Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
25 juni 2007 41ste Marche Européenne du Souvenir et de l'Amitié (MESA of Europese Mars van de Herdenking en de Vriendschap) Een magnifieke MESA. Het gaat niet over rozen, maar over kleine rotsjes. Vertrekken viel niet mee. Mijn grootste klant had een aardig pak werk op mijn deurmat gelegd, kort tevoren. Dat moest, waar dat kon, weg. Dus toen ik op maandagavond klaar was met het oefenen met Zat (mijn tweede band, naast Yoghurt), kroop ik achter mijn computer, en kwam ik daar dinsdagochtend rond half zeven weer vandaan. Dag 1 (dinsdag 21.06) Haarlem - Houffalize Toen maar wat geslapen, maar meer dan drie uur werd het niet, want ik moest, hoewel bij nader besluit toch maar niet naar de kapper, nog wel naar de stad voor reisgel, een verse zonnebril (gekrast, de rest) en 50 piek sigaren. Sigaren? Ja, want daar had Steve om verzocht. Hij was, na 3 bezoeken aan Haarlem, volstrekt overtuigd geraakt, van de inderdaad onomstotelijke kwaliteit der waren, van van der Pigge, tabaksleverancier in de Grote Houtstraat. Dus ik daarheen, en met 50 euri stinkstok-in-een-tassie weer naar buiten. En toen moest er nog snel naar Touché, prima kinderspeelgoedwinkel in de Zijlstraat, gegaan worden. Want Yoghurt-bandlid bassist Victor Vos' vriendin Jorien Kaper was zojuist bevallen van een Lara, en dat moest gevierd worden, zij het dan maar kort. Dat werd het vooralsnog, althans door mij, helemaal niet, want met cadeau voor de deur gearriveerd gaf het geen sjoege. Dan maar weg, en over Utrecht naar het zuiden. Dat verliep verder voorspoedig (al rammelde het weer van de malloten op de weg), en zo reden wij vrolijk naar Luik. Daar kwamen we in de spits terecht, en dat was heel erg. Want die malloten op de weg in Nederland, dat is niets vergeleken bij Spitsbelgen. Die sporen niet! Ze rijden zelf. En doen dat alsof ze dood MOETEN. Ongeloveloos. Nog nahijgend bijkomend op de weg naar Bastogne, werd ik plotseling bijgehaald door Marco's Polo. Van Zijntergen had namelijk kort vooraf besloten ook mee te gaan, en een hotelletje (Du Sud) geboekt in B. Zo reden wij dus samen verder, en prompt fout, omdat ik niet goed naar mijn TomTom keek. Gelukkig gaf het niet, want de goede weg was om de hoek, en zo arriveerden wij kort na elkaar in Bastogne, ik op de Avenue de la Gare, waar het kamp was. Ingeparkeerd volgde de Grote Sleep, van spullen naar de sportslaapzaal. Toen ik daarmee klaar was had ik de meute verbaasd: want nu stond in die sportzaal plots een pronkend Aerobed (is van zwaar rubber, bevat een interne electromotor voor de opblaas, met afstandsbediening, ziet eruit en slaapt als een boxspring). Een ideetje van Adrianus, naar de MESA bedacht door Steve. Ik had er onlangs 3 gekocht. Een Premier Raised King voor mezelf, en twee Premier Raised Singles voor mijn gasten. Die had ik vooraf per creditcard betaald, en dus bleef ik slimstil toen er niet twee Singles, maar Doubles afgeleverd werden. Daarvan hadden Steve en Theresa bij hun twee gezamenlijke bezoeken aan Haarlem mogen profiteren ("Our liferafts", noemden ze ze), en nu had Steve, naast de sigaren, dus maar om een liferaft verzocht, als ik toch bezig was. Dat dat als grap bedoeld bleek en ik het tweede kreng dus niet van mijn Chielmobiel naar het kampterrein hoefde te slepen, kwam me uiteraard uitstekend uit. Na het avondeten in de bar beland met Albert, Elly, Marco, Steve, Andy en Vicky werd het vervolgens uiteraard zo laat mogelijk - en zeer gezellig (terwijl Marco er zijn, door Albert voor hem uit de eetzaal daarheen gehaalde - "Zal ik het voor je halen? Ik weet nou toch waar het is.", kampdiner gebruikte). Dag 2 (woensdag 22.06) Etalle-Florenville De volgende ochtend bleek dat ik te weinig gedronken had, de avond ervoor. Want als het genoeg was geweest, dan was ik niet wakker geworden van de i-di-o-ten die al om 04:30 AM opstaan terwijl de bus pas om 07:10 vertrekt. Geen idee wat ze in de tussenliggende tijd doen, behalve veel ritselen met