Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

26 november 2000

Van Grens tot Grens over de Grens: Arnhem-Rhenen

Etappe 2 van 'Van Grens tot Grens over de Grens' (zie het verslag van etappe 1 voor meer info) voerde de Academische Wandelsoc. van Arnhem naar Rhenen. De Wandelsoc., dat is in deze Erik 'Max' Max (terug van veel te lang weggeweest, tegen wil en dank vervanger van de onvervangbare van Prijzen), Jochem Prakke (held van het huzarenslag), Rob van Driel, Henk van der Schelden en uw enig verslaggever.

En zij hadden een onvergetelijke dag, vol van historie. Dat begon al op weg naar dat vermaledijde Arnhem, waar ik met Prakke, Schelden en Max heenreisde. Al op station Utrecht had Schelden een grenzeloos grote bek, en dat werd in de trein nog erger, waar hij een groep Spanjaarden hun viool ontfutselde, om er vervolgens 'Zie ginds komt de stoomboot' op te spelen. Niet eens vals, maar toch tot groot ongenoegen van een meereizende meneer, die keurig vroeg of dat moest. Meneer: "Zeg Christus, moet dat?" en, schouderophalend in de richting van Max, Prakke en mijzelf: "Sja, hij wil toch bij zijn achternaam aangesproken worden?" (Schelden had dat net gezegd in antwoord op mijn "Jezus, moet je nou kijken").

En in Arnhem, waar wij van Driel (vers ontsnapt uit een Gorkums fort) ontmoetten, werd die dag al snel onvergetelijker. De Frost-brug was helaas niet weggelopen in de tussentijd. Maar wij herinnerden ons de vorige ontmoeting als was het gisteren (want wij vergeten nooit wat, wij zijn hoogst mafiosig, daarin), dus deden we het kreng de grootste belediging aan die we konden verzinnen, en begonnen we de tocht op de Mandelabrug.

Van daaraf ging het over de Rijndijk richting Heteren. Dat is een heel mooi stuk, moet ik zeggen. Max klaagde zich de rambam over het feit dat de tegenovergelegen oever mooier was, en daar had-ie gelijk in, maar als je er loopt kun je hem natuurlijk niet zo mooi zien als van de overkant, en trouwens, van gras en altijd groener, meneer. Blijft staan dat die middeleeuwse kerk bij Westerbouwing, in de groene uiterwaarden, een van de mooiste plaatjes in ons land moet zijn.

En die plek is sowieso mooi. Ertegenover staat namelijk het monument voor de Canadese en Britse genietroepen. Die redden daar in de nacht van 25 op 26 september 1944 een groot deel van de onder zwaar vuur liggende Poolse en Britse para's, die zich op de andere oever aan het doodvechten waren tegen een overmacht van de bezetter. Omdat de para's in het nachtelijk duister niet konden zien WIE ze redde, hebben ze in een later stadium dit momument opgericht als dank (gedetailleerder uitleg vindt u hier). Grappige anecdote: een van mijn neven van moederskant heeft ooit nog gefigureerd in de film 'A bridge too far', waarin hij 1 van de te redden para's moest spelen door met bepakking de Rijn over te zwemmen. Dat heeft-ie gehaald, want mijn neef is een kranig mensch.

Prachtige plek voor een bammetje, kortom, en voor Max om te pissen, dat spreekt vanzelf. En weer waaide het hard. De parallel met etappe 1 was daarom griezelig duidelijk, al was het weer vandaag beter (en was Max zo slim om IN het bushokje te gaan pissen, anders had-ie hier als koe gestaan, tenslotte).

Daarna fluks verder de Drielse Rijndijk af. En nog steeds bleef de regen uit. Dat was vreemd, want die was voorspeld, door Erwin, bij bakken, zei hij. Niets ervan dus. Wel, in de verte en rap naderend, de stuw bij Driel. Een indrukwekkend staaltje van Hollandsch Deltavernuft, en bovendien zo mooi weggelopen uit Jeff Wayne's War of the Worlds, vanwege die rode lichten op de witte staanders.

Luid zingende bereikten wij na een stevige tippel de gemeentegrens van Driel. Tijd voor een stevige fotosessie. Een roerend moment namelijk voor Rob, wiens voorvaderen (gedeeltelijk Pools, dus die geredde para's zijn kennelijk voortvarend van leer getrokken; zozeer zelfs dat het dorp er nog steeds tijdloos van is - de kerkklok kent geen wijzers) hier tenslotte vandaan komen. En Rob was hier ook op een andere manier volledig het haasje. Laat decorum maar aan Schelden en de Wandelsoc. over: op het plein voor de Nederlands Hervormde kerk te Driel werd drs. van Driel officieel welkom geheten in de Wandelsoc., en kreeg hij tijdens een bierovergoten ceremonie plechtig zijn uniform uitgereikt. Bovendien werd hij als huidig Benjamin van de vereniging die dag de eerste mascottedrager uit de roemruchte geschiedenis van de Soc., en mocht hij dus Fruity Barbie in ontvangst nemen en mee gaan dragen in de GSM-zak van de versgesteven Havep.

En zo zagen wij er al veel beter uit bij het binnentrekken van de dorpskern. Aldaar aangekomen in een hoogst aberratief etablissement, een Chinese snackbar met gewoon Hollandse snacks, namelijk, begroeven wij ons in patatten-met-mayo en smerige satésaus. Die onmiddelijke effecten had. Bleek, toen Prakke zich naar de plee begaf. Omdat er in Driel sinds de oorlog niets van belang meer is gebeurd moet het een opmerkelijk gezicht zijn geweest de overige leden van de Wandelsoc., plus de andere zondagsbezoekers, proestend en happend naar adem naar buiten te zien tuimelen. Ongewoon weerzinwekkend, die lucht, zelfs voor een geoefend lijken-aflegger als Schelden.

