Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
4 september 2004 Airborne Sportpark Hartenstein is een plek voor winnaars. Niet voor dronken losers. Die boodschap kwam dit jaar, daar, hard aan. Niet in de laatste plaats omdat, mijnerzijds, alles hard aankwam, wegens slaapgebrek en katertje. Ik had namelijk de avond tevoren een bardienst gedraaid in Nieuwe Vide, kunsttempel beneden mijn behuizing. Die was om half vijf afgelopen, maar om negen uur stond ik op Sportpark Hartenstein. Niet alleen, want ook Jeroen Zieleman, die niet tevoren een bardienst had gedraaid, maar tot kwart voor vijf bargàst was geweest, stond keurig ter plaatse, nadat ik hem in Utrecht in de intercity had gevonden (op Haarlem hadden we elkaar kennelijk gemist). Op Hartenstein troffen wij Anne-Jan Telgen, Harm Swarts en Albert van Geyningen, wat Vrienden Van De Wandelsoc. (scouting Lunteren en Anita Willemsen - en tot mijn uitgesproken vreugd stiefelde ook ons aller Theodoor Snodendroom voorbij), en nog wat kennissen (Ben Jeursen met vriendin Marion, Martine Segers, en Marjan Aldenzee). Het wachten was vervolgens op Fred Regts en Peter Weij, en Marco Neumann, Raymond de Gisser en Henk van der Schelden. En die arriveerden allemaal, maar Marco en Raymond deden dat met een verontrustend bericht. Die hadden namelijk Henk zullen ophalen, op Kanaleneiland in Utrecht, en dat ook gedaan. Maar Schelden had nog katatonisch in bed gelegen, stomdronken van de vorige avond, en naar beneden gelald: "Kom maar even naar boven". Dat aanbod hadden Neumann en de Gisser afgeslagen. Zij hadden, in plaats daarvan, tien minuten beneden gewacht, en waren toen doorgereden naar Oosterbeek. Zij waren zijn zuipgedrag, namelijk, zat. Marco en Raymond, overigens, hadden wel een nieuw iemand meegebracht: beveiligingscollega Ad Franken. Toen Schelden om tien uur nog niet was gearriveerd, besloten wij maar te vertrekken. Dat was geen seconde te vroeg, omdat de organisatoren al geen rekening meer hadden gehouden met mensen die de 40 km.-afstand gingen lopen. Wij waren, kortom, de laatsten op het parcours, en zetten er flink de sokken in. Dat werd mij bijna noodlottig. Want voorbij het graf van de eerste in de strijd gesneuvelde Nederlandse commando, August Bakhuis Roozeboom, lid van No. 2 (Dutch) troop (zie een eerder verslag voor meer uitleg over de historiek daaromheen), droogde ik, vanwege slaapgebrek en kater, in rap tempo uit. Dat viel nog wel mee tot in het bos voor de Ginkelse Heide, maar eenmaal daar beland viel ik daadwerkelijk bijna om. Gelukkig werd ik gered, door Anita en Ad, die mij voorzagen van water en mandarijnen. Zij waren verbijsterd over het feit dat ik zelf geen vocht meedroeg, maar ik was zelf vooral verbijsterd over het feit dat ik mijzelf, met een bescheiden kater, had toegestaan aan een mars van 40 km. te beginnen op twee uur slaap. Normaliter hoef ik namelijk geen vocht mee te dragen op een mars van deze lengte, als die twee prima rustpunten heeft, zelfs niet als het een hete dag betreft, zoals het vandaag ontegenzeggelijk was. Maar ik was ze dus verschrikkelijk dankbaar, want ze redden mij het vege lijf. Eenmaal bij de eerste van die twee prima rusten, herberg Zuid-Ginkel, was het leed geleden (hoewel het ach-ter-lijk lang duurde voordat we bediend werden). Dat wij daar vervolgens zo lang zaten dat de controlepost alweer opgeheven was toen we vertrokken, had gelukkig geen gevolgen. Vandaar, door Renkum, tot aan de finish, werd ik begeleid door Marco Neumann, die mij erdoorheen sleepte door mij naar elke waterbron langs deze Via Dolorosa te leiden (die dat niet alleen was doordat ik zo moe en uitgedroogd was, maar ook doordat-ie me tegenstond: ik had het, in dit vijfde jaar, he-le-maal gehad met dit parcours, even, en er al vanaf de start geen zin in), en daarmee een unicum neerzette: dit was de eerste tocht waarin ik niet hem, maar hij mij coachete. Dat we zo laat waren zorgde dan wel weer voor verbroedering met mede-horrelvoeten, waaronder een Nederlandse militair-met-veel-te-zware-bepakking, en een groepje meisjes die uit een instituut voor moeilijk opvoedbare kinderen kwamen, en zich heldhaftig