het soort van boodschappentasje dat ik nimmer zou meenemen naar groepsgebeurens OMDAT HET RITSELT. Neem dan een Albert Heyn, VOMAR of ALDI-tas mee, goddomme! Daarom veel te vroeg marsklaar, vloekte ik vrolijk mijn ochtend bij elkaar terwijl ik aan gene zijde van het plein mijn tijd beidde, opdat ik niet in de (al uren ellenlange) rij hoefde te staan, bij de ritselmongolen. Dat was op zich niet eens onaangenaam, omdat het, na een onweersnacht met veel gedonder en een hele hoop regen, een prettig frisse ochtend bleek. En bovendien mocht ik een hoop "HOI!"'s in ontvangst nemen van passerende wandelaars, die mij aan mijn jas herkenden. Gezellig. Aan het eind van de busrit, die op het als immer uitstekende ontbijt volgde, was ik, als altijd, weer blij dat er geen bulldozers stonden. Ik bedoel, het voelt toch altijd een beetje alsof je van Srebrenica naar je plaats van executie vervoerd wordt. Die indruk werd versterkt door de vers omgewoelde rode aarde op het sportpark van vertrek, in Etalle. Maar gelukkig betrof het weer een vertrek, van wat weer een geweldige MESA zou blijken. En dat begon direct. Want eenmaal langs de burgemeester, en de veterane Chasseurs Ardennais met hun vaandels gestoken, genoten wij van de fris ochtendlijke boslucht, met volle teugen. Dat bleven wij doen, tot de grote rust, waar wij, als opmaat, alvast wat oude vrienden tegenkwamen, als bijvoorbeeld Sjors, de malle postbode. En ook na die rust bleef dit een prachtige dag, slechts beschaduwd door 2 dingen: grote luchtvochtigheid, en een ongeluk. Grote luchtvochtigheid? Grote luchtvochtigheid. De hele dag. En dàt blijkt mijn achilleshiel te zijn: ik kan er heel slecht tegen. Niet hitte, niet kou, niet regen, maar luchtvochtigheid. Deed er verder natuurlijk niet toe. Want zoals ik deze dagen weer eenieder zou vertellen die mij zou vragen (het waren er velen) of ik het niet te warm had in die jas (antwoord: "Jazeker!"): wij zijn hier om te lijden, en onszelf te overwinnen. Een ongeluk? Een ongeluk. Aan het eind van de dag bleken geruchten, die al sinds de dagstart circuleerden, waar: van 1 van de buskonvooien, dat voor de Mini-MESA vanuit het kamp in La Roche, waren bij Libramont 4 bussen op elkaar geklapt, omdat er een civiele wagen onverwacht het konvooi doorstak en de voorste buschauffeur daardoor plots hard in de ankers moest. Resultaat: chauffeur in shock, twee zwaargewonden met open botbreuken, en 21 lichtgewonden, met butsen, sneden en schrammen. Een flinke domper. Dat hadden wij nog niet eerder meegemaakt. Maar er bleek ook een positieve kant aan te zitten: die van de reactie van de organisatie erop, namelijk. Niet alleen werd er zo goed mogelijk (uitstekend dus) gezorgd voor de slachtoffers, men viel ook nog niet ten prooi aan wat in Nederland zeker wel gebeurd zou zijn. In de plaatselijke krant (waarop ik helaas niet blijvend de hand kon leggen omdat-ie van iemand anders was) dook plotseling de MESA-President op (die had ik nog nooit gezien, omdat-ie alleen hoeft te verschijnen in dit soort gevallen - wie wij doorgaans in plaats daarvan zien is Eric Istasse, de huidige Marsleider), en die sprak, gevraagd of dit ongeluk niet moest leiden tot afgelasting van de mars: "Och, als er meer gewonden zouden zijn geweest, hadden we een crisis-centrum ingericht.". Goed zo! En ik durf er mijn hoofd onder te verwedden dat de gewonden niet anders hadden gewild dan dat de mars doorging. Dat ging-ie dus ook, en bij schrijven dezes gaat het gelukkig steeds beter met alle betrokkenen. Na proberen, ter bar, besloot ik mij vandaag vroeg te bed te begeven, omdat ik omviel, na zoveel kortslaap en langwandel (had ook te maken met een zonovergoten finish in Florenville, met veel bier). Daar werd ik nog 2x uit gewekt door Steve, die vond dat ik MOEST komen drinken. "This is what we're here for!" Ja. Dat kon ik inderdaad niet ontkennen. Maar ik trok het gewoon niet, fysiek. Dus hij zonder mij, maar gelukkig wel met Marco, Andy en Vicky aan de drank. En ik lekker slapen. Dag 