Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
15 juni 2003 36ste Marche de l'Armée, Diekirch Diekirch was dit jaar al een drama voordat we een voet verzetten. De onmin tussen van der Schelden en van Zijntergen, die tijdens de vorige editie zo hoog was opgelopen, speelde weliswaar geen rol meer, maar ik had het op me genomen deze keer de inschrijving, de reis en het onderkomen te organiseren en dat viel niet mee. ![]() Dag 1 ![]() ![]() ![]() Dag 2 Geheel verfrist stonden wij rond zessen op - geheel verfrist, op één onzer na, dan. Dat was, hoe kon het ook anders, Henk. Zo adamant als hij er de avond tevoren over geweest was dat hij absoluut het dorp in wilde om te zuipen (dat vergde namelijk en natuurlijk de opofferingsgezindheid van minimaal 1 BOB, hetgeen, in een groots en gewaardeerd gebaar, de bereidwillige Neumann werd), zo adamant was-ie er nu over dat-ie helemaal niks wilde. ![]() ![]() ![]() ![]() ![]()
Ik hoor het 'm nog zeggen. "Nee mannen, dit is niks voor mij." En ik maar denken dat-ie grapte. Niets bleek minder waar. De volgende rust, die ik met Dinger, Swarts en Middelkoop druipend van het zweet bereikte, in verder gezelschap van Belgin Shanti en de ook weer opgedoken Jasper Nales, bleek ook de laatste keer te zijn dat wij, als kwartet, nog iets van Neumann zagen. Die kwam namelijk met Schelden in de verte aanlopen toen wij er vertrokken - en bij de volgende rust, in het nog immer onvergelijkbaar mooie Vianden (om dat zo te houden is men wijselijk begonnen met een restauratie van de burcht, blijkens de kraan, ernaast), was Raymond de enige die zich na een minuut of vijf bij ons voegde. Vlak daarvoor had Marco ons gebeld om zijn uitvallen te melden. Een wijze beslissing, want met zijn structurele vermoeidheid en net zo structurele ongetraindheid was het natuurlijk een Godswonder dat-ie die eerste 12 kilometer, met twee inderdaad heel zware bulten, überhaupt wegtikte - niets dan respect voor Neumann, derhalve. ![]() Dat kan beslist niet gezegd worden van de Gisser die, eenmaal alleen, de afstand tussen ons en hem in no time dichtwandelde naar hier. Of van Harm, Jan en Lourens, die wij bij deze rust voor het laatst zouden zien. Want dat begrip 'Harmhaast', dat ik al eerder in dit verslag introduceerde, kreeg hier beklijving, wat mij betreft. Die man, die ik ook al niet voor niets eerder 'hoogpolig wandelmongool' noemde, loopt net zo hard als zijn auto de heuvel optrekt. Zwaar belachelvol. In géén tijd nèrgens meer te bekennen. Dat die Middelkoop meetrekt, dat volg ik dan wel weer. Eens een commando, altijd een doorbijter, per slot van rekening. Maar dat Lourens dat als eersteling flikte, daar begreep ik geen reet van. Gelukkig zou de wereld wat dat betreft uiteindelijk weer worden zoals-ie hoort te zijn. Maar laat ik niet vooruitlopen op de zaken. ![]() Die humor, die zou ons nog diensten bewijzen. Want wij teerden er al spoedig op, toen terwijl wij met Jasper een heuvel optrokken het bos in, zich een donderend noodweer aankondigde. Dat komt, in de Ardennen, en zeker na zulke drukkende hitte, doorgaans met een flitsknal van heb ik jou daar. Zo ook nu. En hoewel wij mannen van staal zijn, besloten wij dat we dat met die bliksem toch niet helemaal kosjer vonden, zo temidden van het bomige. Dus verscholen wij ons, met een vriendelijk tonronde, besnorde Belg, een dito Duitscher en een ogenschijnlijk Nederlandsch jongmensch, in het vooronder van een plaatselijk huis, waarvan de eigenaar ons geluk kwam wensen terwijl wij scholen, en inschatte dat dit zo'n 20 minuten zou gaan duren. Hem als autochtoon blindelings vertrouwend besloten wij, toen er inderdaad zo'n 20 minuten verstreken waren, en het onweder inderdaad richting ver leek af te reizen, tot doorlopen. STOM! Hadden we kunnen weten, want wij hebben altijd pech, tenslotte. Dus