: "Ja, daar moeten we ongeveer heen - maar langs deze weg.", een westelijke koers aangevend met zijn peilstok, parallel aan het eiland.

En die koers voerde eerst nog langs wat Lammert hardnekkig een boomstronk noemde, maar toch echt een lange tak was, met twee bossen wier in top. "Geen idee wat het ding daar doet, dat weet alleen degene die hem neergezet heeft, maar hij staat er al jaren en is een belangrijk oriëntatiepunt voor de wadloopgidsen.", aldus Lammert.

Lammert had hier ooit een gedenksteen, tegen het wegzakken op een plastic tas neergelegd. Maar ondanks pogingen daartoe, kon hij nu die baksteen niet meer terugvinden. Daar hielp zelfs de GPS (onmisbaar attribuut voor de wadloopgids, die zich zo lang met de sextant heeft moeten redden) niet aan. Dingen die niet wegzakken, die drijven weg, luidt de zich opdringende conclusie.



Wat prettige gesprekken later, over onder andere Lammert's baan als lid van WAR, de zo toepasselijk afgekorte Wadden Advies Raad en over parachutespringen (ik was inmiddels zo moe dat ik me er niet meer voor schaamde wat exit-sprongen te oefenen, onder het wadlopen), arriveerden wij voor de kust van Schier, ter hoogte van het oude peilbaken (een soort van houten pyramide die als oriëntatiepunt voor wadlopers en zeelui dient; Lammert legde uit dat er langs de Wadden-eilanden overal van dat soort dingen staan, gemarkeerd op zeekaarten, en dat om ze uit elkaar te kunnen houden er geen een zo uitziet als de andere).



Voor ons lag de veerdam, onder een adembenemende zonsondergang, waartegen de silhouetten van de ouderwetse hotelbussen, op weg van veer naar dorp, prachtig afstaken. Tijd voor een zwaarbevochten groepsfoto-in-duikpak (vooral Prakke lag weer eens stombottig dwars), waar Lammert helaas niet op kon staan, omdat-ie 'm moest nemen. Daarna kleedden we ons om, op de dijk, terwijl de kou onmiddellijk weer toesloeg. Dat was vooral voor mij naar, omdat ik mijn schoenen in de auto bij Lydia had laten liggen, en dus op natte sokken moest rondlopen.

Wat dan wel weer geestig was vanwege het voetspoor dat ik naliet bij het betreden van Hotel van der Werff, klassiek etablissement te Schier. Lammert komt daar niet al te vaak, maar de Wandelsoc. voelde zich er uiteraard volkomen thuis: Prins Bernhard hangt er in jagersuniform aan de muur, het interieur doet bijzonder aan dat van Hotel de Wereld te Wageningen denken, en het personeel is dermate goed opgeleid dat het een volstrekte zegen is.



Geen wonder daarom, dat Lammert hoogst verbaasd kon zijn toen wij ons uiterst beschaafd bleven gedragen terwijl een aanwezige oudere, kalende man, duidelijk daar voor zijn rust (hij rookte pijp en las literatuur, zijn eega deed in stilte de boekhouding, en beiden zaten zij in de comfortabele rood pluche en houten fauteuils in de lounge achter de overvolle gelagkamer), ons vroeg of hij "ons misschien mocht verzoeken wat stiller te zijn hier - in de ruimte hiernaast kunt u zoveel lawaai maken als u wilt". Ik zei zelfs "Natuurlijk mag u dat.", en Schelden temperde het volume van zijn dankspeech richting Kwant, Lammert Kwant (want het was vanzelfsprekend dat waar de man last van had) beduidend.

Maar we blijven de Wandelsoc., dus Schelden joeg die mensen wel alsnog bij vertrek voor straf de stuipen op het lijf door dat verder stille vertrek in te zetten met een snerpend "He-ren!" (de boekhoudende dame zat van schrik stijf rechtop in haar stoel, met uitpuilende ogen), en eenmaal weer in de taxi terug naar de veerdam fulmineerde ik wel flink over het feit dat ik die graflul eigenlijk naar God had willen meppen. Tot vermaak van Lammert, die zo langzamerhand goed door begon te krijgen hoe wij werken. En daar ook alle kans voor kreeg. Want toen wij eenmaal, met gevaar voor eigen leven, uit dat taxibusje waren gestapt bij het veer (de chauffeuse, die niet zag dat Albert nog voorovergebogen in de zij-opening van het busje zijn rugzak stond dicht te binden, ramde keihard de schuifdeur dicht, met zijn kop ertussen - vooralsnog heeft dat geen merkbare lange termijn gevolgen gehad, voor Ab), herkenden wij plotseling iemand in de rij wachtenden naast de bagage-karretjes.