3 (donderdag 23.06) Bastogne-Bastogne En lang ook, want de volgende ochtend vertrokken we vanuit het eigen kamp. Dat betekent dan dat iedereen vanuit de andere kampen naar jou gebusd wordt, en jij een uur langer kunt blijven liggen. Dat werd dus een prettige start, van wat uiteindelijk weer een prachtige, zij het zeer luchtvochtige wandeldag zou blijken te zijn. En gezellig ook. Wij eindigden zo, na een gratis ijsje bij de Mardasson, tevreden op het terras van Café Des Sports, langs het laatste stukje parcours in Bastogne, waar wij het met Robin (olijke Hagenees, ook aanwezig in ons kamp) op een zuipen zetten, en ik daarna nog boodschappen deed. De Vasogen (anti-luier-uitslagzalf voor babies), die ik van Steve cadeau kreeg bij een eerder bezoek aan Berkhamstead, en die een betere oplossing voor snijdij bleek te zijn dan uierzalf, was namelijk op. En ik had geen idee wat de Franstalige term voor Vasogen was, maar kwam daarachter doordat de, door de apothekersassistente te hulp geroepen, apotheker onmiddellijk de term 'nappy rash' herkende (verbijsterend): Mitosyl. Een prachtige dag, slechts beschaduwd door een misverstand. Een misverstand? Een misverstand. Eenmaal teruggekeerd op het kamp, hadden wij namelijk besloten te gaan douchen voordat we gingen eten. En dus ging ieder zijns weegs, nadat afgesproken was elkaar om 18:00 te treffen voor dat eten: Marco naar Hotel du Sud, Albert en Elly naar hun tent, en ik naar de sportslaapzaal. Nou was ik nogal snel klaar met douchen, en had ik bovendien (altijd slecht met getallen, ik) verkeerd onthouden dat we om 17:30 hadden afgesproken. Dus was om 17:00 gereed, en dacht "Zo lang ga ik niet wachten". Dus liep ik naar binnen, om in de rij te gaan staan, van plan een tafel vrij te houden voor mijn kameraden, en goedgemutst daaraan in hun bijzijn koffie te leuten, mochten zij tot later dineren dan ik. In de rij kwam ik Albert tegen, die nog eerder klaar was. Samen zetten we ons aan een tafel. Gezellig, gezellig, gezellig. En toen brak plots de pleuris uit. Binnen stiefelde een Elly, die bozig bleek op Albert. Zij was namelijk om 18:00 buitendeurs gearriveerd, had daar ook Marco getroffen, en samen hadden zij een kwartier voor niets op ons staan wachten. Ongelukkig, temeer daar ze wel even binnen gekeken hadden, maar ons niet hadden zien zitten, aan die laatste rij tafels (het was nogal druk). Afijn, zij sloten zich alsnog aan in de rij, en voegden zich kort daarop bij ons. Maar dat bleek voor Elly van korte duur, omdat nu Albert zeer bozig op haar bleek. Die vond het namelijk vreemd dat Elly zich zo gedroeg, omdat hij zich van geen kwaad bewust was. "Ik heb nota bene nog op je zitten wachten bij de tent, toen je ging douchen. Ik had ook direct hierheen kunnen gaan. En dan kom je uit de douche en zeg je "Ga maar vast". Dan kan ik daarbuiten voor de deur gaan staan, maar dan kan ik toch ook net zo goed naar binnen lopen, vast? Zo doe ik dat. En als je dat niet bevalt, pleur je maar op!" Dus Elly boos weg. "Bestaat er enige kans dat ze zwanger is?" vroeg ik Albert. Hij haalde de schouders op. "Alles is mogelijk." "Nou dat hoop ik dan niet voor je. Want als dat zo is, heb je dit gezeik nu negen maanden. Als vrouwen zo tegen mij doen, betekent het doorgaans dat ze of ongesteld of zwanger zijn, zie je." Dus Albert, na het eten, mokkend terug naar zijn tent, om te kijken of Elly daar was. Die daar niet was, omdat wij haar tegenkwamen in de bar. Van waaruit zij dan, nadat ik haar "Muts" had genoemd, maar vertrok naar haar tent, om te kijken of Albert daar was. Een klein uur later zaten ze weer innig naast ons aan tafel. "Je moet toch iets hebben om goed te maken, hè", sprak Elly tegen me. Hè ja. Vervolgens ergerden wij ons lekker aan het entertainment van die avond. Dat was namelijk Franstalig cabaret. Stom idee, natuurlijk, omdat je in een kamp met minimaal een halve bezetting aan niet-Franstaligen die helft bij voorbaat uitsluit van lol. Maar ons viel ook op dat zelfs weinig