Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
24 maart 2002 Van Top tot Teen door Nederland heen: Groningen-Eext "Kut! Een hunebed!" Het galmt met enige opgewektheid uit mijn keel en over de eenzame akker, even buiten Eext, aan het eind van een met gouden zonnestralen overgoten middag. Grafhumor loont. En hij komt niet onverwacht, want bij hunebed no. 8 heb je het na veertig zware kilometers lichamelijk wel gehad. De Wandelsoc. was al vroeg vertrokken, voor deze, de derde etappe van 'Van Top tot Teen door Nederland heen'. Want net als de vorige begon deze tocht in het, immers uitgestrekte, hoge noordoosten van ons land. Op de Grote Markt van Groningen, daarom, troffen Marco van Zijntergen, Jochem Prakke en ik onszelf in de, op de vroege ochtend nietsvermoedend geopende, dus bruut door zotheid overvallen Croissanterie Paris. Die overigens hoge kwaliteit bood. Groot assortiment van uitstekende, rijkelijk belegde luxe broodjes, en prima koffie. En dat op zo'n onchristelijk uur. Dus genoten wij, in dat volgestampte keldertje, met Henk van der Schelden, Johan van Dijk (eindelijk weer eens van de partij), Peter Weij, Eerste Vriend Van De Wandelsoc. Bert van Prijzen, Vrienden Van De Wandelsoc. Albert en Vandy van Geyningen, en drie nietsvermoedenden: 2 prompt door Schelden met Duitse drinkliederen bestookte, hoogst appetijtelijke Oostduitse studentes en 1 wat verdwaasde Groninger, die het echter als vermakelijk opvatte. Dat kon niet gezegd worden van de geplaagde dame achter de toonbank, maar die deed niettemin volkeurig haar drukke werk. Heel verfrissend, en beslist complimenten waard, mede gezien eerdere ervaringen. Dus dat was al goed. En het werd nog veel beter. Want Erwin had gelijk, deze keer: het was prach-tig weer. Bewolkt en fris, maar droog en met veel zon tussendoor. En die zon was in al zijn winters karakter en felle goudgeelheid van een grote weemoedige schoonheid. Met dien verstande dat de weemoed hooguit in de toekomst achteraf deze dag kan gaan gelden, want voor weemoed was op zich volstrekt geen reden. Integendeel. De weg van Groningen naar Haren biedt ruimte voor diepe zuchten, gefronste wenkbrauwen en tut-tut-tut-geluiden. Niet uit onvrede of verontrusting, maar van verbijsterde eerbied voor de pracht van omgeving en architectuur. Ik verzeker u: Overveen is er niets bij. Langs die brede provinciale weg staan er, soms door gemengd bos omkranst, prach-tige vrijstaande patserkasten, in dotten van tuinen, met fraaie vijverpartijen ervoor. Eigenlijk uit-slui-tend van die landhuizen waarvan je naar adem happend uitroept: "Dat moeten wij als sociëteitspand betrekken!" Met als absoluut toppunt het bizarre, van vriendelijke leeuw voorziene kasteel naast de ernstig bedreigde (al gesloten?) Hortus van Haren. Van die momenten waarop je weer weet van wie Disney het geleerd heeft (overigens hebben we het dan eigenlijk over Ludwig van Beieren's Schloss Neuschwanstein, maar daar gaat het niet om, het is een kwestie van anciënniteit - waar hep dat Disneyland voor nodig als je je ook in eigen land, gratis, kunt laven aan dat soort architectonische bizarriteiten?). Maar het blijft de Wandelsoc., dus dan ken je de reactie. Waar ik, voorafgaand aan de gang langs al dat prachtige, keurig de plee van een Shell-station langs de weg bezocht en de franchise-nemer bovendien verblijdde met de aankoop van een Liga Fruitkick voor Schelden, toonden Prakke en Weij zich als van oudsher cultuurbarbaren door de boel eens flink onder te pissen. Al moet gezegd worden dat Weij zich deze keer keurig in een urinoir verstopte. Nou had die minachting ook wel enige grond. Want