Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
26 juni 2004 38ste Marche Européenne du Souvenir et de l'Amitié (MESA of Europese Mars van de Herdenking en de Vriendschap) Onwennig. Dat is het woord dat erbij past. En dat is vreemd, want de MESA is niet alleen de mars die ik de mooiste van Europa vind, ik had 'm ook al drie keer gelopen - en bovendien was het mijn eerste, en dus meest onvergetelijke meerdaagse. Hoezo onwennig? Maar het was twee jaar geleden dat ik er voor het laatst was. Want vorig jaar, toen Schelden de enige was van de Soc. die het ding liep, verkeerde ik in Viborg. Die wilde ik nou eenmaal 1x gedaan hebben, en het ellendige aan dat kreng is dat-ie, 1 dag lang, samenvalt met de MESA. Kreng? Ja. Want vergeleken bij de MESA is Viborg niks. Ik bedoel, hij is wel aardig - maar noord-Denemarken is een fokeind rijden voor 'wel aardig'. En het landschap in noord-Denemarken is beslist alleraardigst, maar volstrekt onopvallend vergeleken met de pracht van de Waalse Ardennen rond Bastogne en Houffalize. Geen haar op mijn hoofd, daarom, die overwoog dit jaar naar het Deense te reizen. Gelukkig, overigens, ontbrak de Soc. daar verder niet: want heren Middelkoop en Swarts gaven er wèl acte de présence. Zie, voor hun belevenissen, het corresponderende verslag. Dag 1 (dinsdag 22.06) Haarlem - La Roche Meanwhile begaf ik mij, met Max, dus in diens auto naar het zuiden, op de dinsdagmorgen. We vertrokken al rond negenen, omdat Max en ik van relaxen houden - en dat pas kunnen als alles dat geregeld moet worden dat is. De rest, te weten Peter Weij, Fred Regts, Henk van der Schelden, Albert van Geyningen en Jochem Prakke, zou later komen, en wij zouden alvast een tent en hun veldbedden bezetten, en uitzoeken hoe het met de inschrijving zat. De rit erheen was ook al een onwennig gebeuren voor mij, omdat Max mij toestond een stuk in zijn auto te rijden. En dat is een zwaar soort van diesel, en daar had ik geen ervaring mee - laat staan in de Ardennen. Maar ik bracht het er, een enkele schakelfout daargelaten, tot tevredenheid van Max vanaf. Pfwieoe. Dat Peter, Fred en Henk los van Max en mij zouden reizen, zou overigens sowieso ook al gebeuren, omdat zich kort daarvoor een voor Wandelsoc.-begrippen stevig drama had afgespeeld. Wij waren namelijk uitgenodigd geweest op de bruiloft van Meesters Rijkman & Derkman. En wij hadden daar een hartstikke leuke dag, en dito feest gehad. Maar aan het eind daarvan was het goed in het honderd gelopen. Kort en goed gezegd ontstond er onmin binnen de Wandelsoc., en tussen Wandelsoc. en ceremoniemeester, over het overnachten na afloop. Tijdens de hevige scheldpartijen die daar, per mail, binnen de Soc. op volgden, kreeg ik, als voorzitter, dan weer ruzie met Peter, omdat hij op hoge toon een vergadering over een en ander eiste, maar zelf zei niet te kunnen op de door mij voorgestelde datum, en mij verweet dat ik die eenzijdig had gekozen, waarop ik hem verweet dat-ie zelf geen tegenvoorstel deed. Bovendien hadden Peter en Henk verklaard niet meer in Soc.-verband te zullen wandelen totdat Ronald Fischer zijn excuses aanbood voor wat er gebeurd was, en die leek dat voorlopig niet van plan. Afijn, een hoop om uit te praten, onderling. Dat gebeurde echter subiet, op de eerste dag al, in La Roche (wij hadden voor dat kamp geopteerd omdat alleen Bastogne en La Roche nog niet volzaten, en La Roche een zwembad heeft). Max en ik hadden nog niet net onze eigen inschrijvingen geregeld, kwartier gemaakt voor de rest, in één van de legertenten in het kamp, op het terrein van het plaatselijke athenaeum, en daar tevreden een biertje op gedronken in het centrum van La Roche of de discussie brandde los, aan de bier- en diner-tafel. Met gelukkige afloop, bleek: de commandi meldden mij zelfs, bij het ontbijt de volgende ochtend, dat ze mij als mens meer waardeerden