Franstaligen lachten. Met weemoed dachten wij terug aan de grote rust van die dag, waar wij immers besmeten werden met jaren '80 hits (Nik Kershaw's 'I won't let the sun go down on me', en, in de rij voor de worst-op-brood, 'Fire', van de Pointer Sisters! That's entertainment!). Afijn. Gelukkig hield dat cabaret weer op, en kwam er een dj, zodat het leven beter werd, en de lever slechter. Dag 4 (vrijdag 24.06) La Roche-La Roche Slechter waren trouwens ook de ingewanden geworden, bleek, want, heel uniek, tot die dag had ik nog geheel geen last gehad van de gebruikelijke aandoening die 'draakaars' heet (en die heet zo omdat er dan van die lange vlammen uitkomen). Maar vandaag wel. En dat kwam door de patat met Sauce Américaine, ontdekte ik. Da's namelijk heel hete saus. Lekker, maar dus voortaan maar bewaren voor de laatste marsdag. Net als, overigens, de worst-op-brood bij de grootrust, want daarvan krijg je plofkont (niet te verwarren met fikreet, die ik net als snijdij wel had, maar snel minder werd dankzij de Mitosyl). En dat allemaal op een dag die van wanten wist. Want hadden wij het nu twee dagen ongekend rustig gehad qua weer en verzet (legio, waren bij allen die het zich herinnerden de referenties naar, twee jaar eerder, de etappe van Sedan naar Bouillon, een inmiddels legendarisch zware marsdag), vandaag trok het weer nog verder bij, want de luchtvochtigheid verdween, maar het verzet sloeg hard en onverbiddelijk toe. En dat wist ik al zodra ik in La Roche uit de bus kukelde. Want ik was 1x eerder in La Roche gestart. En sja. La Roche ligt net als Houffalize in een keteldal. Er is maar 1 weg uit: omhoog. En dat dan vrijwel recht. Zo was dat dus ook nu, dus toen wij eenmaal boven stonden en een obligate stelletjesfoto-bij-uitzicht nog ietwat wisten op te leuken door op die foto niet Albert, maar Marco naast Elly te zetten, waren wij inmiddels allen goed ingezweet, en herovertuigd van het groot gevoel voor humor, der Belgen. En zij zouden daarmee blijven smijten, tot het eind der strijd. Er volgden allerlei dingen die in Nederland helemaal niet zouden kunnen. Met z'n duizenden vrolijk over een smal twaalfprocents dalend modderpad, met losse rotsjes, richting een brugloos beekje, onderwijl geteisterd door opdringerig stekend en prikkend gebladerte. Daar zou de ARBO gehakt van maken. Fan-tas-tisch! Ik zou het, kort na de on-waar-schijn-lijk schone afdaling die op de klim volgde, bij de kleine rust tegen Albert zeggen. Wij bediscussieerden op dat moment de ligging der landen, en kwamen zo via de Tiendaagse Veldtocht (dat ding waarover mijn vader en ik altijd grappen dat we 'm nog eens af moeten maken, zodat we dan eindelijk met die arrogante Fransen kunnen gaan matten, en waarvan Bert mij ooit het lied voorzong dat studentenweerbaarheden eraan overhielden: "Eens komt de dag, waarop wij allen wachten, dan gaan wij naar de grens, om Belgen af te slachten") bij de Belgen uit. En iedereen is mijn vriend totdat hij zelf het tegendeel bewijst, en de Belgen zijn altijd HEEL aardig tegen mij geweest. En ze hebben dus nog groothumor ook. Daarom, wat mij betreft: erleve, de Belgen! Een prach-tig parcours later, stormden wij weer binnen in La Roche. Groot, was mijn verleiding mij hier naar hetzelfde tafeltje te begeven waaraan ik, 2 jaar terug, met de inmiddels verscheiden Pieter Spaan het bier had geheven. Herinneringen aan grote gezelligheid, en een prima uitzicht op het parcours met de erop voorbijtrekkende wandelaars bovendien. Maar ik deed dat toch niet. Want ik wist niet wie er al binnen waren, en wilde niemand missen. Dus ik toog naar de aloude parkeerplaats, waar wij vaker finishten, altijd in grote hitte, en verdomd! Nu was die daar plots weer! Ik dacht eerst nog dat ik helemaal niemand vond, en stond al op het punt mistroostig af te taaien naar het kamp, toen mij plots "Where's my beer then?" werd toegevoegd. Daar stonden Steve, Andy en Vicky. Dus ik op zoek naar bier. Dat was niet zo moeilijk, wel om het bij de enigmatisch