Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
23 februari 2003 Van Top tot Teen door Nederland heen: Coevorden-Ommen Dit moest wel een prachtige dag worden. Kort na een geweldige Lintjesregen, kort voor de komst van het nieuwe seizoen, zat, vandaag, alles ons mee. Het weer was ongekend goed, de stoelpoets was volbracht, de oude vetes waren bekoeld, oude vogels herrezen uit hun as. Zo kwam het dat vandaag de tot nog toe allergrootste groep deelnemers aan een etappe van een officieel oefenproject ('Van Top Tot Teen Door Nederland Heen') van de Societas Ambulationis Academica begon. Ik werd daarom, heel ouderwets, door Marco van Zijntergen thuis opgehaald, en in zijn Polo, met Rob van Driel en Jochem Prakke, spoedden wij ons oostwaarts. De traditionele stop bij Shell Hammerstein in Amstelveen achter de rug, stapten wij om 10 uur schuchter, maar vol goede moed, het overdonderend hoerige Bondshotel Talens, Sallandsestraat 51 te Coevorden binnen. Ik moet dat wel even uitleggen, nu. Want het geeft geen pas Hotel Talens tekort te doen. Kijk, in een negorij als Coevorden (wij hadden de vorige keer al gemerkt dat daar alles wat mooi is gesloopt wordt, mits die sloop niet te duur is) doet stijl al snel weldadig aan. En stijl, dat heeft Hotel Talens beslist. Het is het soort van etablissement dat de goedkeuring van de Wandelsoc., en hopelijk ooit een bijpassend schild, met vlag en wimpel wegdraagt. Uit-ste-ken-de, attente bediening, een foto van ons vorstenpaar-voor-de-halvering achter de receptie, en prima koekies, bij de koffie. Maar het is helemaal rood geverfd! Met rood tapijt op de vloer, goudgele gordijnen daarbij! Zeg nou zelf, als je je dan niet in een Chinees restaurant waant (wat moeilijk is, gezien ontbrekende bijbehorende geuren en het keurige accent van de vriendelijke en voor haar leeftijd bui-ten-ge-woon goed geconserveerde waardin), dan kan zelfs het Hästens-hemd van beddenverkoper Marco van Zijntergen (die immers in Bern verleden jaar zijn sociëteits-tenue met Jochem's buckknife aan flarden had gereten en in een afvalbak van Zivilschutzanlage Moos had gedumpt, dus daarom nu vanzelf een ander uniform aan moest) de indruk niet meer wegnemen dat je in een hoerenkast bent beland. Een hele dure hoerenkast, dat wel - een hart-ver-war-mend heer-lij-ke hoe-ren-kast, zelfs. 'Hier leest men krant, en Kama'. Dat werk. En bovendien zat hier een Harm. Die was, nadat-ie 'm verteld had te willen gaan trainen voor de komende editie van de Vierdaagse, geronseld door Albert van Geyningen. Harm Swarts, net als Ab een ex-KCT-er, identificeerde ons feilloos, toen we binnenstommelden. "Ik denk dat ik jullie moet hebben", sprak hij. Tot verbijstering van Prakke. "Hoe wist je dat wij het waren?", vroeg die. "Dat zag ik aan jullie schoenen", antwoordde Harm Swarts voldaan. En zo was zijn acclimatisering binnen anderhalve minuut een feit. Al snel praatten wij honderduit over lintjes, parachutespringen en de Nijmeegse Vierdaagse, alsof we nooit anders gedaan hadden. Dat werd alleen maar erger, toen Schelden, Neumann, Weij, de Gisser en van Geyningen arriveerden en de groep van 10 compleet was. De keuvel nam voortvarend vlucht, en zo verstreek de tijd. Dat tot ons ongenoegen. Want wandelen, daar houden wij niet van. En hoe langer je blijft zitten, hoe later je gaat lopen, dus hoe later dat voorbij is. Jaja. Begint, eer ge bezint. Het is een wijze les, die bergen mag verzetten. Niettemin monterder dan bij ons vorig weerzien, als was dat alleen maar vanwege de blikgouden zonneregen, trokken wij op tot het beulsmonument, van de oude besnorde sabelslager, Generaal J.B. van Heutsz. Daar mislukte deze keer het groepsportret gelukkig niet, zodat wij direct rechtsomkeert konden maken, ter voortzetting van de tocht. Die vervolgens leidde door land dat sterk deed denken aan Vlaanderen-west, rondom die plaats-met-de-wandelpest: het alom verfoeide, amechtig gevreesde Bornem. Maar behalve herinneringen daaraan, en aan Diksmuide-onder-de-IJzertoren, bracht dit