Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

15 juni 2003

36ste Marche de l'Armée, Diekirch

Diekirch was dit jaar al een drama voordat we een voet verzetten. De onmin tussen van der Schelden en van Zijntergen, die tijdens de vorige editie zo hoog was opgelopen, speelde weliswaar geen rol meer, maar ik had het op me genomen deze keer de inschrijving, de reis en het onderkomen te organiseren en dat viel niet mee.

Dinger en Middelkoop  op het JaarbeurspleinWant weliswaar reageerden degenen die mee wilden snel genoeg op mijn verzoeken om benodigde informatie, maar ik moest daarvoor wel uitgaan van de inschrijfformulieren op de website van de mars, en die zuigen, niet in de laatste plaats omdat ze er in PDF-formaat staan, in plaats van dat het online-mailformulieren zijn. Bovendien kwam onze inschrijving, alle goede bedoelingen ten spijt, te laat, naar officiële maatstaven. Gelukkig maar dus, dat we vlak voor vertrek per mail te horen kregen dat die inschrijving geslaagd was. Maar ik had voor drie nachten ingeschreven, mijn gewoonte indachtig om de dag voor en de dag na de mars te gebruiken voor het heen-en-weer reizen, omdat (leerden wij in 2000) je anders meer stress, en minder gezelligheid meemaakt. Dat ging mooi niet door, want omdat mijn twee naaste collegae allebei op vakantie waren, kreeg ik geen vrij.

Dag 1
Swarts scheurt door BelgiëEn dus was ik gedwongen met rug- en slaapzak naar mijn vrijdagse werkdag te tijgen en vandaar direct door te gaan, in een bloedhete, overvolle trein, en de verontwaardiging van mede-reizigers over de omvang van mijn bagage op de vloer van die trein te trotseren terwijl-ie naar Utrecht CS reed (ik had een eersteklas kaartje gekocht om wat meer ruimte te hebben, maar het kreng was zo vol dat ik in het gangpad moest staan). Eenmaal in Utrecht zag het er op zich zonnig uit, want niet alleen was de weersverwachting goed, maar ook vertrokken wij in ongekende sterkte: zeven man maar liefst, te weten Lourens E. Dinger, Raymond de Gisser, drs. H.P. van der Schelden, Marco Neumann, Harm Swarts, Jan Middelkoop en mijzelve. Dat waren een hoop kleine negertjes (u raad het al: daar komt ellende van), en zij vertrokken (een korte verdwalerij van Swarts terzijde) tevreden naar het Luxemburgse, in drie auti, te weten de twee limousini der ex-commandi en Neumann's Roodford.

Chielie's bedDat werd, vervolgens, een enerverende rit naar Diekirch. Want die limousini, die trekken nogal hard. En dan vooral die van Harm, die namelijk heuvelop nog rustig 220 doet. Jan, sowieso een wat rustiger rijder dan Harm, hield het maar nauwelijks bij, en voor Marco was het onbegonnen werk. Diens auto, vernamen wij later van Raymond, die er ook inzat, had er de nodige moeite mee. Hetgeen dus ook bleek uit de meer dan 80 kilometers die wij uiteindelijk op hen voorlagen. Harm, intussen, bleek een creatief rijder. Ik zag hem, tijdens het rigide volgen van zijn Bitchin' Betty (zo'n boordcomputer-met-zwoele-damesstem, die geen rekening houdt met plaatselijke kermissen en afzettingen dientengevolge; wij zagen daardoor stukken van Luik die ik nooit had willen zien), dingen doen die op de Nederlandse TV hoge ogen zouden gooien. Dat werd erger toen hij, in zijn Harmhaast, ook nog kat en muis ging spelen met koppels vrachtwagens, op de b-slingerweg langs St. Vith en Clervaux naar Diekirch. Niettemin hielp dat allemaal niet: wij arriveerden er te laat. De inschrijfbalie was gesloten, en dus moesten wij pro-actief zien uit te vinden waar te slapen. Een hoop gestechel met wat (overigens uiterst vriendelijke) Luxemburgse militairen later, kwamen wij niet in het tentenkamp naast de start maar, net als verleden jaar, in Caserne Grand Duc Jean op de Herrenberg terecht.