beweeglijk, verdwijnende Steve te krijgen. Eenmaal gelukt, werd het vervolgens re-te-ge-zel-lig, met Ben Jeursen, zijn vriendin Marion, oud-commandi Joop van den Berg en Klaas van 't Hoff, Ton van Baaijen (smeris), Henk van Noort (een ex-smeris, nu 1 van 3 beveiligingscoördinatoren van AZ, maar ooit diender, bleek, te Haarlem! Ik was hem bij de finish op de eerste dag al tegengekomen in gezelschap van Ton en Joop, en hij wist dingen over mijn stad die ik nog nooit gehoord had, dus dat was zeer interessant en erg leuk), Nico van Etten, de eeuwige Volendamses Lida en Gerda Boots, Gerda Becking (ik was al bang dat ze er niet was, hoewel postbode Sjors mij dat wel verzekerd had, maar liep haar gelukkig tegen het lijf bij de grootrust; zij had zich inmiddels aangemeld als aspirant-WandelSoc.-lid, dus dat was ook verrie koel), en Theo van Aarssen (ook oud-co, marsveteraan en geweldige vent). Wij feliciteerden elkaar met het behalen van de overwinning (want eenmaal aan de finish van de derde dag is er niets dat je nog kan weerhouden de meet op de volgende dag te bereiken) en hieven het glas. Dubbel gezellig werd het vervolgens toen plots alsnog (vandaar de broeierige hitte) een wolkbreuk losbarstte. "Moet je die wandelaars ineens snel zien zijn", ontviel het Marion. Inderdaad zeg: plein leeg, binnen vijf seconden. Iedereen onder afdakkies, auto's en wat dies meer zij. Behalve ik. Want ik won nu natuurlijk, in mijn lange jas en hoed. Dus ik danste vrolijk rondjes, in de regen. Mooie afsluiter, van een prachtige wandeldag. Tevreden betraden wij de bus, ter terugrit naar kamp. Het moet, een perfect verlopen busrit ten spijt, toch gezegd worden dat wij opgelucht ademhaalden, aldaar. Dat krijg je, van zo'n ongeluk. Terug ter kamp overviel mij desalniettemin iets onaangenaams. Mij tegemoet kwam 1 van mijn 2 tot dan toe zeer vriendelijke Hollandse buurvrouwen uit de slaapzaal. "Ik heb vanmiddag even op je bed liggen slapen. Vind je vast niet erg hè?" "Dat is dan 12,50, alstublieft", sprak ik snedig. Maar onderweg naar de douche, en daarin, werd ik er steeds kwader over. Dus eenmaal terug sprak ik haar aan. "Buurvrouw? Even serieus. Als u mij gevraagd zou hebben of u even mocht proefliggen op mijn bed had ik 100% zeker 'ja' gezegd. Maar als u dat zomaar doet, bij mijn afwezigheid, zonder het mij vooraf te vragen, vind ik het een grove inbreuk op mijn privacy en uitermate ongemanierd van u. Dus ik wil u verzoeken dat niet meer te doen." Zij kreeg een boei van hier tot Tokio en bood omstandig haar excuses aan, en daarmee was de kous voor mij af. Maar aan de avonddis besloot ik dat het, gezien al het voorafgaande, mijn beurt was, voor obstinaatheid. Dus voerde ik (tot groot genoegen van de breed grijnzende Albert) een fiks verhitte discussie met Marco, over de huidige stand der dingen binnen de Soc. (het kwam er op neer dat ik riep dat de toekomst ervan afhing van hem en mensen zoals hij: de lafbekken die zich niet officieel uitlaten over wat ze denken, maar wel daarbuiten over het van alles dat ze denken, zodat niemand daar iets aan heeft, omdat het in het geruchtencircuit blijft hangen en de wel actieven moeten gissen naar wat men wil). En daarna kreeg ik in de bar (dat was na het entertainment, dat dit keer uit een uiterst jonge en wel dappere, maar niet bijster bedreven coverband bestond) ook nog woorden. Met eerst Ullie (een ge-wel-di-ge vent uit Dortmund, die bijna vloeiend Nederlands spreekt; hij bleek mij 7 jaar lang op het MESA-parcours geobserveerd te hebben alvorens hij mij vandaag aansprak en vroeg "Zeg eens, waarom loop jij eigenlijk in die jas?"), die pavlov in het defensief schoot toen ik begon uit te leggen dat het voor ons Hollanders moeilijk is normaal te doen tegen een Duitser (daar werd ik afgekapt omdat Ullie dacht dat ik hem ging beledigen, en Steve tot mijn grote ergernis sussend ingreep met een "You talk too much" tegen mij), omdat het er bij ons als kinderen zo ingeramd wordt dat Duitsers fout zijn, en dat mij