zo prachtig als de weg tussen Haren en Groningen is, zo afschuwelijk is Haren zelf. Dat gat houdt het midden tussen Wolphaartsdijk (Z) en De Koog (T), met de kwaliteitsloze seizoensbouw, maar zonder de pittoreske dorpskern. Wat overblijft is vooral de herinnering aan de provincie Antwerpen rond Bornem. En u weet wat wij daar doorgaans doen. Het bleek een voorbode voor de rest van de dag. Maar die had toch ook een heel eigen karakter. Daarvoor had Schelden ons al gewaarschuwd: dit was de etappe waarin wij het hunebeddengebied bereikten. En dus had hij een kaart opgedokterd waar ze allemaal opstonden, en de route gepland van hunebed naar hunebed. Voor de archeologisch verantwoorde aardigheid, zeg maar. Nou, dat hebben we geweten. In Noordlaren, bij het eerste hunebed (G1), moest ik, knarsetandend, toegeven dat die dingen toch echt bestaan. Ik had dat nooit geloofd en altijd verdrongen, want er tenslotte nog nooit een gezien. Ik was daarin gesterkt door collega Sonja Snoek, grafisch ontwerpster die, met diezelfde hunebeddenkaart die Schelden had, ooit geprobeerd had hunebedden te vinden en er nooit 1 aangetroffen had. De onvermijdelijke conclusie luidt dat grafisch ontwerpers lijnen op kaarten nu eenmaal niet beschouwen als lijnen-op-kaarten maar als 'fraaie blauwgekleurde lineaire eenheden', dat vrouwen NIET kunnen kaartlezen en... ...dat hunebedden bestaan. Grmbl. Gelukkig werden de ernst van deze constatering en de archeologische verantwoordheid van het geheel onmiddellijk uit hun verband getrokken door de onvolprezen AHMIB, onze eigen KutMarokkaan-met-potloodsnor. Die had namelijk langs de weg bij Glimmen een bij het grof vuil gezette eikenhouten fauteuil gevonden, met grijsroze zitkussen. Altijd voor een geintje in, had-ie vervolgens Dracula van Grijnssterken gecharterd, het ding op de schouders gehesen en 'm meegetorst naar dit eerste hunebed (G1). Waar-ie 'm pontificaal bovenop zette, om er vervolgens in te gaan zitten voor het eerste staatsieportret van de Wandelsoc.-bij-hunebed, gemaakt door een vriendelijke voorbijganger van onder de dertien, deel van een zondagswandelende familie. Fraaie plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop. Langs leesplankboerderijtjes, niet weggelopen uit, maar gewoon het echte thuis van de realiteit van Ot en Sien (w ei-d e, d oe s, h o k, d ui f, s ch ã-p e n, de hele rataplan) ging het verder. En Ab, hij torste dapper de fauteuil, op zijn hoofd. Dat bleef-ie zelfs doen toen we moeilijk moesten gaan doen, dwars door een moddersloot, omdat de familie Hahn het recht op overpad over haar privé-terrein terecht in balans houdt door er het recht op vrijheid van tuinarchitectuur afdoend tegenover te zetten. Dus dat werd een hilarische klauterpartij waarbij Ab de nodige moeite moest doen om met fauteuil en al in balans te blijven. Geslaagd, overigens. Onderwijl onderwees Bert ons in de juridische aspecten van het recht van overpad. Dat geldt namelijk 19 jaar lang, als tenminste niemand in die 19 jaar van dat recht gebruik maakt. Anders begint het tellen opnieuw. Maar hopen dus, dat de Wandelsoc. op dag 365 van het negentiende jaar die sloot in Midlaren nam, want wij hebben graag een nuttige functie. Rechtsaf de landweg op volgde er een prettige winstpakker voor Ab: hunebedden nummers 2 en 3 (D4 & D3) lagen namelijk een meter van elkaar af, naast een boerderij. Bovendien stond er een bereidwillige voorbijganger naast, die ook nog eens een prima fotograaf bleek te zijn, en ons derhalve verblijdde met vier digitale meesterstukken (hadden zo van Vermeer kunnen zijn): Zeer Fraaie Platen van