gebied vooral verbazing, over de prachtige taalmanifestaties. Zo mocht ik Rob fotograferen onder een bordje 'Melkkade', waar op de achtergrond, tegen een gevel gehangen, het woord 'GORTWORST' prijkte. Dat zijn zaken waar ik als neologistisch dichter wildcontent van raak. En het werd alras mooier. Wij konden dat pestventje in zijn rode PTT-jassie plaatsen onder een rijkrood-witte verzameling logi, met dan daaronder 'Hommo Koster, Professioneel'. Dat wij een halve kilometer later langs een van ouderdom en ellende van de gevel van een oude loods afbladderend onbord-van-dezelfde kwamen, vermocht de hierom ontstane pret allang niet meer te drukken, al stond het minder professioneel, dat is zeker (dus Hommo, dit is een tip). Maar het blijft hoogstverbazelzaam dat Coevorden, dat ooit vergeven moet zijn geweest van het soort prachtige patriciërswoning dat er nu nog maar mondjesmaat staat, inmiddels zo doelbewust verlelijkt is. Gelukkig komt Coevorden aan zijn eind, op de kop van het Coevordens Kanaal. En daar ook is ruimte, voor prachtige plaatjes. En voor vertier. Want hier kwam, voor de tweede keer tijdens 'Van Top Tot Teen Door Nederland Heen', wat drs. van der Schelden zo vervloekt: een onverwacht object, dat niet op zijn stafkaart aangegeven is. In dit godverlaten, witzanderig geval een heel recentelijk aangelegde, maagdelijke industriehaven. Waarop een prachtige ijslaag lag, tot groot vermaak van Albert, die vervolgens, rugzak en al, trachtte Schelden zo gek te krijgen de overtocht erover te wagen. Dat gebeurde niet, maar dat leverde dan dus weer prachtige platen op, van allemaal silhouetmannetjes op, en langs, een betonnen rand, alsmede een Floydesque pictuur van de Gisser, met hippe blauwe zonnebril voor een lange leegte met fabriek achterin. Ja, oogstrelend door industriële lelijkheid, dat is wat de weg van Coevorden naar Gramsbergen is. Zelfs het eindeloze stuk strafstampen langs het Coevordens Kanaal, dat nu volgde en ons vervulde van montere vrolijkheid, deed dat eigenlijk slechts omdat het zulk goddelijk weer was. Als je niet, de hele tijd, het ijs van een potdichtgevroren kanaal aan je rechterhand had zien liggen, dan had je je rustig in zomer kunnen wanen. Want wij waren nu niet alleen wandelwarm, maar er stond ook een felle, verzengende zon. En de frisheid van lucht, teweeggebracht door alleen daaraan nog merkbare buien, bracht de geur van de lente, dus hoop op nieuw leven. Dat moeten de inboorlingen ook hebben gedacht. Want alsof er geen overbevolking bestaat, en het grootste deel van mijn vriendenkring groot gelijk heeft, stampt men ook hier gedreven het grut uit de grond. Getuige, bij sluis de Haandrik, daar waar wij dat Coevordens kanaal overstaken, een enorme opblaas-ooievaar, voor even geen eigendom van Schuitema's C1000. Dit pesterig beeld in het achterhoofd, trokken wij aan gene zijde verder, richting de Overijsselse Vecht. Die liet wel nog wat op zich wachten - maar terwijl de Gisser en ik er een verhoogd tempo inzetten om de rest van de koppels voor ons weer bij te halen (dat zou pas bij Gramsbergen lukken) passeerden wij wel na korte tijd, tevreden, de grens van de provincie Overijssel. Dat bijhalen was zo langzamerhand wel nodig, overigens. Want hoe verrassend veelzijdig de Gisser ook mag zijn, het gaat beslist vervelen. De Gisser voor de fabriek, de Gisser langs het Coevordens kanaal, de Gisser bij de Overijsselse provinciegrens: hoog tijd voor een andere rotkop, op die photi. Maar dat viel dus helemaal niet mee, en niet eens alleen vanwege het stoppen-om-te-fotograferen (wel altijd het nadeel voor cameradragers, bij die sportbeoefening van ons). Neen, er werd ook nog eens gewoon pleurishard gestapt. En dat leek verbazingwekkend. Want naast een aantal lui die (hoewel Marco van Zijntergen slechts 1 etappe van 'Van Top Tot Teen Door Nederland Heen' had gemist, maar dat lag meer aan de gaten in de planning dan aan zijn onverzettelijkheid) lange tijd het marsplat succesvol ontweken hadden, als van Driel en van