dat spijt omdat ik zelf, die immers dus vindt dat iedereen zijn vriend is totdat-ie zelf het tegendeel bewijst, he-le goe-de ervaringen heb met Duitsers, en dat het algemeen zo mooi is aan wandelen, dat het verbroedert, hè. Direct daarop zette ik uit kinnesinne Steve de voet dwars door, in een discussie over het afgelasten van de Vierdaagse van Nijmegen in 2006, te beweren dat die louter werd afgelast uit angst voor de verziekte publieke opinie in Nederland (dat geloof ik echt, zoals ik later aan Steve schreef: "As a nation, we no longer put our shoulder to the wheel"), en niet vanwege het tekort aan medisch personeel of de hitte (dat stond natuurlijk wel in alle rapporten, en was ook de aanleiding, hoewel ik dat nu uit pure pesterigheid OOK nog ontkende tegenover Steve, zinloos natuurlijk, maar wel leuk, omdat-ie er echt getergd door werd, en dat is wel eens prettig om mee te maken, van een doorgaans onwaarschijnlijk beheerste Brit - maar die aanleiding, meen ik oprecht, had toch diezelfde oorzaak: wij zijn een verziekt land van idioten-die-nergens-meer-tegenkunnen). Zo. Dat luchtte op. Tevreden dook ik mijn reddingsvlot op. Dag 5 (zaterdag 25.06) Marche-Marche De volgende dag begon moeilijk. Want wij konden de nacht die erop zou volgen, die van zaterdag op zondag dus, niet meer verblijven in het kamp te Bastogne. Sterker nog, dat mocht nog maar op 1 kamp: dat van Marche-en-Famenne. En omdat ik er een pesthekel aan heb direct na een mars terug te rijden, moest ik daar dus heen. Maar dan liefst niet nog na de finish, want dan zou ik nog moeten rijden en kon ik dus niet zuipen. Goede raad leek duur, maar de oplossing, de avond tevoren aangedragen door Ullie, simpel. Hij en ik pakten in alle vroegte onze biezen, en reden in tweemans konvooi naar Marche. Daar parkeerden wij naast een school in het centrum op een daartoe aangewezen 'MESA-parking', en toen togen wij door de stad naar de start, om vervolgens met de allereerste wandelaars te vertrekken. En omdat we vervolgens hele korte rusten pakten, kwamen we al rond elven bij de grootrust in Hotton, en rond half 2 bij de finish in Marche aan. Daarmee lagen we een dik uur voor op onze kornuiten, die immers met het buskonvooi uit Bastogne ter parcours waren gearriveerd en dat dus nog snel gedaan hadden, qua wandelen. Bovendien misten we daardoor de plensregen die direct na onze finish volgde en, net als het er nog overheen lopen van honderden wandelaars, de laatste paar kilometri parcours tot een modderhel moet hebben gemaakt voor onze achterliggers. Zelf viel ik al niet minder dan 3 keer, en dat terwijl Ullie en ik over ferm, slechts gedeeltelijk vochtig parcours stampten. Wij hadden daar pret bij. Want niet alleen kwamen wij alsnog tot een vergelijk inzake de Duitsche Geschiedenis (het bleek, zoals ik al verwacht had, dat wij het roerend eens waren, nu hij mij, en ik hem, liet uitpraten), wij hadden samen ook reuze lol om de humor der Belgen. "Nee, dat is geinig! Kleine rotsjes! Ladingen kleine rotsjes! Denk je dat je alles gehad hebt, krijg je dat! Leuk bedacht!" Enzovoorts. En, tegen de MP op het kruispunt na een hele scherpe afdaling: "Ce sont des comédiants, les Belges!" Dat bracht de MP aan het lachen. Maar ik bracht er ook één aan het huilen, door "Merci, monsieur, pour votre effort!" tegen hem te zeggen. Kijk, DAT is nou mooi. Wandelen verbroedert, en zo hoort dat ook. Eenmaal aan de finish (Ullie afgetaaid richting vrouwlief, nadat wij afspraken elkaar volgend jaar weer te treffen), zette ik mij in de regen neder op het terras van een zwaar overbelaste waard (niet vreemd, ik maak mij sterk dat er in Marche niet vaak zoveel komen eten en drinken), die echter prima La Chouffe en tosti cannibale (een enorm bord met vier sneden toast, bedekt met mijn soort van hoeveelheden opgeleukte filet américain met veel ui) wist te serveren, en mij zo intact hield terwijl ik alle wandelaars aan mij voorbij liet trekken onder luid applaus mijnerzijds. Dat vind ik altijd het leukste