dan H.P. van der Schelden. Dat vond ik, hoe blij ik ook was dat de waarheid eindelijk eens gesignaleerd werd, zelf best weer een niet terzake doende opmerking - want ik denk, ten aanzien van personen, liefst niet in termen van 'beter' en 'slechter'. Dag 2 (woensdag 23.06) Martelange - Martelange Onze Lieve Heer wel. Bleek ook vandaag weer. Want die vond het kennelijk allemaal maar slecht, dus had een stevige duit in het zakje gedaan: het had geregend. En niet een beetje. Zo hard, 's nachts, dat de asfalten vloer van onze tent blank stond, en bij meerdere van ons de reistassen, en alles erin, dat water flink hadden opgezogen. Daar hielp de droogtent-met-blowers, voorzienig neergezet door de Lanciers die de scepter zwaaiden over kamp La Roche, niet veel aan. Het zou er, die avond, toe leiden dat Peter en Fred verhuisden van deze, naar hun eigen tweepersoons tent, op te zetten naast het zwembad. Albert, overigens, lag sowieso de hele tijd al in een eigen tent, naast het tentendorp waarin wij verbleven. En 's ochtends regende het nog. Bij vlagen, weliswaar, maar vage vlagen regen betekenen in de Waalse Ardennen onherroepelijk modder, en als zo'n wandeltocht (joho, joho) dan ook nog eens grotendeels onverhard verloopt (je krijgt het niet kadoo), kun je je lol op. Dus dat kon ik dan ook. Ik vermaakte me kostelijk om deze nieuwigheid, en bovendien erg met de bekenden die al snel opdoemden: de vriendin van Klaus Pläschke (hijzelf afwezig wegens opleiding), en de Belgse helden die wij hier gewoon zijn te treffen - en kort voor de grote middagrust liepen wij bovendien Henk Bakx en Pieter Spaan (dit keer wel in het gezelschap van vriendin Margriet, maar het was toch wel duidelijk uit, want zij was op stap met een ander; in ieder geval trok deze ontmoeting mijn perceptie van het geheel weer in het bevattelijke, dus dat was prettig), alsmede Beau en haar Belgheld tegen de bewandelde lijven. Prettig, prettig. En precies wat ik, naast gehoopt, ook min of meer verwacht had. Wat ik wel gehoopt, maar niet verwacht had, gebeurde vervolgens bij die grote middagrust. Weg met wandelen, maar wat is het marsgebeuren toch prachtig! Vanuit de beregende boomzoom het zonovergoten veld opstampend, liep ik recht op de uitgestoken hand af van de persoon die ik, van alle bekenden aldaar, het liefst tegenkom, bij de MESA: Steve P. Atkinson, versbevorderd Squadron Leader (=majoor) van het Britse Air Training Corps. "Gotta go join the troop - but catch up with me later, 'cause I've got a present for you." Wederzijds respect legt vreemde, lange, en diepgaande wegen af, soms. Eén rust later haalde ik zijn team (het enige buitenlandse waarvan ik me erelid mag noemen) in, en dat was een prachtig weerzien, met Steve, Elaine Porter, Andy Briant, Steve Callaghan en de rest. Het cadeau bleek een overhemd met Engelse para-wing te zijn. Die mag ik natuurlijk niet dragen, want ik heb nooit in Engeland gesprongen, al tilde Steve daar zelf minder zwaar aan, maar bovendien was het overhemd me iets te klein. Niettemin apetrots, droeg ik het tijdens de busrit naar huis, waardoor ik er, al slapende, uitzag als Max. Maar voordat die busrit volgde, moesten wij eerst nog te Martelange arriveren. En hoeveel je ook oefent, en waar je dat ook doet, in welke zware omstandigheden dan ook, een MESA-etappe die eindigt in Martelange eindigt altijd in de hel. Niet dat Martelange zo'n onvriendelijk dorp is, of zo lelijk - maar de weg erheen is zwaar, da's onveranderlijk. Dat was-ie ook nu, en niet alleen voor mij, maar ook voor de Belgische Tinneke, een lieftallige soldate, die door haar kolonel verplicht, alleen deze eerste dag meeliep. Daar kon ze onmogelijk nee op zeggen, al was het alleen maar omdat-ie haar vurige wens naar Kabul te mogen worden uitgezonden had ingewilligd, maar ze had het zwaar, op de laatste kilometri. Dus praatte ik haar