Zijntergen, en relatieve nieuwlichters als Neumann en de Gisser, waren wij toch echt vergezeld van die Harm tekeer aan het trekken. Maar die Harm, die speelde gewoon vals. Want die deed wel heel "Mwoah, mwoah"-bescheiden alsof-ie totaal ongetraind was en vol huivering uitzag naar de Vierdaagse, maar had in werkelijkheid het soort van wandeltochten achter de rug dat mijn zeer gewaardeerde buurman het liefst ziet: van die echte, hoog boven de boomgrens, met leisteen onder je winterprofiel. Dus die liep ons, als hoogpolig wandelmongool, een volstrekte verkindsing aan. Nou is ons dat wel op het zotlijf geschreven. En het kwam bovendien goed uit. Want hoewel hier, inmiddels aan het onopvallende Gramsbergen voorbij, het landschap nu toch snel mooier werd, bleef het eigenlijk nog huilen-met-pet-op, in toch nog Westvlaamse proportie: áls het hier regent, dan bèn je de lul. Dus dat Schelden hier de Annie M.G. Schmidt-trias uit ging hangen met Neumann en Prakke, dat bood alleraardigst verzet. En dat hij het vervolgens, oprecht blij bij het ontdekken van een bord dat net helemaal niet zijn naam droeg (want naar 'Den Velde' wees), op een religieus onverantwoord zingen zette, dat leidde tot taferelen die ik u zal besparen. De raspaarden, bij het gehucht Loozen in aanpalende weiden staand (en ook nog onheus bejegend door Jochem) gaven nog lang zure melk, wat ik u brom. Maar ik moet wel van Driel gelijk geven: er zit, in de kaarsrechterij der kanalen, wellicht ooit bevaren door Enterse zompen, een zekere schoonheid, da's waar. Dus dat was voer voor fraai tegenlicht in eindeloze vergezichten, en geanimeerde conversatie, terwijl wij in noodtempo optrokken naar de grens van Hardenberg. Waren wij eerst nog verloren in uitgestrekt akkerland, hier deed de plaag die ons teistert zijn herintree: sportfietsers, kleurig doch onbezonnen langssuizend, en dwars door je heen als je niet oplet. De sportfietser is de grootste natuurlijke vijand van de wandelaar. Ervan overtuigd dat de weg hem behoort, komt hij onaangekondigd arrogant, in moordtempo om de hoek zeilen, met doodsverachting - maar niet die van hem, nee, maar wel die van jou. Dus die sportfietser, die groeten wij altijd minzaam, om hem vervolgens sissend "Staak tussen je spaken, wielerdebiel!" na te blazen. Nee, het is die geïrriteerde pleurisping, van dat nuffige prutsbelletje, die wij zo diep haten. Al is het dan wel weer buitengewoon bevredigend om, langs de spoorbaan vlak voor de Hardenbergse stadsgrens, zo'n sportfietser bijna te zien caramboleren, onprettig verrast door twee kleine rolschaatstertjes, die onverwacht vantussen ons opdoken op zijn weghelft. En dan nog boos worden ook, op die wichten. Hoogst onverpast, want zij waren onschuldig zoals kinderen dat behoren te zijn. En zo dapper ook nog, want zij hadden helemaal vanuit Gramsbergen hierheen geskate. Nee, het is dat hij ze ternauwernood miste - want wij zouden hem hebben gemoord, de -doder op onze armen indachtig. Wij waren, daarentegen, in uitstekend humeur. Zei Harm, desgevraagd: "Het gaat uitstekend. Een beetje zwak tempo, daar vooraan in die kopgroep, maar verder bevalt het me prima.". Dus ik nog denken dat-ie grapte. Nou, daar zou ik hard achterkomen, op weg naar Ommen, later. Maar nu kwam, eerst, het Hardenbergse, dit na nog wat buitenwijk. Daarin werden wij geteisterd, hard, door gele M. Want de alombeminde biefbroodjesbakker, van over de grote plas, had Hardenberg strategisch voorzien van uiterst relevante reclame: "Chicken McBacon, €2". En die reclame zagen wij minstens vijfmaal, voordat wij het centrum bereikten. En nergens die gelige M, hè. Ik zeg u, dat leidt hard, tot honger. Maar die konden wij nu, tot volle tevredenheid, volledig bevredigen. Want de Pierewaaier, dat is een uit-ste-kend etablissement, een schild-van-de-Wandelsoc. meer dan waardig. Niet alleen ligt het volprachtig, met terras in een bocht van de Overijsselse Vecht, waar roeiers manhaftig voorbijsteken, de bediening is er naast ui-terst voorkomend en héél snel