gedeelte van een mars, en dit keer beleefde ik het in vreugde samen met mijn kornuiten, met Albert als toppunt, die namelijk ook ging klappen voor wie toevallig langsliep. Heel geestig! En daarna loste zich de rest van mijn problemen op. Want terwijl zich een probleem leek te vormen voor Marco, Albert en Elly (de laatste bussen naar Bastogne waren al vertrokken, en Steve kon de minibus die hij uiteindelijk wist te charteren niet zo lang vasthouden dat zij die nog op tijd haalden), loste zich dat op (Theo vond voor hem en Marco c.s. een andere bus, en zo was Marco met Albert en Elly eerder terug ter kamp dan Steve, Andy en Vicky, die door hun minibus eerst langs alle andere kampen gereden werden - Waalse humor for ya!), en toen ik ter café-tafel uitlegde dat ik de organisatie ging vragen om onderkomen te Marche, riepen Ton, Joop, Henk en Nico: "Dan ga je gewoon met ons mee naar het kamp, er is plek zat". Zo gezegd, zo gedaan. "Ik loop eerst wel even met jullie mee, zodat ik weet waar ik bij jullie ben, en dan naar mijn auto, om mijn spullen eruit te halen en die naar jullie kamp te dragen", zei ik nog in de kroeg, maar toen ik eenmaal met Henk op het Athenée Royal van Marche aankwam (de plek waar ik tijdens mijn tweede MESA mijn meest heroïsche finish had beleefd, met 3 centimeter bloed in elke laars en japen in mijn hielen, die er tot op de dag van vandaag nog zitten), bedacht ik iets beters. Dus ik naar de eerste de beste Chasseur (want die runden dit kamp). Dat bleek de kampcommandant, en nog voordat ik hem in mijn hakkeligste Frans had duidelijk gemaakt wat ik bedoelde, begreep hij het al. "Oh", sprak hij in het Engels, toen hij doorhad dat ik dat beter sprak, "dan geef ik je toch een jeep en 2 chauffeurs mee, en dan halen we je auto op - of nee, dat moesten we maar niet doen, vanwege de verzekering, maar dan geef ik je een jeep en 1 chauffeur en dan haal je je spullen eruit, en laat ik je morgenochtend weer terugrijden naar je auto, is dat goed?". Wat dacht u zelf? Samen met een prettig geschifte Chasseur reed ik in een oeroud jeepje vervolgens naar mijn auto, betrok er mijn spullen uit, scheurde weer terug, zette mijn Aerobed weer op, ditmaal in de sportslaapzaal van dit kamp, ging ik douchen (dezelfde cabines als in Bastogne, maar met veel meer waterdruk, dus zeer prettig) en was ik op tijd aan de biertafels voor de barbecue, die de Chasseurs voor 5 euro per persoon aanrichtten. Die verliep hilarisch, omdat het hard begon te regenen, maar was wel heer-lijk. En daarna had ik graag lang nagedronken met de oud-commandi en smerissen, maar dat trok mijn moede lijf niet meer. Dus ik gaf ze al mijn bonnen en plofte neer op mijn reddingsvlot. Waar ik vervolgens moeilijk in slaap kwam, omdat deze sporthal veel gehoriger was dan die in Bastogne. Dat kwam mooi uit. Mooi? Mooi. Want zo kon ik nog even, via mijn Treo 650, Nu.nl checken en ontdekken dat Jong Oranje voor de tweede maal in successie Europees Kampioen voetbal was geworden, onder de bezielende leiding van Us Foppe. En dat nog wel middels een 4-1 overwinning op nemesis Servië! Kon ik die oud-commandi en smerissen toch nog verder verblijden, toen zij halflam terugkeerden. Tevreden raakten wij alsnog in slaap. Dag 6 (zondag 26.06) Bastogne-Haarlem De volgende ochtend was fantastisch. Vrolijk om zoveel goed nieuws en een geweldig verlopen MESA, betrad ik met verende tred die plek van mijn eerdere overwinning, waar de kampcommandant, koffie in de hand, reeds op me stond te wachten. In zijn eigen Citroën C3 reed hij mij vervolgens naar mijn auto, die ik daarna naar het kamp opreed, alwaar ik er mijn spullen inlaadde, alvorens mij naar het ontbijt te begeven. Dat zou er eigenlijk niet zijn, maar de Chasseurs zouden de Chasseurs niet zijn als zij daar niet wat op gevonden hadden (tering, wat zijn die gasten praktisch, en ongelooflijk gastvrij!), en dus was er niet alleen koffie, maar waren er ook alle overgeblevene gevulde ciabatta's, zoals ze die week in de lunchpakketten