37ste Marche Européenne du Souvenir et de l'Amitié (MESA of Europese Mars van de Herdenking en de Vriendschap) 24 t/m 28 juni 2003 door drs. H.P. van der Schelden Nadat Diekirch door allerlei soorten vocht - wondvocht, regen, teveel bier - voor de Wandelsociëteit in één grote teleurstelling geëindigd was, was de MESA de enige overgebleven buitenlandse mars met voldoende trainingselementen voor een soepele Vierdaagse van Nijmegen geworden. Viborg was voor mij in ieder geval geen optie. Lees het verslag van Chielie erover maar eens, en U zult zien dat ik het betere deel gekozen heb! En zo vertrok ik, in de vroege namiddag richting Vielsalm, het noordelijkst gelegen kamp, omdat ik zo lang mogelijk had willen uitslapen. Omdat ik godzijdank alleen reisde, was het mogelijk in de trein enkele boeken en kranten te lezen: enkele artikelen van de Leidse letterkundige Anbeek, twee ochtendbladen (links & rechts) en een boek over een hoerenkast van de hand van de bekende Nederlandse auteur F. Bordewijk. Neen, ik miste Chielie niet, besefte ik, toen ik na een jaar weer eens een double swiss burger bestelde bij het Quick-restaurant te Liège. Vorig jaar had ik hier na de MESA ook in mijn eentje gezeten, maar toen in aanmerkelijk minder ontspannen atmosfeer. Want Chielie wilde graag neuken, en wel zo snel mogelijk, dus te Haarlem, maar ik wilde graag eten, en wel zo snel mogelijk, dus te Luik. Maar dat was vorig jaar, die opwinding. De MESA van dit jaar stond al bij voorbaat als ruzieloos in de boeken: je hebt immers een vriend nodig om er een vijand uit op te kunnen kweken. Onaangekondigd meldde ik me te kamp Vielsalm. Als je veel op stap bent met de Wandelsoc. neemt je stiptheid langzaamaan af, maar neemt je arsenaal aan lulpraatjes om toch ergens naar binnen te mogen snel toe. Voor de gelegenheid had ik me tevens in het donkergrijze pak gestoken: "Waarom ik me niet tijdig heb aangemeld? Kijk naar wat ik aan heb! Tot twaalf uur vanmiddag (de Walen hebben voor deze tijdsaanduiding het woordje 'midi' bedacht) was ik nog aan het werk (gelul: ik had tot 13.00 uur uitgeslapen) en ik heb pas vanmorgen uitsluitsel gehad of ik weg kon (ook gelul: al in februari had ik verlof aangevraagd)". Op de vraag naar mijn naam toonde ik de beambte het laatste exemplaar van het MESA-bulletin, met adressering (kijk, ik ben vaste klant hier!) om daarna te suggereren dat er altijd wel één of twee aanmelders niet zouden komen opdagen waardoor er weer enkele bedden vrij zouden zijn. Geen effect, ik kon in het zuidelijkst gelegen kamp terecht, met de auto slechts anderhalf uur hiervandaan. Maar toen verscheen er een hoge officier, priemde met zijn vinger naar de MESA-baton op mijn revers, die ik te Visé verwisseld had met het oude gele lint van de Vierdaagse, en sprak: "Bent U militair?". "Neen." "Maar U hebt hem wel vaker gelopen zie ik." "Ieder jaar, monsieur, ieder jaar." Waarop in een onverstaanbaar Frans (koeterwaals) de inschrijvingsbeambte te verstaan werd gegeven onmiddellijk een bed in gereedheid te brengen voor deze heer, deze uitnemende loper, deze loyale klant uit Nederland. En aldus geschiedde. Ik plaatste mijn bagage in "de achterste grote witte tent" en zette mij onmiddellijk aan tafel voor het eerste avondmaal, want het eten is goed, tijdens de MESA. Het eten is er zeer goed. Nog voor ik overigens mijn koffers had kunnen wegzetten, begon een