ook nog eens prettig betiet. Dus dat het voedsel, ook keu-rig verzorgd (ik vrat mij feestelijk door een heerlijke 'Lunch Pierewaaier' heen terwijl Albert van Geyningen zich slinks ontfermde over Jochem Prakke's onbewaakte pilsener, waar 3L en ik de schuld van kregen), wel wat tijd op zich liet wachten, dat verwijten wij niet het personeel, maar de voor hun onverwachte grootte van onze lunchhonger en -dorst. Dit terras bood overigens nog veel meer vertier. Zo was daar een hoogstverbaasde hond, die slechts langzaam begon te bevatten wat hem overkwam. Gelukkig werd hij liefdevol beschermd, door een kopie van Max' Carla, met wie wij het goed konden vinden. En zo knoopte de Harm een prettig gesprek aan, met eigenaars van nog een hond, van het soort dat hijzelf lang gehad had. Om nog maar te zwijgen over de Cavalier King Charles Spaniel die opdook, en terstond geen leven meer had (dat krijg je ervan, als Schelden weet dat je van hetzelfde ras bent als de honden van wijlen Fortuyn). Maar goed, dat Schelden niet wist wat de Gisser wel wist. Die liet er van schrik zijn eerste bier van stukvallen, maar de Wandelsoc. ontkent bij deze met klem de tijd op het terras van de Pierewaaier te hebben doorgebracht in gezelschap van Bløf-zanger Paskal Jacobsen, Edwin Evers, en 27 andere landelijk bekende deejays (te weten van den Akker, Beelen, Boer, Curry en Van Inkel, van Diepen, DuVall, van der Goes, Gofers, de Heer, Hoogland, van Iersel, Jensen, Kater, Kicken, Kolkman, Nieuwehuize, Ouwehand, Paf, Staverman, Stenders, Timmermans, Veenstra, van Velthuysen, Westbroek, de Wild en de Zwart). Wel wist Schelden, kort nadat we, na het luidkeels zingen van 'Jerusalem' (door van Driel en de Gisser begeleid met passend TopPop-retro-dansje) in een buitenwijk waren gearriveerd, feilloos de wenselijke nieuwe werkgever (want zeg nou zelf, die overgang van Laurus naar Colruyt, dat is toch niks) van Bert van Prijzen (die wij node misten, maar die, naar het scheen, vandaag wel aan het wandelen was, en wel de wintertocht van zijn jaarclub 'De'Corps'M', spreek uit "decorum", waarvan ook Ted Snodendroom deel uitmaakt) te localiseren: de Albert Heijn te Prijzen, op een Hardenbergs parkeerterrein opzichtig aanwezig met automobiel. Maar daar hield de vindbaarheid van een en ander dan wel weer mee op. Want vervolgens gebeurde eindelijk wat ik op de Lintjesregen aankondigde: er kwam een eind, aan de trefzekerheid van onze marsleider, die ons gedurende alle afleveringen van 'Van Top Tot Teen Door Nederland Heen' in het vorig seizoen zo verbaasd had. Hopeloos verdwaald in een armetierig stuk takkenbos, bevonden wij ons plots naast schlemielige vijver in particuliere achtertuin en moesten wij, om daaraan weer te ontkomen en de doorgaande weg te bereiken, door bepaarde weilanden ploegen, en flink over onder stroom staande hekken gaan klauteren. Het zou, vandaag, niet het laatste moment van verwarring zijn. Nee, er kwam er zelfs vrij snel weer een, op zoek naar een zandweg die ging, naar bos De Koehaar. Maar eenmaal in De Koehaar was het leed volstrekt geleden. Wat een prachtig wandelgebied. Van daar tot diep in Boswachterij Hardenberg, langs door zon met goud overgoten vennen, voorzien van witglinsterende ijslagen, tussen goudgeel helmgras en heide, over paden door volkeurig bijgehouden gemengd woud, langs zandverstuivingen en akkers: je zou het Pieterpad er bijna om gaan waarderen. Maar dat deden we natuurlijk niet. Althans, dat deed ìk in ieder geval niet. Want onze afschuw over het Pieterpad daargelaten, moest ik net als tijdens de vorige etappe, kort na het verlaten van de lunchrust, ongelooflijk kakken. En, anders dan de vorige keer, hield ik die aandrang niet in bedwang tot de volgende rust. Dat had ook niet gekund, want die was veel te ver, nog. Dus trok ik met een pleerol het bos in, en duurde het geruime tijd voordat ik mij daarna weer bij de groep kon voegen. Dat leverde dan wel weer prachtige plaatjes van die groep op, die tussendoor overigens nog 1x afschuwelijk