Dinger voor het kwartier van Rcn. Cie. ADie was vorig jaar al veel comfortabeler dan het tentenkamp, maar dat werd nu erger. Want wij werden dit keer niet op matten in de sporthal van Luxemburg's enige kazerne gelegd, maar gehuisvest in het kwartier van Verkennerscompagnie A. Daar stonden echte bedden, en hadden wij qua sanitair het rijk alleen. Dat was reden voor opgewektheid. Dus lieten wij ons niet door wat gedoe over toegangspassen voor het kazerne-terrein uit het veld slaan en vertrokken wij, die blauwe vodjes eenmaal in de hand, naar beneden, om op het startterrein nog wat bieren te nuttigen. Dat startterrein, waar wij vrienden als Jasper Nales en Pieter Spaans tegen het lijf liepen, was dit jaar overigens verplaatst, naar wij vernamen voorgoed, naar het terrein van een tot feestzaal omgebouwde houtzagerij. Dat blijkt op zich geen slechte move, want die zaal is comfortabel en prima, maar het omliggende terrein ontbeert nog wel enige gezelligheid, dus daar valt de winst nog te halen. En er valt nog veel meer winst te halen, maar daarover later meer. Eerst trokken wij, wat lammer dan voorheen, de berg weer op, voor een tevreden nachtrust.

Dag 2
Geheel verfrist stonden wij rond zessen op - geheel verfrist, op één onzer na, dan. Dat was, hoe kon het ook anders, Henk. Zo adamant als hij er de avond tevoren over geweest was dat hij absoluut het dorp in wilde om te zuipen (dat vergde namelijk en natuurlijk de opofferingsgezindheid van minimaal 1 BOB, hetgeen, in een groots en gewaardeerd gebaar, de bereidwillige Neumann werd), zo adamant was-ie er nu over dat-ie helemaal niks wilde.

Soc. en SWOC, Caserne Grand Duc Jean: Dinger, de Gisser, Swarts & Middelkoop"Schelden, wakker worden, over een kwartier gaan we weg." "Ik ga niet mee, ik blijf hier liggen, ik heb geen zin." "Okay, prettige dag verder. Wel goed uitslapen, hoor." Niks ervan natuurlijk. Hij stond vervolgens reutelend, sniffend en rochelend op, en sprak "Neumann, zij moeten weg, dan ga ik met jou mee." Toen hij vervolgens poedelnaakt de wasruimte inliep, leek mij dat een goed moment voor een foto. Het is tenslotte een ons allen inmiddels uiterst bekend en legendarisch beeld. Schelden vond dat echter helemaal geen goed idee, en probeerde, luid scheldend, de camera uit mijn handen te slaan. Zijn latere bewering dat hij de camera niet raakte (onjuist) omdat hij zich op tijd realiseerde dat het ding veel waard was (gelul) doet wat mij betreft niet terzake.

Tentenkamp vanaf de Herrenberg's Avonds een man, 's ochtends een man. Wie dat niet kan zijn is sowieso geen knip voor de neus waard, en wie dan bovendien een poging doet tot slaan in mijn richting krijgt vanuit de woede die dat gebrek aan karakter toch al oplevert gewoon een knal voor z'n harses. Dus probeerde ik Schelden met alles wat in me was tegen de vlakte te slaan. Maar goed dat er wat dat betreft niet zoveel in me is. Sprak, later, Neumann: "Ik had natuurlijk eerder tussenbeide kunnen komen. Maar ik dacht: heel goed, sla 'm maar eens gewoon op z'n bek, dan leert-ie 't misschien af. Het probleem aan jou is alleen dat je helemaal niet kunt slaan. Maar, dat ga ik jou leren." Neumann kwam gelukkig wel alsnog tussenbeide. Ik ben hem daar net zo dankbaar voor als voor het vooralsnog niet geven van vechtles, want ik geloof toch echt dat dat gezien mijn driftige natuur een slecht plan is.

Voormalig startterrein vanaf de HerrenbergDat gevecht voorbij, volgde een herhaling van vorig jaar, waarin iedereen behalve Schelden het steil omlaaglazerend pad nam, direct vanaf Caserne Grand Duc Jean het dorp in, terwijl Schelden vlak daarvoor, minzaam glimlachend en wuivend, voorbijreed in een gecharterde auto van nietsvermoedende landgenoten, ook op weg naar de start. Daar was hij dus veel eerder dan wij. Niet dat dat iets uitmaakte.