weerden, want met ons, zes minuten over tijd, nog net op tijd finishten om de medaille te scoren. Vlak voor die finish kwam ik overigens ook nog Frans Gorissen tegen, de Rotterdammer die mij van zoveel foto's van de MESA had voorzien. Gezellig, maar ik was niettemin erg blij toen ik het Sportpark op kon wandelen om mijn foeilelijk, maar zwaarbevochten eerste vijfje, van een te volgen serie die het hele komende seizoen nog gaat beslaan (ik ga dit jaar, deo volente, voor de vijfde keer op voor Bern, Diekirch, MESA en Nijmegen) op te halen. Dat ik dat deed zonder het extra rondje dat hoort, langs monument en tribune, kwam door de haast - dat zetten we volgend jaar, net als het laatste extra rondje Bern, nog wel recht. Terug op het veld werd ik niet alleen juichend begroet door Scouting Lunteren (dankjewel lui, dat was hartverwarmend) maar was daar bovendien drs. van der Schelden. Logisch. Als het over zuipen gaat is-ie natuurlijk wel van de partij. Schobbejak! Die lummelde lallend rond, twee dranken tegelijk verwerkend, en alsof er niets misgegaan was. Ik stuurde hem ver van mij, en zette mij naast Dick van Kuppevelt, met een grotere groep oud-commandi aanwezig, in het gras, om van één van diens sigaartjes te genieten (dankjewel, Dick). En nou was het plan oorspronkelijk geweest om met z'n allen te gaan eten in Bemmel, bij het beste etablissement dat wij tijdens de etappes van de eigen oefentochten tot nog toe mochten beleven, Bistro 't Klokhuys, maar daar had niemand zin meer in, behalve de drs. van der Schelden die iedereen, in de weken voorafgaand aan deze vandaag, had bestookt met panisch krampachtige mailberichten, ons bezwerende dat we wel allemaal moesten komen, maar zelf niet verscheen wegens onmatige dronkenschap (terwijl twee lieden die bijna niet geslapen en ook gedronken hadden er wel waren, èn 'm uitliepen - waarbij mij overigens van het hart moet dat ik niet verbaasd ben dat Jeroen Zieleman 'm uitliep: die is immers nog jong en onverwoestbaar, al zegt het veel over zijn doorzettingsvermogen). Je zou er bijna iets van gaan mompelen over man, avond en ochtend. Het eindigde ermee dat Neumann, de Gisser en Ad Franken (die zijn tocht niet voltooide, want niet op tijd meer binnenkwam, maar wèl uitliep) aftaaiden naar Utrecht (Neumann en de Gisser terecht woedend omdat Schelden, zodra-ie wakker werd en ontdekte niet in Oosterbeek te zijn, ze telefonisch de huid vol had gescholden omdat ze hem "niet opgehaald" hadden - waaraan deed dat toch denken?), en ik met Max (want die was ons, in Soc.-uniform met keu-ri-ge mariniersbaret, komen inhalen, tot mijn vreugd) naar het Van der Valk-motel in Breukelen, waar wij een uitsteekzaam diner genoten. Epiloog Ik schrijf ze zelden, maar deze verdient er één. In de week volgend op de Airborne kreeg Schelden er ongenadig van langs van Max, en negeerde ik hem compleet en opzettelijk. Al het andere had ik, in pogingen zijn drankmisbruik in zoverre te beteugelen dat het mijzelf niet dwarszat, immers al vruchteloos geprobeerd. In die week schreef hij mij 10 mailberichten (die ik niet las) en deed hij mij een stuk of zes telefoontjes toekomen (die ik niet opnam). Daarna deed ik hem, aangetekend, een brief toekomen. Dat leek me, mede omdat hij bezig was aan een opleiding tot deurwaarder, een methode die hem zou opvallen, namelijk. Dat wij tot hem doordrongen staat inmiddels vast. Want hij heeft zich inmiddels avonden lang onledig gehouden met tonic, i.p.v. alcohol, in bijzijn van Max en mijzelve. Maar of het echt helpt? De toekomst zal het leren. Bizarriteit, tenslotte: buiten uitdroging en 1 blaar, had ik aan deze Airborne weinig fysiek slechts overgehouden, buiten een rare verwonding. Omdat ik, namelijk, mijn sleutelbos in de broekzak van mijn uniform droeg, had ik daarvan een ontvelde plek op het dijbeen. Ja lieve mensen, dat kan ook nog. Zo zie je maar weer. Die uitdroging zal me in ieder geval niet nogmaals plagen: mocht ik ooit, in tenue, weer lang moeten wandelen op weinig slaap (al zal ik voortaan eerst proberen dat te voorkomen), dan draag ik een fijn S.W.A.T.-vest met inhoud. Mijn prosit, heren, dames, keurig gewandeld. Aken wacht. |