nu ook: we hadden nog niet net gezien dat we, de hoek om, een groot leeg weiland voor ons hadden weg te werken, of de regen stortte opnieuw bij bakken op ons neder. Daar sloegen wij ons natuurlijk manhaftig doorheen, met veel grafhumor. En ik vond het zelfs wel lekker om eindelijk eens geconfronteerd te worden met slecht weer - want ik had al drie seizoenen lang walgmazzel, wat dat betreft. Maar ik geloof dat Raymond hier voor het eerst in zijn wandelbestaan begon te beseffen dat er dingen zijn die zelfs hem kunnen verslaan. En de foto van zijn gebogen hoofd, die ik in dit stadium maakte, bleek dan ook tekenend voor zijn beleving van deze tocht. Ik wist dat natuurlijk al langer. 'Ka-nonne, wat een mars', schreef ik al eerder. En zo is het ook. De kanonnen van Diekirch, die moet je verdienen. Of, zoals Swarts aan het eind van deze dag zou zeggen: "Jo-ho, jo-ho, je krijgt het niet kado". Wat je wel cadeau krijgt (want dat komt gratis bovenop de hel waarvoor je betaalt), is een fan-tas-tisch mooi land om doorheen te lopen, met hele vriendelijke mensen erin, hoe inefficiënt ze ook bleken te zijn, dit jaar (ik geloof dat het meer geluk dan wijsheid is dat ik dat niet eerder merkte). Op die inefficiëntie bestaat overigens een uitzondering. Die heet Georges, en is de waard van Pompjeen Bastenduerf. ![]() ![]() ![]() Nou hadden we dus die kilometer foutgelopen, en was dat volgende controlepunt slechts een paar honderd meter verderop, dus dat kon allemaal nog en deden we zonder morren. Maar toen wij er daar eenmaal weer uitgelaten waren, en weer verder mochten lopen nadat ons verzocht was "vooral voort te maken, omdat de stempelpost bij de finish om vijf uur dicht hoort te gaan" maar ze "die dan bij wijze van uitzondering wel een uur langer open" zouden houden, en wij dus voortmaakten, in gezelschap van Jasper en het optilsoldaatje, werden wij, godbetere, nòg twee keer klemgereden, en werd ons nòg twee keer dat "Einsteigen!" toegevoegd. Geen haar op ons hoofd zeg. FLIK-KER GOD-VER-DOM-ME OP, KANKERRANDDEBIELEN! ZOEK EEN GOD-VER-FOK-KING BAAN! GA JE MOE-DER PES-TEN! Ze niet alleen botweg negerend, maar bij herhaling hunnerzijds ook nog luidkeels in Hoogduitsch uitscheldend, stampte ik daarom met de Gisser richting finish, in ijzig humeur, dwars door het centrum van Diekirch, en naar de laatste stempelpost, waar men dan gelukkig nog wel keurig ons kaartje knipte. Maar dat zal vast niet gegolden hebben voor de pakweg 150 wandelaars die nog achter ons op het parcours rondwaarden (want de bordjes 'controle' werden al verwijderd), EN DIE DAAR ALLEEN MAAR NOG LIEPEN OMDAT DIE INCOMPETENTE KUT-ORGANISATIE 'S OCHTENDS ZO LANG HAD GEDAAN OVER DIE KANKER-INSCHRIJVING EN ER GODVERDOMME GEEN ENKELE VORM VAN COMMUNICATIE TUSSEN DIE BALIEKNURFTEN EN DIE MILITANTE PARCOURSHUFTERS BESTAAT. DE GODVERGETEN VIN-KE-TE-RING, VOOR ZE ALLEMAAL! Je kunt me niet kwaaier krijgen. Vooral niet als het laatste deel van het parcours, waar men dus ook alvast de bordjes verwijderde, door de doolhof van het centrum van Diekirch leidt, en één van die 150 overgebleven wandelaars een Nederlands militair is die manhaftig strijd levert met zijn onlangs geopereerde en van spieren ontdane rechterhiel. Ik was daar, kortom, zo giftig van, dat ik niet alleen Astrid nauwelijks opmerkte, die langsreed in een busje vol door haar versierde Nederlandse militairen en mij vrolijk groette, terwijl ik in ijzige discussie verwikkeld was met een bordjes-verwijderende militair, maar ook geen behoefte meer voelde om Schelden dat voorgenomen glas bier in zijn smoel te mieteren naar aanleiding van het ochtendgebeuren - ik was inmiddels kwader op de organisatie dan op hem. Het werd daarom een vredig gebeuren, toen wij eenmaal met Swarts, Middelkoop en Dinger waren teruggekeerd op de Herrenberg. Daar vernamen