Op weg: de eerste meters door DiekirchWant toen ik, aan de balie 'Logies', eindelijk tot een vergelijk met de organisatie gekomen was (dat er op neerkwam dat men ons dringend verzocht de volgende nacht alsnog in het tentenkamp door te brengen, omdat men er niet zeker van was dat Recon A niet zelf van de nu door ons bezette bedden gebruik wilde maken), werd ik, vragend om de startkaarten-voor-de-mars, verwezen naar de rij, die ernaast, voor de balie 'Inschrijvingen' stond. Ik dacht nog "Maar er is toch ook een balie 'Groepen'?" maar dacht vervolgens "Ach, ze zullen wel weten wat ze doen, ze weten tenslotte dat we een groep zijn, want daar hebben ze net logies voor geregeld" - niets bleek minder waar. Terwijl de rest van onze groep met Astrid van Loon (die hier als verwacht opdook, gezellig) en de bij de balie 'Logies' verkregen ontbijtkaarten dat ontbijt ging verorberen en voor mij in ging slaan, wachtte ik, wankelend van de slaap, anderhalf uur voor niets. Want eenmaal aan de beurt sprak de stomverbaasde organisatrice: "Och nee, dan moet u bij de balie 'Groepen' zijn!". Waar ik vervolgens binnen vijf minuten klaar was omdat alle groepen allang vertrokken waren, maar daar gaat het niet om. Ik kan, met de beste wil van de wereld, zo'n organisatie niet meer van competentie betichten. En daarom: god-ver-dom-me. En dan druk ik mij nog mild uit, weten trouwe lezers. Bovendien bleek dit slechts het begin van de ellende, waarover later meer.

Tastrio doet pleurisbultEerst vertrokken wij nu, in een bozig noodtempo, met de andere overgebleven wandelaars (waaronder Martine Segers, als altijd met moeder present middels de onvolprezen Bavelaar, die zij overigens vastlegde op de foto - spot de Baaf!), richting eerste bult. En al direct bleek dat Neumann dat een hoogst onzalig idee vond. Nog geen twintig meter die bult op vroeg hij, verontwaardigd: "Is dit normaal?". Toen ik dat volmondig bevestigde, werd zijn verontwaardiging groter. "Ik ben dit gaan doen omdat Henk zei: dit moet je doen, dit is goed voor je, dit vind je leuk - maar ik vìnd dit he-le-máál niet leuk!"

Boshoog
Bultbedwinging
Eerste drinkrust
Afvalrijping: Neumann bergafwaarts
Grondig genieten: Swarts & Middelkoop
Terugblik heuvelop


Ik hoor het 'm nog zeggen. "Nee mannen, dit is niks voor mij." En ik maar denken dat-ie grapte. Niets bleek minder waar. De volgende rust, die ik met Dinger, Swarts en Middelkoop druipend van het zweet bereikte, in verder gezelschap van Belgin Shanti en de ook weer opgedoken Jasper Nales, bleek ook de laatste keer te zijn dat wij, als kwartet, nog iets van Neumann zagen. Die kwam namelijk met Schelden in de verte aanlopen toen wij er vertrokken - en bij de volgende rust, in het nog immer onvergelijkbaar mooie Vianden (om dat zo te houden is men wijselijk begonnen met een restauratie van de burcht, blijkens de kraan, ernaast), was Raymond de enige die zich na een minuut of vijf bij ons voegde. Vlak daarvoor had Marco ons gebeld om zijn uitvallen te melden. Een wijze beslissing, want met zijn structurele vermoeidheid en net zo structurele ongetraindheid was het natuurlijk een Godswonder dat-ie die eerste 12 kilometer, met twee inderdaad heel zware bulten, überhaupt wegtikte - niets dan respect voor Neumann, derhalve.

Tastrio bij tweede controleMaar wat wij nog niet wisten, en nu dus van Raymond vernamen, was dat Schelden van de gelegenheid misbruik had gemaakt door ook uit te vallen, maagpijn en algehele ongesteldheid aanvoerend als reden. Sja. Dan moet je, als je weet dat je een zwakke maag hebt, niet zo achterlijk veel zuipen, de avond ervoor, debiel! Mie-tje! Hetgeen ik hem dan ook breeduit bulderend kond deed, zo'n 12x, per mobiele telefoon, duidelijk hoorbaar tot beneden, bij de rivier in Vianden. Wat een loser, zeg.