daar doorheen. En ze haalde het glansrijk, en was mij dermate dankbaar dat ik er, behalve gratis bier, een meer dan prettige bejegening aan overhield. Die duurt bij schrijven dezes nog voort, dus zo zie je maar weer: er is hoop, in de hel. Dat was een prettige gedachte, want hoewel het daar in Martelange erg gezellig werd, met o.a. Gerda Becking (bekende van hier, maar ook van de IJzer) en vriend Sjors-de-Belgse-postbode, was het erg onprettig dat, bij terugkomst in La Roche, het door mij lang verbeide zwembad bij het kamp gesloten bleek. Hopen, dan maar, op de volgende dag. En ook in de hel van Portugal was er hoop, trouwens. Want nadat wij, die avond, na het diner, in de kantine het gevecht hadden gewonnen van de aanwezige Duitsers (zo'n drie), en die, voor het volgen van de wedstrijd van de Mannschaft tegen Tsjechië, verwezen werden naar de lounge bij het zwembad, versloeg Oranje te Braga Letland, met 3-0 - en won Tsjechië met 2-1 van Duitsland, zodat wij door mochten naar de kwartfinale! Ik heb nog nooit een Waalse kantine zien exploderen van oranje passie, voor een Tsjechisch doelpunt. Maar hier gebeurde dat. Prachtig, om mee te maken. Het was nog lang onrustig, in kamp La Roche. Dag 3 (donderdag 24.06) Martelange - Bastogne Niet dat dat de volgende ochtend uitmaakte. Oegstgeest kan er nog een puntje aan zuigen, en dat schrijf ik niet eens alleen vanwege Maarten 't Hart's. Terug naar Martelange. Voor een tweede marsdag die de overgang bleek te worden van slecht naar goed weer. En dat valt slecht. Want dat betekent dan eerst drup, en daarna, terwijl de hitte aanzwelt, grote luchtvochtigheid. Zwaar zwetend gaan kortom. Zo ongeveer de enige die daar weinig last van moet hebben gehad, moet Albert zijn geweest. Want die miste de bus, omdat-ie dacht dat-ie zich, gezien het feit dat de bus de dag ervoor tien minuten te laat was vertrokken, die tien minuten vandaag ook wel kon veroorloven. En hoewel Schelden hem achteraf langdurig terroriseerde met de bewering dat-ie zijn volzwijn niet had hoeven inleveren als-ie zich naar de Boucle (je loopt bij de MESA altijd òf een lijn, òf in een lus, dus 'Ligne' of 'Boucle') had laten vervoeren, liet Albert zich door deze walstuurkunst niet uit het veld slaan, maar liep hij vandaag de Mini-MESA, en kwamen wij hem daarom pas weer tegen bij de grote rust, halverwege (overigens haalden Fred en Peter die bus alleen maar doordat ze zo snugger waren door te lopen naar het andere eind van de straat, waar de voor hun neus vertrokken bus immers terugkeerde van een rondje om door de buurt rond het kamp, zodat wij daar de bus voor ze konden laten stoppen). Tegen de tijd dat ik, met Steve Atkinson en zijn geteisterd peloton, bij de Mardasson arriveerde voor het daar gratis uitgedeelde ijsje (en daar overigens bleek dat het ATC nog anderhalf uur ter plekke moest gaan hangen in afwachting van de parade waaraan ze moesten deelnemen), was ik, mede wegens dat weerzien, wel een blij mens. En toen ik eenmaal met Jochem, en tussen de Minimesanten (kids die, i.p.v. 4x32 km, 4x15 km lopen) in Bastogne zelf arriveerde, was mijn dag gemaakt. Daar deed zelfs Schelden's oeverloos gezeik (die constant alleen bier voor zichzelf haalde en dan claimde dat-ie dat had "gehad van een oud-commando" die-ie "net tegenkwam, daarbinnen") geen moer meer aan af. Bovendien kon ik ter plekke een prettige Ardennerworst krijgen voor de-buurman-die-op-de-kat-paste. Goeie zaak, temeer daar die worst verkocht werd door rondborstige Letzebuergische. Of ik worst lust zeg. Die tevredenheid maakte snel plaats voor irritatie. Want vanaf dat eindpunt in Bastogne werden wij per generieke bus vervoerd naar het verherverdeelpunt, bij de Mardasson. En daar brak de pleuris uit, toen een later gearriveerd kereltje kloterig op mijn keurigheid voordrong, en er zo zorg voor droeg dat ik, als enige van onze groep, gesommeerd werd de bus wegens overvolheid te verlaten, en te wachten op de volgende. Belachelijke maatregel, van die besnorde Belg, als je weet dat jarenlange ervaring leert dat bussen bij de MESA regelmatig met staanplaatsen vertrekken, en dat later diezelfde week zelfs ook nog bleken te zullen doen, maar ja, zo'n MP is wel de wet. Dus ik naar buiten. Dat lieten mijn Soc.