wij van Schelden dat Neumann inmiddels was teruggereden naar Nederland (op zich logisch, maar des te verbazingwekkender en prijzenswaardiger dat Schelden er nog wel was), gingen Harm, Jan en Lourens een uurtje plat (waar zij ontdekt werden door de verbijsterde eigenaren van Harm's bed en het mijne, die daar echter in het geheel geen probleem van maakten omdat ze alleen wat spulletjes uit hun kastjes kwamen halen en er die nacht toch niet op gingen slapen, zodat wij er nog een nacht konden blijven liggen), en doken Raymond en ik vast onder de douche. Allen opgefrist togen wij daarna weer omlaag, voor het diner. Omdat Schelden, die middag, eindelijk de steak had genuttigd die hij de avond ervoor, wachtend naast de kerk in het centrum van Diekirch (terwijl ik en Harm slaapplaatsen regelden bij de wachten van het tentenkamp), al voorbij had zien komen op het tegenovergelegen terras, en er geweldige verhalen over vertelde, besloten wij die steak ook te gaan verwerken, en bezetten wij daarom zes van dertien kuipstoelen op het terras van Restaurant 'Um Grill'. Dat hadden wij nou niet moeten doen. Want toen wij eenmaal voorzien waren van drank, werd duidelijk dat die tafel gereserveerd was (maar er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op) en wij er dus niet geacht werden te zitten. Jammer jôh (want er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op). Dus wij stechelen met de serveerster. Konden wij niet snel eten voordat de reservisten zouden komen? Hoe laat was er gereserveerd? Dat duurde nog een half uur. Was het mogelijk ons in dat half uur onze steaks te serveren? Dat was mogelijk. Dus vertrok zij naar binnen. Ze had haar kont nog niet net gekeerd, of de reservisten arriveerden. Dat waren geen reservisten, maar dertien man Nederlandse marechaussee, waaronder drie vrouwen. Die waren terecht boos dat wij hun tafel bezetten (maar er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op). Maar niet op ons (want er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op). Wel op het personeel. Want er stonden geen bordjes 'gereserveerd' op, en één van de dertien stoelen, door ons niet gebruikt, stond sowieso onoverdekt in de inmiddels weer teruggekeerde regen. Terecht geen zin hebbend in dit gezeik, taaiden de reservisti daarom af, richting nergens. Bleek ook later, toen we ze opnieuw hoopvol doch teleurgesteld langs ons tafeltje zagen schuiven, terwijl wij vanwege hun afwezigheid inmiddels wat uitgebreider aan het tafelen waren geslagen en wat lol trapten met het Portugese deel van de bediening (Schelden spreekt wat Portugees, en Swarts nog meer). Luxemburgse efficiency for you, deel 3. Anyway, daarna togen wij naar het startterrein voor het avondfeest, en dat was wild. Tafeldansen, luid meezingen, veel bier, en veel hitsigheid - precies zoals het hoort. Bovendien kwamen wij, voor de deur ervan, Vandy van Geyningen tegen. Die liep dit jaar voor het eerst in uniform, als kanonnenvlees van de pantserinfanterie. "Hei Vandy, op stap met de beginnelingen?" - ik had van zijn Pa Albert namelijk eerder per mail vernomen dat hij de enige in zijn compagnie was die Diekirch eerder gelopen had (en dan nog wel op zijn twaalfde ook, haha), tot grote verbijstering van zijn bevelvoerende. Ja, prettig. Alleen kwam ik op dit feest tot mijn grote spijt niet Elisabeth Marquart-Scholtz tegen, die wel in Diekirch was (had ze mij gemaild, en had ik gisterenavond ook al vernomen van Grietje Vissers en Janny Beishuizen, uiteraard ook hier). Onprettig. Tegen de tijd dat ik, na een wel prettig lang gesprek met Astrid, wel Petra Vissers had gevonden (heel prettig), wist die me te vertellen dat Liz allang te bed was. Jammer, jammer, jammer. Maar niet anders. ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() Dus een taxi gepakt, die ruimhartig gedeeld met wat Nederlanders die naar een bijna onvindbare camping langs de Sûre moesten, en er uiteindelijk mee de Herrenberg opgereden. Ik nam die taxi omdat de rest al vermoeid afgetaaid was toen ik aan mijn zoektocht naar Liz begon, en die taxi was ook nog een belevenis. Want Diekirch kent maar 1 taxi-chauffeur, dus die draaide nu overuren onder de lammen. Maar wel een vriendelijke meneer, net als de wachtpost aan het begin van het startterrein die mij, terwijl ik op die taxi wachtte, uitlegde dat dat gezeik met die inschrijving niet nieuw was maar "ieder jaar hetzelfde". Blij dat ik het niet eerder merkte, en de les van deze dag. Die ik dus in mijn oren knoopte, voordat ik om twee uur in slaap viel. Dag 3 De volgende dag liet Schelden, die de avond tevoren nog gebrald had dat hij dan "morgen wel weer 40" zou lopen opdat hij de bom-voor-de-twee-keer-twintig zou kunnen opstrijken, opnieuw verstek gaan - maar dit keer zonder gevecht. Helaas was hij niet de enige. Want ook Lourens Dinger startte vandaag niet. Die had namelijk ernstige last van zijn linker enkel, gevolg van zijn absurde hardloperij de dag ervoor. Ik vond het al zo onzalig. Maar, zoals ik tegen hem zei, daar valt niet tegenop te coachen. Dan had ik tegen hem moeten zeggen "Jij moet langzamer lopen" en dan had hij, als Jonge Democraat, gezegd "Fok joe", beaamde hij nu ook. Dus dan maar goed dat-ie het op deze manier afleerde, en bovendien alsnog een prestatie, gezien zijn relatieve ongetraindheid. Beetje sukkelig, daarom, dat-ie zijn welverdiende bom niet eens afhaalde, later op die dag. Nee, hij bleef, met Schelden, ter kazerne, terwijl wij met 2 man Soc. en 2 man SWOC de Herrenberg afdaalden voor de tweede dag. Dat van die negertjes hè? Toen waren er dus nog vier. Dat was natuurlijk op zich wel aardig, want zette onze eigen prestaties zeker een zekere luister bij. Maar die moesten dan wel eerst nog geleverd worden, en dat zou vandaag niet mee gaan vallen. Want vandaag was een Diekirch-dag zoals ik mij Diekirch herinnerde: bloedheet, met brandende zon onder een strakblauwe hemel. En die tweede dag is niet bijster lichter, qua zwaarte van het parcours. Bovendien hadden Raymond en ik allebei last van dat laatste stukje hardlopen de dag ervoor - met dank aan de organisatie. Ik had een soort van vreemde zweepslag in mijn linkerbeen, zo'n 'zwiejoewie'-gevoel elke vijf minuten, en de Gisser ontwikkelde in de loop van de dag een forse aanloop naar een peesontsteking linksvoor. Waarnaast wij, mede dankzij de nattigheid van de dag ervoor, ten prooi vielen aan blaren: de Gisser vier, ik drie. Maar we liepen 'm natuurlijk wel uit, langs prachtige vergezichten (dag 2 is de dag van die 'landsnakes' van menslinten, die zo uniek voor deze mars zijn, en zo prachtig door het landschap te volgen zijn als de 20 en 40-km afstanden zich splitsen), veel oude (Vandy, Jasper, Ralfie, Flip, Pro Libertate, de Nederlandse doedelzakspeler die ook zo onlosmakelijk met deze tocht verbonden is, en de 'vogelman' die bijna alles loopt en ook hier weer met zijn vriendin was) en nieuwe bekenden (vooral aan die laatste deelden wij ons versgemaakte visitekaartje met Soc.-embleem en site-adres uit), en die belachelijke laatste rust met dat verschrikkelijk slechte bandje. Daar bleven we, overigens aan onze eigen traditie getrouw, te lang hangen, al kwam dat deze keer door een terecht bezoek van de Gisser aan de EHBO-tent. Die liet zich daar voorzien van een ijspak op zijn scheen, en gunde dat een minuut of vijf inwerktijd voor hij het doorlopen (met dat ijspak in zijn sok en een extra ijspak voor na de finish op zak) verkoos boven het hier uitvallen. Inmiddels was het wel weer kort voor vijven, dus vreesden wij ernstig voor een herhaling van het eind van de vorige dag. ![]() Mijn prosit, heren. Keurig gewandeld. Viborg wacht. |