Nales met Shanti Nales valt Vianden binnen De Gisser arriveert alleen Middelkoop, tevreden Nales & Dinger Swarts & Shanti


Dat kan beslist niet gezegd worden van de Gisser die, eenmaal alleen, de afstand tussen ons en hem in no time dichtwandelde naar hier. Of van Harm, Jan en Lourens, die wij bij deze rust voor het laatst zouden zien. Want dat begrip 'Harmhaast', dat ik al eerder in dit verslag introduceerde, kreeg hier beklijving, wat mij betreft. Die man, die ik ook al niet voor niets eerder 'hoogpolig wandelmongool' noemde, loopt net zo hard als zijn auto de heuvel optrekt. Zwaar belachelvol. In géén tijd nèrgens meer te bekennen. Dat die Middelkoop meetrekt, dat volg ik dan wel weer. Eens een commando, altijd een doorbijter, per slot van rekening. Maar dat Lourens dat als eersteling flikte, daar begreep ik geen reet van. Gelukkig zou de wereld wat dat betreft uiteindelijk weer worden zoals-ie hoort te zijn. Maar laat ik niet vooruitlopen op de zaken.

De Gisser in ViandenWe zagen ze dus niet meer, voorlopig, in ieder geval. Wie wij wel zagen was Jasper Nales. En Ralph, die wij als hyperactieve studentikozerik reeds langer kenden, van deze tocht in het verleden, en die Henk en ik destijds 'Furbian' gedoopt hadden. Vandaag verder door mij aangesproken als 'Ralfie', in pesterige weerspannigheid jegens zijn algemene en even pesterige neerbuigendheid in onze richting ("Je moet vooral dóórgaan", met zo'n TellSell-Mike-accent), vrolijkte hij de dag op door met half afgeritste wandelbroek heen en weer (en langs dat afgrijselijk Nederlandse Costa Del Sol-hotel 'Berg en Dal' in lower Vianden) te rennen, hier en daar een soldaatje op te tillen, eens iets leuks te doen met een wipkip, en luidkeels van kroeg tot kroeg te trekken.

Ralfie tilt een soldaatje op Ralfie doet iets leuks met een wipkip De Gisser voelt nattigheid


Die humor, die zou ons nog diensten bewijzen. Want wij teerden er al spoedig op, toen terwijl wij met Jasper een heuvel optrokken het bos in, zich een donderend noodweer aankondigde. Dat komt, in de Ardennen, en zeker na zulke drukkende hitte, doorgaans met een flitsknal van heb ik jou daar. Zo ook nu. En hoewel wij mannen van staal zijn, besloten wij dat we dat met die bliksem toch niet helemaal kosjer vonden, zo temidden van het bomige. Dus verscholen wij ons, met een vriendelijk tonronde, besnorde Belg, een dito Duitscher en een ogenschijnlijk Nederlandsch jongmensch, in het vooronder van een plaatselijk huis, waarvan de eigenaar ons geluk kwam wensen terwijl wij scholen, en inschatte dat dit zo'n 20 minuten zou gaan duren.

De Gisser doet 'Pffff' De regen slaat neder tot nevel De Gisser doet 'Pffff' Poncho-patsers in de regen Pataplaf, pataplaf, pataplaf Dat het droog is, denk je dan


Hem als autochtoon blindelings vertrouwend besloten wij, toen er inderdaad zo'n 20 minuten verstreken waren, en het onweder inderdaad richting ver leek af te reizen, tot doorlopen. STOM! Hadden we kunnen weten, want wij hebben altijd pech, tenslotte. Dus nu ook: we hadden nog niet net gezien dat we, de hoek om, een groot leeg weiland voor ons hadden weg te werken, of de regen stortte opnieuw bij bakken op ons neder.

De Gisser wordt er kinds van De Gisser buigt vol ontzag zijn hoofd De Gisser overwint


Daar sloegen wij ons natuurlijk manhaftig doorheen, met veel grafhumor. En ik vond het zelfs wel lekker om eindelijk eens geconfronteerd te worden met slecht weer - want ik had al drie seizoenen lang walgmazzel, wat dat betreft. Maar ik geloof dat Raymond hier voor het eerst in zijn wandelbestaan begon te beseffen dat er dingen zijn die zelfs hem kunnen verslaan. En de foto van zijn gebogen hoofd, die ik in dit stadium maakte, bleek dan ook tekenend voor zijn beleving van deze tocht. Ik wist dat natuurlijk al langer. 'Ka-nonne, wat een mars', schreef ik al eerder. En zo is het ook. De kanonnen van Diekirch, die moet je verdienen. Of, zoals Swarts aan het eind van deze dag zou zeggen: "Jo-ho, jo-ho, je krijgt het niet kado".