-genoten niet op zich zitten: die stegen ook allen uit, en zowel de MP als, vooral, de voordringer, kregen het zwaar te verduren. Van, wegens welbespraaktheid auf Französisch, vooral Schelden: "Vous êtes un cochon! Moi, j'ai le sanglier, mais vous êtes un véritable cochon!" En hoewel ik het heel erg vond dat wij, als Soc., voor het eerst ruzie hadden met een lid van de Brigade Gauloise, kon ik niet anders dan geroerd zijn door het gebaar van mijn reisgenoten. 's Avonds werd het, vervolgens, een plezant gebeuren, met Marjan, Irene en Claudia, drie assistentes (OK en anesthesie) van het Máxima Medisch Centrum in Eindhoven, en Patricia, de vriendin van é&eacte;n van hen (die elders in het land mongolen assisteert). Die waren wij namelijk al opgevallen tijdens de voetbalwedstrijd van de avond ervoor, omdat wij het fanatiekst meeleefden. Zonder meer prettige gesprekken werden dat, heden, voorbode van meer goeds - en dat terwijl, op het EK, Portugal Engeland versloeg. Daar was iedereen blij mee, behalve ik, zo ongeveer, want ik ben een anglofiel. Dag 4 (vrijdag 25.06) Houffalize - Houffalize Gelukkig maar dat er, de volgende ochtend, een belangrijker zaak aanklopte. Een terugkeer naar mijn persoonlijke hel, namelijk: die van Houffalize. Stadsnaam waarvan de weerklank in mij voor eeuwig een siddering van verontrusting en respect teweeg zal brengen, sinds ik daar in 2000 finishte op de derde dag van mijn eerste MESA, huilend van de pijn. Vandaag vertrok en finishte ik er in aanmerkelijk beteren doen. Dat mocht, ondanks de niet helemaal geheelde ontvellingen, opgelopen in Diekirch, ook wel, want ik had inmiddels vier jaar langere wandel-ervaring, en had het de afgelopen twee dagen heel rustig aan gedaan, omdat ik wist dat ik direct hierna ging afreizen naar Ierland, voor de vierdaagse van Castlebar. Maar naast het fysieke, was ook het parcours beslist een reden dat ik goed gemutst in Houffalize terugkwam. Dat was vandaag namelijk prachtig. En dat gold ook nog eens voor het weer, al pakten zich in de loop van de dag wel buitengewoon dreigende onweerswolken samen - maar die kwamen er gelukkig niet aan toe zich daadwerkelijk over ons uit te storten. Indrukwekkend was vandaag daarnaast dankzij de Minimesanten, want die kereltjes van 10 of 12 liepen hun derde van vier keer 15 km, petje op en wandelstok in de klauwtjes, alsof ze de vijftig ruim gepasseerd, en hun hele leven al door deze heuvels aan het rondstompen waren. Toen ik een jaar of zestien was, liep ik, als padvinder, in Oegstgeest de St. Joris-marsen (1x15 km per aflevering, 8x gedaan), en vond ik mezelf een hele peer. Deze mensjes doen dat vier keer achter elkaar, en niet op het vlakke trottoir en asfalt van het Westland, maar dwars door de Ardennen van het -offensief. Hoedje af. En gezellig was het ook nog eens: want naast de vier bevallige assistentes was er Frans Gorissen, de Rotterdammer die ik al vaker was tegengekomen en die mij, later, van veel foto's van deze MESA zou gaan voorzien, en liepen wij wederom het ATC tegen het lijf, dat ons gastvrij voorzag van limonade en het soort van zuurtjes dat alleen Engelsen kunnen maken. Ik weet bij God niet wat erin zat, maar het maakte Schelden in ieder geval zo leip dat-ie, met Albert, die geen zuurtjes nodig heeft om leip te doen, een 'mongool-met-begeleider'-act opvoerde, kort voor de afdaling naar de stad. Eenmaal daar en wat bieren verder, bleek, tot onze grote spijt, dat Gerda Becking vandaag moest opgeven. Ze