tweedaags beantwoorden van dezelfde vraag, mij steeds weer in wisselende bewoordingen gesteld: Waar is Zorro? Waar is de man in het zwart? Waar is je zwarte lange jas? Ben je alleen dit jaar? Waar is je kameraad? Waar is de prins? Waar is Sandeman? "Waar Sandeman is? Nou, vrind, dat zal ik je vertellen, waar Sandeman is: Sandeman is vorige maand met acute ruggemergtering van het onaneren opgenomen in het streekziekenhuis te Kigali, Rwanda, waar hij op dat moment verleef in verband met een oefentocht van de Association Proletare des Ambulateurs Provincials (gelul: in werkelijkheid stak ik keer op keer keurig het mij door Chielie ingefluisterde promopraatje af dat de Wandelsoc. door haar sterk toegenomen grootte tegenwoordig indien mogelijk in twee afzonderlijke groepen wordt gesplitst, waardoor de ene groep thans te Denemarken en de andere te België verbleef)." En toen was daar [sjaak]. [Sjaak] is de wandelaar van vorig jaar, die er getuige van was hoe Chielie's en mijn wegen zich scheidden tijdens het neuk- versus eetconflict op weg naar huis en met wie wij ook de daaraan voorafgaande dagen hadden doorgebracht. Dat was bevallen, dus opperde ik [sjaak] het kamp met mij te verlaten om een terras te gaan zoeken. Maar eerst voerde ik hem mee langs het meer van Vielsalm en wees hem de plek vanwaaruit ik in 1995 voor het eerst de MESA gelopen had. Toen richting kerk, want in katholieke gebieden ligt er naast de kerk altijd een gezellige kroeg. Niet in Vielsam. Via de geldmachine waar Chielie vorig jaar niet had kunnen pinnen, kwamen we alsnog op een terras aan, gelegen aan een provinciale weg waar om het kwartier een vrachtwagen langsraasde gevuld met hooi, bomen of afgebrande auto's. Maar wij dronken er met een rustig, kalm gemoed enkele glazen la vielle salme in een tempo waar Harm Swarts nog een puntje aan kan zuigen: één glas per half uur. [sjaak] ging hierop meteen naar bed, ik vervoegde me in het kamp, kocht enkele MESA-bonnen, en dronk deze op in het gezelschap van Holladrié, de zwaar bebaarde Nederlandse wandelaar. Na enkele uren weldadige slaap in de semi-buitenlucht begon ik de dag op een wijze die mij zodanig beviel dat ik het procédé de overige drie dagen niet meer zou wijzigen: bij ontwaken direct uit bed en aankleden, gezicht wassen, ontbijt halen, met schoeisel en kleding aan weer naar bed en anderhalf uur later door de Volendamse tweeling Lida & Gerda gewekt worden met de mededeling dat de bussen gearriveerd waren. Deze methode beviel me stukken beter dan het recente gelul in Diekirch, waarbij men mij 's morgens poogde te fotograferen waarvan een vechtpartij met betreffende paparazzo het vanzelfsprekende gevolg was. Weg met Chielie, lang leven Lida & Gerda, de eredivisie van Volendam! En dan in de bus nog eens anderhalf uur weldadige rust. En toen was de MESA echt begonnen, de mooiste tocht van ons traditionele wandelcurriculum, en dus in mensentaal nauwelijks te beschrijven. De MESA, die fijne mars door de Ardense bossen, over afzichtelijke paadjes, langs drooggevallen beekjes, stijgend en dalend, maar hedentendage steeds vaker ook over stukjes provinciale weg, omdat het deelnemertal tussen 1995 en 2003 inmiddels met 150% is gestegen. De MESA, dat feest van hernieuwde kennismaking met al diegenen die je weliswaar goed kent, met wie je gestrompeld en gedronken hebt, maar van wie je nooit de naam zult kennen: die vent met die hangsnor en die Chieliaanse hoed, die Duitser met dat groene jagershoedje, dat detachement Duitse reservisten, het Air Training Corps Wing Hertfordshire and Buckinghamshire, die halfindische adjudant, dat meiske uit Noordwijkerhout samen met haar dochters, de heren Spaan & Bakx, die dove kerel met dat quasi-wandelsoc.