stapels-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop. En zo werd de tocht allengs indrukwekkender. Niet louter vanwege die hunebedden, die tenslotte oeroude grafmonumenten zijn (en het lijkt wel oneerbiedig, dat gelazer met die stoel, daartegenover, maar schijn bedriegt: het is per slot een beste inspanning die ervoor geleverd moet worden), maar ook vanwege de folklore. Want die weg waar Ab het nu snel moeilijker kreeg met het gewicht van de stoel op zijn hoofd, dat is dus de weg naar Zuidlaren. Reden voor een luidkeels inzetten van het beroemde lied over Berend Botje door Schelden en Weij, met bijval van mijzelve. Prachtige momenten. Bovendien is Zuidlaren dan weer wèl een prachtig dorp. Met majestueuze, koloniaal aandoende veranda's, een eeuwenoude kerk, een (inmiddels vast wegens MKZ gesloten) beestenmarkt en... ...een prima snackbar, La Veranda, met heel vriendelijk bedienend personeel, tot grote vreugde van Prakke nog gedeeltelijk vrouwelijk ook. Bovendien bleek hier onomstotelijk het nut van Ab's rondslepen van die fauteuil: je hebt namelijk je eigen comfortabele zetel al bij je als je op het van plastic kuipstoeltjes voorziene terras arriveert. Heel handig. Na het nuttigen van veel prima frituurverse (ras)patatten met kroketten, groen- en vetzooi, zwelghoeveelheden koude dranken, bakken bedenkelijke maar wel warme soep en ijs- maar dan ook ijskoude Underberg (is wel vies, maar word je warm van), ging het in noodtempo verder naar hunebed nummer vier (D9), dat middenin een woonwijkje in Annen stond, pal naast een rotonde. Een onwerkelijk raakvlak tussen historie en modermisme, maar reddende haven voor de arme Ab, nu toch echt op lange maar prachtige landwegen verslagen door de fauteuil (hij overwoog zelfs nog 'm te vervangen door zo'n badkuip-voor-drinkende-koeien, maar ja, dat zou diefstal geweest zijn, dus bond-ie het kussen maar op z'n rug en hing-ie de stoel om zich heen). De fauteuil die niettemin wel trots bovenop het hunebed gehesen werd, vanzelfsprekend. En waar Schelden vervolgens in werd gezet. En ziedaar: alweer een fraaie plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop. Gelukkig voor Ab was het volgende stukje maar kort, en werd het zitkussen van de stoel hier overgenomen door Peter Weij, die het op zijn rugzak bond. Maar dat stuk was wel lang genoeg voor pret: Vandy vermaakte zichzelf, Ab en mij kostelijk door om de vier seconden Schelden, die een paar honderd meter voor hem liep, te bellen op diens mobiele telefoon. Die kon namelijk niet zien wie het was, omdat Vandy's caller-ID uitstond. En Vandy hing uiteraard telkens op zodra Schelden opnam. Lachen lachen lachen. Door een voetgangerstunneltje dat herinneringen aan het Nijmeegse opriep ging het vervolgens het door regiotoeristen druk bezochte Kniphorstbosch in, alwaar we al snel het volgende hunebed (D8) vonden. Dit, overigens, was een hele mooie. Pittoresk gelegen in het Drentsche woud, het soort van ding dat je je voorstelt bij de term 'hunebed'. Hoog tijd dus, voor een fraaie plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop. Als doorgaans geschoten door een hulpvaardige passerende familie. In de stoel zat overigens Weij, dit keer. Geheel verdiend, want tenslotte degene die de zitting rondtorste. En dat ook nog even bleef doen. De weg vervolgde langs de Strubben, een deel van het bos dat als live fire range wordt gebruikt door het leger en waar dus overal van die waarschuwingshouders-voor-rode-vlaggen-en/of-lampen staan, maar tot droefheid van Vandy niet op die dag. De rest van ons kwam dat verder goed uit, temeer daar we, om bij het volgende hunebed te komen, nu juist dat