gezeten hadden. Pri-ma voer, en dus namen wij zeer content afscheid van elkaar. Dat duurde voor sommigen niet lang, want Henk en Joop kwam ik direct daarna weer tegen, bij de Texaco, omdat we moesten tanken. Maar het ding was dicht. Gelukkig had ik nog een jerrycan diesel achterin, dus kon ik ze de ogen uitsteken door die erin te gieten en breed grijnzend en zwaaiend af te taaien richting Bastogne. Bastogne? Bastogne. Want toen ik daar (inmiddels tank en jerrycan hervuld hebbende bij een wèl open pomp onderweg) voor Hotel du Sud arriveerde ontspon zich deel twee van het plan voor vandaag. Hier zat Marco namelijk nog steeds. Dus wij dronken er samen koffie, belden Steve (die zat met Andy en Vicky inmiddels op de kazerne te Bastogne, aldaar vernood door het artillerieregiment dat ook dit jaar kamp Bastogne weer zo uitstekend gerund had), maar kregen die niet te pakken, en liepen daarna de stad in, om er dood vlees te kopen. Dood vlees? Dood vlees. Dat krijg je namelijk zo ongeveer nergens beter dan in de Ardennen (ze laten hier vlees nog goed besterven), en daarin nergens beter dan in Bastogne. Dat bleek ook nu. Wij kochten ons lam, aan o.a. Ardenner ham, everzwijnpaté en Pipes Ardennais (heerlijke kruidige worst) en waren daar niet eens zoveel voor kwijt. Marco bestormde ook nog de bakker, en daarna werd het tijd voor het snode deel van het dagplan. Eigenlijk had ik naar Klettgau willen rijden, omdat Henk van der Schelden en 6 andere WandelSoc.-ers (Jochem Prakke, Raymond de Gisser, Fred Regts, Jan Middelkoop, Barend Rijkman en Peter de Kiefte), bezig waren aan een tweedaagse mars en dus vandaag zouden binnenkomen. Leek me heerlijk, om met mijn MESA-zwijn aan hun finish te gaan zitten en ze te begroeten met een olijk "De mijne is langer". Maar uit bestudering van mijn TomTom bleek dat ik dan nog 600 km te rijden had, en daardoor pas zou arriveren als zij al lang en breed in de auto terug naar Nederland zouden zitten. Dus dat plan ging overboord. In plaats daarvan belde ik ze (dat had ik de dag ervoor ook al geprobeerd, maar toen ving ik bot bij Henk, die zijn mobieltje uit had staan), en kreeg uiteindelijk beet via Jan. Zo kon ik vernemen dat het ze uitstekend ging, en dat ze genoten van een zonovergoten en prachtige, maar zware mars. Mooi. Dat betekende dat Marco en ik zorgeloos naar Luxemburg konden afreizen. Luxemburg? Luxemburg. Want daar, in de kloofstad die zo aan het evenzeer geliefde Bern doet denken, is ons favoriete restaurant, l'Académie. En omdat de mars in Bern al twee jaar niet doorging, voor mij, laatstelijk omdat-ie wegens financiële problemen voorlopig niet wordt georganiseerd, waren wij er niet als gebruikelijk al geweest, dit jaar. Zelfs niet vanuit Diekirch, want daar waren wij ook niet geweest. Dus nu wel. Rogér Do Silva Jordão, Europa's beste ober, begroette ons allerhartelijkst, wij genoten er van de muziek (de fanfare speelde ABBA), de voorbijtrekkende dames, en het eten (mijn favoriete maal van escargots en magret de canard, weer uit-ste-kend van kwaliteit, voor relatief weinig), en reden daarna in opperbeste stemming weer terug naar Nederland. Dit, mijnerzijds, via een mislukte poging in Bastogne nog koffie te drinken met Steve c.s., want die, bleek uit wederzijds ge-SMS, bevonden zich inmiddels in het museum in La Roche, dus dan maar door naar Nederland. Terug in Haarlem keek ik terug op een magnifieke MESA. Het ging niet over rozen, maar over kleine rotsjes, in bestaan zowel als mars. Ach. Kleine rotsjes zijn er om ferm overheen te stampen. En als ik bezie dat dat mij dan ook nog eens (buiten een logische case zwelvoet - dat is de wandelaandoening die altijd na 2 dagen optreedt, als je je schoenen zolang uit hebt dat je voeten gaan geloven dat ze niet meer klein hoeven te blijven om er de volgende dag weer in te passen) geen blessures opleverde, ben ik een tevreden mens, verbaasd over de kwaliteit van mijn conditie. Dat geeft hoop, voor Nijmegen. Mijn prosit, heren, dame. Keu-rig gewandeld. |