had eigenlijk al veel te lang doorgelopen met een flinke peesblessure, wandelverslaafd als ze is, en nu vond de Belgische arts het wel welletjes. Niettemin werd het, zowel daar in Houffalize, als in de bus terug, via een herverdeelpunt waar wij weer die besnorde Belg tegenkwamen, maar het deze keer allemaal wel goed verliep, erg gezellig. Schelden dirigeerde in die bus een koor van Nederlanders door Oudhollandsche liederen heen, en hoewel dat gebeuren zowel luid als koddig was, liet ik het mijn slaap niet verstoren. Eenmaal terug op het kamp bleek dat het zwembad, ernaast, deze keer wel open was, en trok ik dus wat banen (vóór het eten, want het idee van Fred en Peter om, bezweet als wij waren, eerst te gaan eten, vond ik te belachelijk voor woorden, en als eerder gezegd, ik had me veel te lang op dat zwembad verheugd), nadat ik mij, verplicht, in een strakke zwembroek, en badmuts, had gehesen die ik daar van de betaaltafel had moeten betrekken. Ik kan me van die badmuts het hygiënische voordeel nog wel indenken, maar met de beste wil van de wereld gaat het er bij mij niet in dat die zwembroek-van-een-ander te verkiezen valt boven mijn eigen, niet toegestane zwemshorts. De vreugd over de genezende werking die op de spieren uitgaat, van een potje zwemmen na een harde wandeldag, ten spijt, moet ik toch zeggen dat dat mijn lol erin zodanig verpestte dat dit enige, ook mijn laatste bezoek aan het zwembad ging zijn. Maar het mocht de pret die we die avond beleefden niet drukken. Wij feestten weer samen met de assistentes, en dat liep er, toen ik inmiddels al was gaan slapen, op uit dat Schelden luid lallend, met zijn scrotum uit zijn broek (penis keurig teruggestopt), op de tafel stond te dansen, tegen sluitingstijd van de kantine. Dag 5 (zaterdag 26.06) La Roche - Marche De volgende ochtend brak volstrekt de pleuris uit. Ten eerste was Fred woedend op ons, omdat, tijdens het bieren in Houffalize, Peter had geroepen dat we weggingen, maar niemand dat op dat moment gedaan had, behalve Fred. Die dus alleen, en veel eerder dan ons allen, was teruggekeerd op het kamp. Met het aanbieden van excuses daarvoor door Peter (een groot en goed gebaar, vond ik) was de kous niet helemaal, maar gelukkig wel grotendeels af. Maar de pleuris nog niet voorbij. Want hoewel wij vandaag vanuit ons eigen stadje startten, deden we dat niet vanuit het kamp, en werden we daarom toch naar het vertrekpunt getransporteerd middels buskonvooi. En dat konvooi, dat miste Schelden. Want die was namelijk niet wakker geworden uit zijn katatonische katerslaap, toen Max ons om half zes wekte met zijn sonoor gebaste "Goedemorgen, het is half zes". En hij was ook niet wakker geworden toen ik, tot drie keer toe, aan hem geschud had, en "Schelden, wakker worden!" in zijn oor gesist had, waarbij ik hem de derde keer bovendien een prettige rustdag wenste, nadat ik hem gemeld had dat de bus over tien minuten ging vertrekken. We zaten nog niet net in die bus of Max (die immers sowieso de Mini-MESA liep, daardoor later dan wij vertrok en zich dus nog rustig op het kamp bevond) belde mij. "Schelden loopt hier spiernaakt door het kamp te stampen, in het Duits schreeuwend dat jij een klootzak bent, omdat je hem niet wakker hebt gemaakt". Niet wakker gemáákt? Niet wakker gekrégen, zul je bedoelen! Wahaha. En Schelden kwam natuurlijk niet alleen niet alsnog bij het startpunt van de Boucle terecht, daarmee net zo hard falend als dat Albert volgens hem had gedaan op de donderdag, maar miste ook nog bijna de bus naar de Mini-MESA, waar Max inmiddels natuurlijk wèl keurig inzat. Dat leidde ertoe dat hij, schoenen en tas in de hand, in het Frans krijsend naast het rijdend konvooi rende en, voordat hij er uiteindelijk in slaagde de chauffeur tot openmaken der deur en aan boord nemen van hemzelve te bewegen, vloekend een nietsvermoedend kippegazen