Onverstoorbare autochtonen De Gisser op weg naar Bastendorf Pompjeen Bastenduerf


Wat je wel cadeau krijgt (want dat komt gratis bovenop de hel waarvoor je betaalt), is een fan-tas-tisch mooi land om doorheen te lopen, met hele vriendelijke mensen erin, hoe inefficiënt ze ook bleken te zijn, dit jaar (ik geloof dat het meer geluk dan wijsheid is dat ik dat niet eerder merkte). Op die inefficiëntie bestaat overigens een uitzondering. Die heet Georges, en is de waard van Pompjeen Bastenduerf.

Diekirch, niet zomaar een marsDat is een herberg in Bastendorf, en Georges drijft er ieder jaar een overdekte uitspanning voor de wandelaars, waar je, door zijn familie en personeel heel vriendelijk, net en snel bediend, heerlijke belegde broodjes, gegrillde worsten, soep, bier, frisdrank en snoep kunt krijgen. Dat was altíjd al een verademing, maar nu helemaal. Want na zo'n regenbui (die kort ervoor ophield) is er weinig heerlijker dan die worst, dat bier en die broodjes. Thuiskomen, ver weg van huis. Nog los van het feit dat Georges er zijn tijd ver mee vooruit is. Want waar de rest van Luxemburg dat nog nauwelijks heeft ontdekt, doet Georges wat ze in de omgeving van het Nijmeegse al decennia met volle overgave doen: profiteren van de wandelaar, en dat zonder 'm te belazeren.

Georges, waard van formaatEn daar heeft de wandelaar dan dus ook volledige vrede mee. Het was een prettig weerzien. Meneer Georges, volhartelijk bedankt, en tot spoedig. Een uitblazerig samenzijn met Ralfie, Jasper en wat omringend Nederlands militair gepeupel later, aanvaardden Raymond de Gisser en ik opnieuw ons lot, en togen wij verder, langs prachtige moestuinen Bastendorf uit. En een heuvel van 18% op, die Diekirch als mars symboliseert: van dat ding komt het begrip 'pleurisbult', en het is terecht. Zigzag door het woud, gaat het een afzichtelijke bospuist op, en als je eenmaal boven bent, dan ben je weliswaar God, maar wel een hele dooie, gutsend van sterverig zweet. Het is dan ook niet voor niets dat de Marche de l'Armée in Diekirch één van de weinige tochten in Europa is waar met enige regelmaat dooien vallen - meestal Britse jongeren die de dag ervoor teveel dronken en dan in extreme hitte, op deze bult, het loodje leggen. Daar was, vast mede door het weer, vandaag geen sprake van, gelukkig.

Chielie, met zijn kop tussen de roosjesMaar het waren wel nog vijftien hele lange kilometri naar de finish-van-vandaag. En die werden verergerd, door de organisatie. Want toen wij, langs de Sûre, langs een onduidelijk geplaatst bord waardoor wij bijna een kilometer foutliepen (daar liet het Luxemburgse leger zich nog van zijn beste kant zien door ons terug te rijden naar het parcours, in één van hun jeeps), en langs een hotel waar ik vrolijk de plee uit elkaar kakte, Diekirch weer begonnen te naderen, werden wij om vijf over vijf klemgereden door weer zo'n jeep van dat Luxemburgse leger, van waaruit ons bits het commando "Einsteigen!" werd gegeven. Wat bleek? Men wilde ons naar de volgende controlepost rijden en ons die knip cadeau doen, omdat men die post zo langzamerhand wilde opdoeken. WEL GODVERDOMME! IK KOM HIER OM TE LOPEN, STELLETJE KLOOTMONGOLEN!

Nou hadden we dus die kilometer foutgelopen, en was dat volgende controlepunt slechts een paar honderd meter verderop, dus dat kon allemaal nog en deden we zonder morren. Maar toen wij er daar eenmaal weer uitgelaten waren, en weer verder mochten lopen nadat ons verzocht was "vooral voort te maken, omdat de stempelpost bij de finish om vijf uur dicht hoort te gaan" maar ze "die dan bij wijze van uitzondering wel een uur langer open" zouden houden, en wij dus voortmaakten, in gezelschap van Jasper en het optilsoldaatje, werden wij, godbetere, nòg twee keer klemgereden, en werd ons nòg twee keer dat "Einsteigen!" toegevoegd. Geen haar op ons hoofd zeg. FLIK-KER GOD-VER-DOM-ME OP, KANKERRANDDEBIELEN! ZOEK EEN GOD-VER-FOK-KING BAAN! GA JE MOE-DER PES-TEN!