-tenue, die ouwe commando uit Heerlen. Omschrijvingen die het in de spreektaal zo goed doen, maar die op papier een wat klungelige indruk maken. Maar dat ten onrechte! Het niet bij name kennen van je drinkgenoten schijnt steeds weer een weldadige invloed te hebben op de werkelijk kameraadschappelijke atmosfeer die zo tekenend is voor de MESA en vergelijkbare wandeltochten. Maar soms kom je iemand tegen die je wel bij name kent en die je zeven jaar eerder voor het laatst had gezien: de kapitein, thans commandant, Van Eyk, toenmalig hoofd-beveiliging van de vliegbasis Kleine Brogel. Na enkele grappen over de heer Trabelsi - "Pas toen ik daar weg was dorst hij dat plan aan te vatten, hè" - werd het zeven jaar geleden zo abrupt afgebroken gesprek gewoon weer voortgezet. Fijn ook een Belg te ontmoeten die niet op Steve Stunt gestemd heeft maar die wel instemmend glimlacht bij Rumsfeld's suggestie dat NAVO-bijeenkomsten voortaan maar buiten dit met Hollanditis besmette landje zouden moeten plaatsvinden. Fijne taal die ik graag hoor. Een ander hoogtepunt van de MESA is de frequentie en de aard van de verschillende rusten: zo zijn daar de water- en fruitrusten, de frisdrankrusten en de worstrust, alle van verre te herkennen aan een groot gespannen zeil met daarop het woord 'Jupiler'. Het eerste type is karig maar gratis, het tweede heeft een hogere frequentie dan de gemiddelde menselijke behoefte en is dus ideaal voor iemand als Schelden, immers verslingerd zowel aan rust als aan coca-cola, maar de laatste van de drie rusten - de worstrust - is onovertroffen. In Nederland, Zwitserland noch Duitsland heb ik ooit een worst gezien, laat staan geproefd, die vergelijkbaar is met de worst van de worstrust tijdens de MESA. Deze rust vindt dagelijks plaats op ongeveer 20 van de in totaal 32 km. Zelfs na een stevig MESA-ontbijt begint rond de 15 km de immense trek in betreffende worst zodanig toe te nemen, dat het voor een sterveling nauwelijks meer mogelijk is in dit ene uur voorafgaand aan de rust aan iets anders te denken dan aan de worst. Geen godsdienstige, seksuele of politieke kwesties, om nog maar te zwijgen van het landschap, vermogen de geest af te leiden van haar thans enige doel: het bereiken van de worstrust. Hierbij wordt zachtjes prevelend steeds weer dezelfde mantra afgedraaid: "Over een uur c.q. drie kwartier c.q. binnen een half uur ben ik bij die worst...". En dan, opeens, vlak na een bochtje of net voorbij een heuveltop is-ie daar: de worstrust, duidelijk te herkennen aan een grote wolk dikke grijze rook. De MESA-veteraan heeft reeds bij de vorige rust voldoende bonnen aangeschaft om de voor drie daarvan aan te schaffen worst snel te kunnen verwerven, zonder nog in de rij te hoeven staan. "Meneer, ik heb een jaar moeten wachten om deze worst te kunnen kopen, en zie: il est là!." Slechts eenmaal ben ik in de verleiding gekomen de worst niet ten volle te genieten, maar deze vlug weg te happen om snel weer verder te kunnen. En dat was op de derde dag. Dat lag aan twee meisjes. Twee meisjes