hekwerkje platstampte, terwijl hij er bijna languit over ging. Dit, uiteraard, tot grote hilariteit van Max en zijn medereizigers. Wij, intussen, liepen onverstoorbaar de Ligne, op weg naar de grote rust in Hotton. Maar voor we daar kwamen werd ik, vanuit een berm, eerst nog plots besprongen door Tim, leider van het rustteam van de Herts and Bucks Wing, die in die berm op Steve en kornuiten lag te wachten, camera in de aanslag. Hij dirigeerde mij de hoek om, naar Elaine en haar verkwikkingen, waar ik bovendien werd voorgesteld aan de Wing Commander, Herts and Bucks, die met zijn vrouw een dag kwam kijken naar wat zijn troepen uitvoerden in het Belgische. Hij vond het een eer mij te ontmoeten, omdat hij van mijn eerdere MESA-verslagen had gehoord - maar ik vond dat de eer geheel aan mijn kant lag, en was bovendien blij met de extra aandacht vanuit de staf, voor het Marching Team, die mijn verslagen van Steve's inspanningen hadden opgeleverd. En wat ik hem dus vertelde was de waarheid: "You've a great team, walking out here". Ik zei het in mijn eerste verslag al, en er is in de voorbije vier jaar geen verandering in gekomen: dat land aan de andere kant van de plas kan zich weinig betere ambassadeurs wensen dan het Marching Team van de Herts and Bucks Wing. Bij de grote rust in Hotton liepen wij dan toch eindelijk Schelden weer tegen het lijf. Dat heuglijke feit zette ik kracht bij met een enorme scheldpartij in zijn richting (ik had me er de hele ochtend al op verheugd), die ik zo luidkeels op touw zette dat Jochem geschrokken vroeg of het niet wat zachter kon, omdat anders het hele veld het ging horen. Waarop ik breed grijnzend antwoordde dat dat nou precies mijn bedoeling was, en vrolijk doorschold. Woedend omdat-ie mij de schuld van zijn eigen drankprobleem gaf ("Je bent een wandelend drankprobleem dat niet eens meer wandelt!") met zijn bewering dat ik hem niet wakker had gemaakt ("DRIE keer! Ik heb je DRIE keer wakker geprobeerd te maken, GROTMONGOOL!") trok ik flink van leer tegen Schelden ("De commando's hebben me aan de ontbijttafel verteld dat ze mij meer waarderen dan jou, en toen heb ik ze gezegd dat ik ze net wilde gaan vertellen dat ik jou meer waardeer dan hun, en weet je? Dat neem ik terug! IK NEEM DAT TERUG!"). Dat luchtte lekker op, en dus vertrok ik daarna in opperbeste stemming richting de finish, in gezelschap van Max en Jochem. Uiteindelijk trok mijn eigen tempo weer wat aan, en kwam ik nog voor hen, maar in gezelschap van Peter en Marjan, aan bij de finish op Camp Roi Albert. Waarbij zich een flinke case weemoed aandiende, omdat Henk en ik, in 2000, zo prettig verblijf op dat kamp hadden gehad, en er sindsdien niet meer teruggeweest waren. Aan die finish namen wij de medailles en punaises in ontvangst (daar bleek overigens dat de medaille voor de Mini-MESA mooier is dan die van de 'gewone'), laafden wij ons tevreden aan de Jupiler, en namen wij de schade op, qua blaren. Ik had er twee, één op de linkerhiel, en één bovenop de rechter grote teen, en dat baarde mij zorgen, gezien de komende Castlebar. Maar, niets meer aan te doen, behalve schoonmaken en zoveel mogelijk rusten. Dat deed ik dus onmiddellijk, en daarmee viel ik van mijn geloof: want ik heb er een pesthekel aan direct na een mars terug te rijden naar huis, omdat je dan veel nafeesten mist. In dit geval, echter, leek het me beter dat wel te doen, zodat ik nog anderhalve dag kon besteden aan het doen van de was en het recupereren, alvorens westwaarts uit te vliegen. Dus ik stapte bij Max in de auto, en was daardoor nog op tijd thuis om, aldaar, met de door Jochem bij mij gedropte Schelden, de EK-wedstrijd Nederland-Zweden te bekijken - die wij wonnen, op strafschoppen. Door naar de halve finale! Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Nijmegen wacht u - maar nu, eerst, mij, de Castlebar. |