Ze niet alleen botweg negerend, maar bij herhaling hunnerzijds ook nog luidkeels in Hoogduitsch uitscheldend, stampte ik daarom met de Gisser richting finish, in ijzig humeur, dwars door het centrum van Diekirch, en naar de laatste stempelpost, waar men dan gelukkig nog wel keurig ons kaartje knipte. Maar dat zal vast niet gegolden hebben voor de pakweg 150 wandelaars die nog achter ons op het parcours rondwaarden (want de bordjes 'controle' werden al verwijderd), EN DIE DAAR ALLEEN MAAR NOG LIEPEN OMDAT DIE INCOMPETENTE KUT-ORGANISATIE 'S OCHTENDS ZO LANG HAD GEDAAN OVER DIE KANKER-INSCHRIJVING EN ER GODVERDOMME GEEN ENKELE VORM VAN COMMUNICATIE TUSSEN DIE BALIEKNURFTEN EN DIE MILITANTE PARCOURSHUFTERS BESTAAT. DE GODVERGETEN VIN-KE-TE-RING, VOOR ZE ALLEMAAL!

Je kunt me niet kwaaier krijgen. Vooral niet als het laatste deel van het parcours, waar men dus ook alvast de bordjes verwijderde, door de doolhof van het centrum van Diekirch leidt, en één van die 150 overgebleven wandelaars een Nederlands militair is die manhaftig strijd levert met zijn onlangs geopereerde en van spieren ontdane rechterhiel. Ik was daar, kortom, zo giftig van, dat ik niet alleen Astrid nauwelijks opmerkte, die langsreed in een busje vol door haar versierde Nederlandse militairen en mij vrolijk groette, terwijl ik in ijzige discussie verwikkeld was met een bordjes-verwijderende militair, maar ook geen behoefte meer voelde om Schelden dat voorgenomen glas bier in zijn smoel te mieteren naar aanleiding van het ochtendgebeuren - ik was inmiddels kwader op de organisatie dan op hem.

Haast? Welnee jôh Zo. Nu eten. Tevredenheid


Het werd daarom een vredig gebeuren, toen wij eenmaal met Swarts, Middelkoop en Dinger waren teruggekeerd op de Herrenberg. Daar vernamen wij van Schelden dat Neumann inmiddels was teruggereden naar Nederland (op zich logisch, maar des te verbazingwekkender en prijzenswaardiger dat Schelden er nog wel was), gingen Harm, Jan en Lourens een uurtje plat (waar zij ontdekt werden door de verbijsterde eigenaren van Harm's bed en het mijne, die daar echter in het geheel geen probleem van maakten omdat ze alleen wat spulletjes uit hun kastjes kwamen halen en er die nacht toch niet op gingen slapen, zodat wij er nog een nacht konden blijven liggen), en doken Raymond en ik vast onder de douche. Allen opgefrist togen wij daarna weer omlaag, voor het diner. Omdat Schelden, die middag, eindelijk de steak had genuttigd die hij de avond ervoor, wachtend naast de kerk in het centrum van Diekirch (terwijl ik en Harm slaapplaatsen regelden bij de wachten van het tentenkamp), al voorbij had zien komen op het tegenovergelegen terras, en er geweldige verhalen over vertelde, besloten wij die steak ook te gaan verwerken, en bezetten wij daarom zes van dertien kuipstoelen op het terras van Restaurant 'Um Grill'.

Schelden in zijn element Raymond wil steak Vandy bij de beginnelingen


Dat hadden wij nou niet moeten doen. Want toen wij eenmaal voorzien waren van drank, werd duidelijk dat die tafel gereserveerd was (maar er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op) en wij er dus niet geacht werden te zitten. Jammer jôh (want er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op). Dus wij stechelen met de serveerster. Konden wij niet snel eten voordat de reservisten zouden komen? Hoe laat was er gereserveerd? Dat duurde nog een half uur. Was het mogelijk ons in dat half uur onze steaks te serveren? Dat was mogelijk. Dus vertrok zij naar binnen. Ze had haar kont nog niet net gekeerd, of de reservisten arriveerden. Dat waren geen reservisten, maar dertien man Nederlandse marechaussee, waaronder drie vrouwen.