die mij reeds op de eerste dag wegens mijn onbaatzuchtig, vriendelijk en gestudeerd uiterlijk hadden benaderd met het verzoek een fotootje van ze te schieten. "Waar komen jullie vandaan?" "Uit Amersfoort en Groningen en waar kom jij vandaan?" "Uit Haarlem en Utrecht." Twee meisjes die de volgende avond ook te Vielsalm woonachtig bleken. Twee meisjes, twee parels in een trog vol bejaarden, rauwdouwers, militairen, waanzinnigen, levensmoeden en andere wandeldwazen. Twee uiterst prettige meisjes. Prettig om naar te kijken, prettig om mee te spreken, prettig om mee gezien te worden. Dus toen ik de volgende dag nog aan het begin van mijn worstrust de meisjes ontwaarde en opmerkte dat zij op het punt stonden de tocht voort te zetten, aarzelde ik slechts een zeer korte wijle, duwde de worst in mijn keelgat, volgde het paar en simuleerde een toevallig passeren, terloops herkennen en onderkoeld begroeten. Waarna wij de laatste twaalf km gezamenlijk voortzetten, zonder de laatste twee rusten te pakken. Voor Prakke of Chielie heb ik nog nooit een rust laten schieten! In de avond trof ik de jonge doctor en doctorandus weer, nu Iris & Annemarie geheten, voorzag hen van bier en zure wijn en vertaalde hun conversatie met één van de vele te Vielsalm aanwezige jonge, gespierde, ongecompliceerde en daarmee kennelijk aantrekkelijke Waalse korporaals. Want academische meisjes spreken hedentendage een slechter Frans dan de ULO-scholier uit de jaren vijftig van de vorige eeuw, waardoor mijn eigen rol na aankomst van de jonge Waal niet uitgespeeld was. Integendeel, als tolk ben je hoegenaamd de spil van ieder gesprek. Op speciaal verzoek van Chielie.nl liet ik me door de dames nog fotograferen in het uitgaanstenue der Academische Wandelsociëteit, om me daarna weer als vanouds over te geven aan mijn andere grote liefde: drank. Enkele terloopse vragen mijnerzijds over het onderwerp van Iris' dissertatie leken mij voldoende basis om achternaam en adresgegevens te kunnen achterhalen teneinde de foto binnen afzienbare tijd ook daadwerkelijk in mijn bezit te krijgen, wat mij ook inderdaad gelukt is. Op de eerste avond terug in Utrecht had ik na tien minuten Googlen een enigszins verbaasde maar allerminst ontstemde Iris aan de telefoon. Ze komt overigens helemaal niet uit Groningen, ze komt uit Peize. Altijd gelul met die meiden! De foto wordt mij binnenkort per post toegezonden. En het lopen? Hoewel ik in een wandelverslag niet gaarne rep over het wandelen als zodanig, mag niet onvermeld blijven dat de tocht zo goed als probleemloos verliep. Schelden is weer terug in wandelland, zogezegd. Na afloop van de vierde dag, die ik uitliep in gezelschap van de commandant Van Eyk, vervoegde ik me aan m'n vaste bierloket voor een Blanche. En na de wandelpunaise en een extra medaille voor de Duitser Gerd - die ik na overhandiging aan mij van de hiervoor bestemde €5,- nooit meer terug heb gezien - te hebben opgehaald, zette ik het in gezelschap van Bakx, Spaan & de Noordwijkerhoutse Gerda-met-dochters op een welverdiend slempen-in-hoog-tempo, totdat het tijd was de trein naar Enkhuizen te pakken, voor een zeilwedstrijd. Met een welgemeend Schmollis nam ik afscheid van mijn kampgenoten. Ik was graag nog een avondje gebleven. Tot ziens in Nijmegen en noteer alvast in Uw agendaatje: Woensdag Wandelsoc.-dag. Fiducit, bibamus, attaque! Henk van der Schelden |