fout liep en dwars door de bossen moest rossen om bij een levensgevaarlijke, maar wel over te steken autoweg (de N36) te kunnen komen. Schelden schijnt daarvan, tijdens een hypootje, overigens een flinke bloedspuwing te hebben gehad, maar die miste ik dus helaas. Hij scheen Prakke de schuld van zijn eigen falen te hebben gegeven. Ik moet daar goedkeurend van knikken. Altijd handig, Prakke de schuld geven van dingen. Die maalt daar namelijk in het geheel niet om. De voeten, intussen, maalden onverstoord door, door de Hardenbergse Boswachterij, van pittoreskplek naar mooizooi. Neem, bijvoorbeeld, dat sprookjesachtige boerderijtje op de driesprong, met zonnewijzer in de tuin. Dat de daar aanwezige bewoonster probeerde ons brochures van dat vervloekte P-pad aan te smeren, deed niets af aan het feit dat zij daar alleraardigst woont. Of eigenlijk, alleronaardigst, voor ons soort van minder bedeelde stervelingen. Nou moet ik ook zeggen dat het niet eens meer aan het landschap had hoeven liggen. Toegegeven, dat was hier ronduit adembenemend en, eenmaal in het bos beland, bovendien zichtbaar goed verzorgd (denkelijk door de, zo dichtbij Ommen, immer alomtegenwoordige padvinders-op-jacht-naar-het-ooit-door-ondergetekende-ook-nog-behaalde-insigne-houtvester) - maar het was vooral de fan-tas-tisch mooie zonsondergang die alles in een dusdanig fraaie roodgouden gloed onderdompelde, dat weinig deze belevenis nog had kunnen ontluisteren. Nieuwe, en onvermoede diepten, in het begrip 'lommerrijk'. Nee zelfs de pesterigheid, die op deze weliswaar relatief korte, maar wel in hoog tempo gelopen afstand, nu toch onvermijdelijk haar intrede deed in onze geteisterde lijven, had weinig invloed meer. Langs Bornemiaanse dreverij geraakten wij, verbeten voortschrijdend, toch onvermijdelijk dichter bij de stadsrand van Ommen, waar wij een tevreden, maar moegestreden Schelden troffen, die ons de weg wees, naar het café. Het café heette 'Flater', en deed zijn naam eer aan. Neen, voor hullie géén goede recensie. Het personeel was weliswaar attent en voorkomend, en bovendien niet te beroerd om, aan het eind, het groepsportret te schieten, en de patronage beviel, van de twee wandelaarsters die aan het begin nog aan onze tafel zaten en daar onmiddellijk ver-Prakke-d werden, via de blondine-aan-de-bar die door Schelden en Weij abusievelijk werd aangezien voor de advocate van Volkert van der G., tot het uiterst vriendelijke haar omringende mannelijk gezelschap - maar het eten was, hoewel van redelijke kwaliteit, beslist onheus karig voor de prijs, en het assortiment aanwezige dranken liet zeer te wensen over. Nee, in Café Flater heb je het gezellig, maar je gaat er weg met een pesthumeur. Niet in de laatste plaats omdat Schelden, inmiddels beseffend dat hij zijn infame zuiprekkerij niet zou kunnen verlengen tot in het Haarlemse, wegens gebrek aan autoplek, zich dan maar hier een ongans stuk in de kraag zoop - op ons aller onverwachte kosten. Want toen de tijd voor afrekenen daar was, kwam de spontaan kasbeherende Neumann plots zo'n €11 tekort. Raad eens waar die gebleven waren? Juist. In de keel van de enige persoon die, na het doorrekenen van de lange bon, het woord 'ongeveer' durfde te betrekken in het uitspreken van het door hem verschuldigde bedrag. Kloterig wangedrag, dat gelukkig onmiddellijk en met harde hand werd afgestraft door Peter Weij, die Schelden op de parkeerplaats buiten het pand een niet mis te verstane lezing gaf. Die overigens vermoedelijk niet zal beklijven, want tegen die tijd was Meneer de Marslijder zo dronken als de spreekwoordelijke aap. Maar voor de rest was het een leerzaam moment, niet in de laatste plaats voor de aandachtig luisterende Dracula van Zijntergen, immers geplaagd door historie, inzake Schelden's intrinsieke puthufterigheid. Het moge duidelijk zijn: dit was een wandeldag als vanouds, van de brallende start tot de omhelzing aan de finish. Nos iungat querulantia. Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Aken wacht. |