Die waren terecht boos dat wij hun tafel bezetten (maar er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op). Maar niet op ons (want er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op). Wel op het personeel. Want er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op, en één van de dertien stoelen, door ons niet gebruikt, stond sowieso onoverdekt in de inmiddels weer teruggekeerde regen. Terecht geen zin hebbend in dit gezeik, taaiden de reservisti daarom af, richting nergens. Bleek ook later, toen we ze opnieuw hoopvol doch teleurgesteld langs ons tafeltje zagen schuiven, terwijl wij vanwege hun afwezigheid inmiddels wat uitgebreider aan het tafelen waren geslagen en wat lol trapten met het Portugese deel van de bediening (Schelden spreekt wat Portugees, en Swarts nog meer). Luxemburgse efficiency for you, deel 3.

Wie is die kniesoor? Als jij nou een foto maakt, en jij dan kijkt alsof je mij een standje geeft... Mijn hemel, daar zat een prachtige Indonesische aan vast zeg


Anyway, daarna togen wij naar het startterrein voor het avondfeest, en dat was wild. Tafeldansen, luid meezingen, veel bier, en veel hitsigheid - precies zoals het hoort. Bovendien kwamen wij, voor de deur ervan, Vandy van Geyningen tegen. Die liep dit jaar voor het eerst in uniform, als kanonnenvlees van de pantserinfanterie. "Hei Vandy, op stap met de beginnelingen?" - ik had van zijn Pa Albert namelijk eerder per mail vernomen dat hij de enige in zijn compagnie was die Diekirch eerder gelopen had (en dan nog wel op zijn twaalfde ook, haha), tot grote verbijstering van zijn bevelvoerende. Ja, prettig. Alleen kwam ik op dit feest tot mijn grote spijt niet Elisabeth Marquart-Scholtz tegen, die wel in Diekirch was (had ze mij gemaild, en had ik gisterenavond ook al vernomen van Grietje Vissers en Janny Beishuizen, uiteraard ook hier). Onprettig. Tegen de tijd dat ik, na een wel prettig lang gesprek met Astrid, wel Petra Vissers had gevonden (heel prettig), wist die me te vertellen dat Liz allang te bed was. Jammer, jammer, jammer. Maar niet anders.

Pomtietom, pomtietom Ja joepie joepie Yo! Yo! Yo! That's entertainment 'Officieel' 'entertainment'

Dus een taxi gepakt, die ruimhartig gedeeld met wat Nederlanders die naar een bijna onvindbare camping langs de Sûre moesten, en er uiteindelijk mee de Herrenberg opgereden. Ik nam die taxi omdat de rest al vermoeid afgetaaid was toen ik aan mijn zoektocht naar Liz begon, en die taxi was ook nog een belevenis. Want Diekirch kent maar 1 taxi-chauffeur, dus die draaide nu overuren onder de lammen. Maar wel een vriendelijke meneer, net als de wachtpost aan het begin van het startterrein die mij, terwijl ik op die taxi wachtte, uitlegde dat dat gezeik met die inschrijving niet nieuw was maar "ieder jaar hetzelfde". Blij dat ik het niet eerder merkte, en de les van deze dag. Die ik dus in mijn oren knoopte, voordat ik om twee uur in slaap viel.

Dag 3
De volgende dag liet Schelden, die de avond tevoren nog gebrald had dat hij dan "morgen wel weer 40" zou lopen opdat hij de bom-voor-de-twee-keer-twintig zou kunnen opstrijken, opnieuw verstek gaan - maar dit keer zonder gevecht. Helaas was hij niet de enige. Want ook Lourens Dinger startte vandaag niet. Die had namelijk ernstige last van zijn linker enkel, gevolg van zijn absurde hardloperij de dag ervoor. Ik vond het al zo onzalig. Maar, zoals ik tegen hem zei, daar valt niet tegenop te coachen. Dan had ik tegen hem moeten zeggen "Jij moet langzamer lopen" en dan had hij, als Jonge Democraat, gezegd "Fok joe", beaamde hij nu ook. Dus dan maar goed dat-ie het op deze manier afleerde, en bovendien alsnog een prestatie, gezien zijn relatieve ongetraindheid. Beetje sukkelig, daarom, dat-ie zijn welverdiende bom niet eens afhaalde, later op die dag. Nee, hij bleef, met Schelden, ter kazerne, terwijl wij met 2 man Soc. en 2 man SWOC de Herrenberg afdaalden voor de tweede dag. Dat van die negertjes hè? Toen waren er dus nog vier.