stuk bos in moesten, over een slingerend paadje. Aan het eind waarvan een hunebed (D7) lag zoals ìk ze me voorstel bij de oud-Germaanse omschrijving: in een bos met dunne bomen die er niettemin in slagen het licht flink te filteren en het geheel in een onwerkelijke grijze zweem te hullen, die als het ware vanzelf respect voor de dood afdwingt. Wodan, Freya, Donar, de hele drommelse teringzooi. Prachtig, en beslist reden voor een fraaie plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop. Dat was dus van Zijntergen, maar als u nou denkt dat Weij altijd al op die foto stond, dan hebt u het mis. Die was zelf de fotograaf en heb ik er dus met de onvolprezen Photoschop ingefrummeld vanuit een tweede foto, want het gaf hier, op deze heilige plek, geen bereidwillige voorbijgangers. Heilige plekken zijn er om met achting bejegend te worden, en dus ging het luide zingen, op de bosweg erheen vrolijk door mij begonnen met Joe Jackson's 'Tango Atlantico', nu even vrolijk door, met het al eerder gezongen Eendje van Annie M.G. Schmidt. En een vrolijke karavaan waren wij. Weij nog steeds met de zitting, Johan met het roodbruin eikenhout, en ik met de bodemplaat, waardoor ooit schoonmoeder moet zijn gezakt (want hij was vakkundig, met twee plankjes, verrepareerd door schoonzoon). Al voortstiefelend arriveerden wij nu, in Anloo, op de plek waar, geheel traditiegetrouw en hoog tijd, want deze tocht nog niet eerder gebeurd, Leidschman Schelden verdwaald raakte. Zelfs de hulp van Panzerfuchs Weij mocht niet baten: wij liepen hopeloos fout (niet parallel aan de provinciale weg naar Anderen, maar rechtdoor, westwaarts richting Gasteren), een onverharde en daardoor ook erg ongelijke bosweg op, om vervolgens, na een even onverhard en ongelijk stuk langs een heel erg smerige sloot, pas na een sprong daarover en een slopende trek dwars door de vers geploegde kleivoren van een prachtig stuk boerenland weer op de (verkeerde) weg te belanden. Prachtig, omdat we hier echte wilde reeën zagen (die overigens ver uit onze buurt bleven maar wel, in tegenlicht tegen de horizon, een prachtig beeld vormden in hun ranke vluchtspurt), maar volstrekt slopend, omdat het erg zwaar gaan was door die ongelijkheid. Vooral Vandy werd hierdoor definitief verslagen. Van kwaadheid met alle hout dat hij in staaf-achtige vorm kon ontwaren meppend op al het andere hout dat-ie tegenkwam, en manhaftige pogingen wagend om alle tegen het lijf gelopen verkeersborden te ontwortelen, kon hij de humor niet meer inzien van papa Ab's grap, die, vlak voor Ven Gagelveen, een zware zoomsteen van een weghoek af naar het midden ervan probeerde te rollen ter bouwing van een eigen hunebed. Maar goed dat wij allemaal nog wel in staat waren om de Tonke Dragt-achtige schoonheid te onderkennen van het stuk woud waarin wij, nu wij eenmaal de rechte weg hadden hervonden, terechtkwamen. Want die was groot, dat stond buiten kijf. Landgoed Terborgh moet een van de mooiste stukjes Nederland zijn. Bos zoals oerbos bedoeld is. Enige minpunt: er staat zeg maar een hunebed (D11) in. Sja, wie moe is, dat zei ik al, die gaat dus klagen, over hunebedden. De toevallige voorbijgangers deden dat echter niet: die namen met enthousiasme onze foto. Dus hoppa: alweer een fraaie plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop. Dat moest dan maar Vandy zijn, nietwaar. Die ging vervolgens nog even door met bomenrammen, al hield dat op toen we, vanuit een prachtige tunnel van overhangende bomen, uit het bos tevoorschijn kwamen. Maar dat was niet erg. Want ten eerste ging Vandy vrolijk over op het berammen van de klei- en zandweg (futiel, maar de staaf-achtige houtvorm in zijn klauwtjes was wel zo groot dat het een prachtig gezicht was). Maar ten tweede, en nog veel prachtiger, was het hier een fantastisch mooie, gouden namiddagzon die een adembenemend schouwspel belichtte: dat van vijf (eigenlijk zes, maar dat zagen we pas later) heteluchtballonnen, in felvrolijke kleurentinten hoog boven ons hoofd aanzwevend. Dingen die zich op je netvlies branden. Dat er vervolgens weer een verschrikkelijk zware crosscountry-met-slootsprong, op kompas, over vers omploegde voren van vette klei volgde mocht dus de pret niet drukken, temeer daar er ook nog een hoogst verschrikt konijnding gesignaleerd werd, door zichzelf gelanceerd naar een hol dat vast twee velden verder lag. En toen kwamen we dus bij hunebed numero acht (D12), op de Kampakkers van de Eexter Es, dat ding uit de eerste zin van dit verslag. Vandy bezorgde mij overigens vlak ervoor nog even een rolberoerte van het lachen, door in antwoord op een inschatting van Johan over de op last van Schelden en Weij nog af te leggen afstand ("Het is niet ver meer, als ze tenminste een beetje normaal doen vandaag") dit te declameren over de Wandelsoc.: "Normaal? Nor-MAAL? Dat kan hier niet. AL-tijd gezeik, met die gasten". Ja, ook qua humor leek deze tocht zo langzamerhand erg op de Dodentocht. Afijn, tijd dus, voor een fraaie plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop. Dat eh... ...was ik. En omdat ik zo lelijk ben was het daarmee wel genoeg. Maar bovendien hadden we het gewoon echt allemaal gehad. Dus werd Eext, het plaatsje waar dit hunebed vlak naast lag, en waar we eigenlijk alleen doorheen hadden moeten lopen langs het huis van Prakke's hier wonende kennis, op onze weg naar Borger, ons einddoel. Want als je om zes uur aankomt, nog een uur moet besteden aan het wolf-, kool en geitspel van het auto-ophalen en daarna nog terug moet rijden naar het westen des lands, dan wil je tussen dat ophalen en terugrijden wel normaal de tijd hebben om, na zo'n vermoeiende dag, goed af te tafelen, ja? Gelukkig was die tijd er niet alleen, maar bood Eext er ook de per-fecte plek voor: Restaurant het Ossenhoes. Was het personeel uiteraard eerst nog onwennig toen extreem-rechts binnenviel, tegen de tijd dat de helft onzer vertrok op jacht naar de kool was onze drankrekening al zo hoog opgelopen en het al zo overduidelijk dat het hier om een wandelgezelschap van non-politieke snit ging, dat men ons niet alleen op handen droeg, maar bovendien ui-terst correct bediende en voorzag van keu-rig voedsel. Het moet echt gezegd worden: wij hadden ons, terwijl ik ter tafel Schelden het ingelijste, doorgesleten kruis van mijn eerste Wandelsoc.-uniformbroek aanbood als herinnering aan het wandelseizoen van 2000, immers mijn eerste en dat waarin hij mij had opgetraind tot volleerd wandelaar, geen betere ambiance kunnen wensen. Het Ossenhoes is een wereldtent, met grote klasse, in een prachtige, rustieke omgeving, waar het bui-ten-ge-meen goed toeven is in een prachtig interieur: het is de stal van een oeroude boerderij, smaakvol verbouwd zoals het de streek gewoon is. Het is een aanrader, ga er allemaal heen! Maar niet allemaal tegelijk, alstublieft. Wij komen er in ieder geval nog een keer terug: voor de koffie, aan het begin van de volgende etappe, dat spraken wij af met de eigenaars, Tjasso & Roelie Roossien, vlak voor we bij Prakke's in Eext woonachtige kennis de eikenhouten fauteuil gingen stallen. Want die moet natuurlijk volgende keer weer mee: we hebben nog zo'n twaalf hunebedden te gaan. Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Aken wacht. |