"Hee, daar heb je die Belg!" En verdomd, daar was dan toch nog Bert, met Hilda. Een heerlijk weerzien, dat met zotte anecdotes en koffie bezegeld werd op die prachtige boot, tijdens de terugvaart.



Eenmaal aan de andere kant nam de zotheid hand over hand toe. Want daar, in Lauwersoog, ontspon zich een onzalig gestechel over het wolf-, kool- en geitspel richting Leens. En uiteraard was Schelden de enige die vond wat hij vond, namelijk dat iedereen zich in twee daarvoor veel te kleine auto's moest proppen, zodat Leens niet weer zou moeten hoeven worden aangedaan. Dat leidde tot een volprachtige bloedspuwing zijnerzijds, want op het moment dat de bus waarin Prakke en Neumann inmiddels zaten, naar Leens vertrok, besloot Schelden dat het toch echt allemaal anders moest, rende hij er luid krijsend ("HEI!!!") heen en begon hij er, op en neer springend, op te beuken, driftig gebarend en schreeuwende: "NEU-MANN MOET UIT DE BUS!!! NEU-MANN MOET UIT DE BUS!!!!!!" De bus reed dus weg, met Neumann en Prakke, minzaam zwaaiend naar Schelden, erin. Ik heb Bert's grijns zelden zo breed gezien, en ook de mijne sprak boekdelen. Lammert en Hilda, echter, waren verbijsterd. Ja, lieve mensen, dat is nou de Wandelsoc..

Terug op die parkeerplaats bij Drukkerij De Marne bleven de Prakkes, Mike, Henk, Raymond en ik daar een twintigtal minuten wachten, terwijl de anderen met de Rover naar de Waddendijk trokken, om daar de auto's van Lammert en Marco op te halen, waarop Bert en Hilda naar het zuiden reden, met van Geyningen als bagage. Schelden begon, intussen in Leens, met wat nazeiken over de gang van zaken, maar ik smoorde dat in de kiem door hem uit te leggen dat niet iedereen mensen zo graag zo dicht bij elkaar brengt als hij, en zijn plan ons in twee daarvoor te kleine auto's te proppen daarom een onzalig was.



Passend verherverstouwd reden wij daarna, via Ezinge, Lammert's woonplaats, over B-wegen naar Garnwerd (Kwant bleef gidsen, in zijn kranige Volvo), waar wij, net als in februari, volgaarne in de gelagkamer van Bondshotel Hammingh de maaltijd zouden hebben gebruikt. Helaas, dat mocht niet zijn, want Hammingh was versloten. Wij namen daarom hier afscheid van onze onvolprezen gids, onder uitvoerige dankzegging en de afspraak dit ding te herhalen, maar dan op de juiste manier: van noord naar zuid, van de top van Schiermonnikoog tot aan de parkeerplaats bij Kloosterburen, opdat 'Van Top tot Teen door Nederland heen' zijn volledig beslag kan krijgen.



Daarna ging het met de twee overgebleven auto's richting westen. Wij raakten elkaar al voor de Afsluitdijk kwijt maar bleken later allemaal gedineerd te hebben bij de McDonald's: Marco, Henk en Raymond in Drachten, alvorens over de Afsluitdijk door te rijden naar Amsterdam, Jochem, Lydia, Lanca, Mike en ik in Lelystad, voordat we over Almere terugkeerden naar Haarlem. Zo moeten we elkaars route ter hoogte van Haarlem weer gekruist hebben. Met de Wandelsoc. is het leven altijd opmerkelijk, wil dat maar zeggen.

En daarnaast was dat een uitstekende maaltijd, van fritten, kwartponder, kaasburger en cappucino-flurrie. Ik moet dat toch minimaal 1x per jaar blijven proeven: want wie bij McDonald's eet, die weet weer waarom God dat niet zo bedoeld had. Met dank, ook namens de Prakkes, aan Ronald McDonald: onzalige foto's, komen ervan, je zou het er bijna om doen.

Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Schiermonnikoog wacht.