Ons verblijf op de Herrenberg Flip Koster op het startterrein De Gisser in Colditz


Dat was natuurlijk op zich wel aardig, want zette onze eigen prestaties zeker een zekere luister bij. Maar die moesten dan wel eerst nog geleverd worden, en dat zou vandaag niet mee gaan vallen. Want vandaag was een Diekirch-dag zoals ik mij Diekirch herinnerde: bloedheet, met brandende zon onder een strakblauwe hemel. En die tweede dag is niet bijster lichter, qua zwaarte van het parcours. Bovendien hadden Raymond en ik allebei last van dat laatste stukje hardlopen de dag ervoor - met dank aan de organisatie. Ik had een soort van vreemde zweepslag in mijn linkerbeen, zo'n 'zwiejoewie'-gevoel elke vijf minuten, en de Gisser ontwikkelde in de loop van de dag een forse aanloop naar een peesontsteking linksvoor. Waarnaast wij, mede dankzij de nattigheid van de dag ervoor, ten prooi vielen aan blaren: de Gisser vier, ik drie.

Van Heijningen aan het ontbijt Opnieuw op weg De vaderlandse doedelzak Het bos in gestuurd Landsnake-splitsing, uniek voor Diekirch Rust van Nederlandse militairen


Maar we liepen 'm natuurlijk wel uit, langs prachtige vergezichten (dag 2 is de dag van die 'landsnakes' van menslinten, die zo uniek voor deze mars zijn, en zo prachtig door het landschap te volgen zijn als de 20 en 40-km afstanden zich splitsen), veel oude (Vandy, Jasper, Ralfie, Flip, Pro Libertate, de Nederlandse doedelzakspeler die ook zo onlosmakelijk met deze tocht verbonden is, en de 'vogelman' die bijna alles loopt en ook hier weer met zijn vriendin was) en nieuwe bekenden (vooral aan die laatste deelden wij ons versgemaakte visitekaartje met Soc.-embleem en site-adres uit), en die belachelijke laatste rust met dat verschrikkelijk slechte bandje. Daar bleven we, overigens aan onze eigen traditie getrouw, te lang hangen, al kwam dat deze keer door een terecht bezoek van de Gisser aan de EHBO-tent.

Vandy's pantserinfanterie Heet! Rivierrust Kotelettenpret Chielie krijgt les in flesfluiten Het eeuwig slechte bandje bij de laatste rust


Die liet zich daar voorzien van een ijspak op zijn scheen, en gunde dat een minuut of vijf inwerktijd voor hij het doorlopen (met dat ijspak in zijn sok en een extra ijspak voor na de finish op zak) verkoos boven het hier uitvallen. Inmiddels was het wel weer kort voor vijven, dus vreesden wij ernstig voor een herhaling van het eind van de vorige dag.

De Gisser, heldDie kwam er gelukkig niet. Niettemin zetten wij er een noodtempo in, in ganzenpas (lang, liever dan snel, dan kost het minder moeite en gaat het toch harder) en in gelijke tred (begeleid door een trance-opwekkend 'Umph, umph' van ons beiden). Uiteindelijk liepen wij zo, met zo'n 8 kilometer per uur, Diekirch's centrum binnen, waar wij onthaald werden op een vorstelijk applaus van een plein vol mede-wandelaars en sympathisanten, dat vooral de Gisser verdiend had. Op dat plein zaten overigens ook Schelden en Dinger, die ons aan hun tafeltje noodden, maar die wij voorbijliepen, omdat wij vreesden anders nooit meer in bezit van ons laatste stempel en de felbegeerde medaille te komen. Dat lukte wel, en aan de tevredenheid die dat opleverde deed zelfs het uiblijven van een laatste bier met Dinger en Schelden, die ten prooi vielen aan Harmhaast, want door hem en zijn Bitchin' Betty subiet ontvoerd werden naar Nederland zodra-ie ze gelocaliseerd had, niets af. Wij keerden wat later, met Middelkoop, geteisterd door files, terug in het land, en wisten het zeker: dit was een drama. Maar wel een heel mooi.

Mijn prosit, heren. Keurig gewandeld. Viborg wacht.