Gelukkig was de wind op de Drielse Rijndijk een stuk frisser. Bijna te, zelfs. En we gingen er teveel van krijgen ook. Want hoewel ons volgende doel, kasteel Doorwerth, hemelsbreed slechts een paar honderd meter van ons verwijderd was, ligt het toch echt aan de andere kant van de Rijn. En die bleek moeilijk bereikbaar. Jaja, dat zijn de mooie kanten van het wandelwezen. 'Had ik maar een vak geleerd', denk je dan. Dat van stuwwachter, bijvoorbeeld. Want die hadden een werelddag, dat lijdt geen twijfel. Prinsheerlijk gezeten in hun futuristische uitkijk op de andere oever, wakend over een oeverloos groot deel van des volks belastingcenten, waren zij namelijk via hun cctv (en waarschijnlijk ook via snood opgestelde richtmicri) getuige van de ontreddering die nu over de Wandelsoc. kwam.

Schelden en Driel bleken het crimineelst. Die stonden namelijk al aan de andere kant van het hek toen de rest hen tot beraadslagen dwong. En daar kwam geheel democratisch uit dat we de overtocht niet langs deze, juridisch afgesloten, weg gingen wagen. Al kan ik in mijn ervaring (en die van mijn waarde neef, maar dat is weer een andere dan die van het gezwem) de politie van dit schone rivierenland niet betichten van iets anders dan professionaliteit, toch is een spoedig weerzien met Fred en Harry niet mijn soort van optimale insteek in het leven.

En dus ging het, vloekend en tierend, langs de Drielse Rijndijk naar de brug bij Heteren. Driel: "En dan moet je dus OMlopen, hè, OMlopen. En dan moet je aan de andere kant van die brug dus TERUG, he, dus TERUG. En dan ben je bij dat kasteel, en dan draai je om, en dan moet je WEER terug. WEER terug, moet je dan dus. Hè. Weer TERUG. En dat gaan we DOEN." - zie hier de ware wandelspirit.

En zo geschiedde. Na een korte stop bij het Airborne-monument aan de voet ervan, liepen wij de uiterwaarden over (Driel nog steeds, geheel terecht, foeterend over het feit dat hij zijn 'eigen' stuw niet over mocht), en sloegen wij bij de vorkgaffelbocht rechtsaf richting Doorwerth. Daar aangekomen dronken wij tevreden koffie en bourbon in Theeschenkerij de Zalmen, op de binnenplaats van het kasteel. En daarna brachten wij een buitengewoon leerzaam bezoek aan de tentoonstelling 'Bah. Vieze opgezette beesten.' in het Museum voor Natuur- en Wildbeheer dat in het eigenlijke slot huist. Leerzaam, want ik had nooit geweten dat de lynx een dier is dat het liefst filtersigaretten rookt. Dat leerde Mijnheer Max mij, door de lynx te voorzien van rechts uit de bek stekende dezulke.

Afijn. Na het groepsportret, genomen door de vriendelijke cassière, ging de brand in een flinke joint (osseknos, wat lopen wij toch hard met zo'n handicap), en zetten Driel en ik er met meeroker Prakke een noodtempo in richting Midden-Aarde. Ja heus, want na het wederom kruisen van de snelweg naar Arnhem kwamen we op de heuvels bij Renkum terecht, en die bospaadjes, daar horen hobbits. Reden voor Rob en mij om onze ter Rhenense vergadering in te dienen motie 'de Hobbit-motie' te noemen. Waarover later meer.

Op dat heuvelige bospad hadden we overigens ook nog een erg prettige ontmoeting. Met een cross-country mountainbikende meneer, die ons met doodsverachting over de modderbanken passeerde bij invallend duister, en vrolijk toevoegde "Ja, er zijn nog grotere zotten dan jullie".

En aan de voet van de berg was ik terug in mijn jeugd. Want jarenlang verspilde ik heerlijke zondagen in de Renkumse bossen, toen ik daar met mijn neven maiskolven jatte (nou ja, probeerde te jatten - ik wist goddomme niet eens waar die kolf zit, aan zo'n pleurisplant), omdat mijn oom Gijs er toen nog woonde (die is inmiddels verhuisd naar Wageningen-Hoog). Mijn oom Gijs die overigens, na jaren mede-directeur van van Gelder papierfabrieken te Velsen te zijn geweest, met wat anderen Parenco oprichtte, de milieuvriendelijkste papierfabriek van ons land. En daar liepen we, na een korte stop bij de bushalte in Renkum (inderdaad, Prakke kende ALLE vertrektijden en nummers van die bussen uit zijn HOOFD) vervolgens langs. Ik ben nog nooit zo trots geweest op een lichtreclame. Want iedereen, inclusief de RvB van de fabriek, denkt natuurlijk dat die afkorting een samentrekking is van 'papier', Renkum' en 'company', maar dat is niet waar. Dit acroniem is namelijk verzonnen door een van mijn neven (oom Gijs heeft zes kinders en is multipel grootpapa). Die won daarmee de door de fabriek uitgeschreven wedstrijd, en heeft de familie keurig de ware achterliggende gedachte verteld: 'Parenco' staat voor 'Pa van Reenen, en Co.'. En dat die naam daar nog steeds in neon staat terwijl mijn oom allang met pensioen is, daar word ik nou blij van.

Maar goed, dat stuk langs die fabriek was verder minder prettig, omdat het door de berm van een snelweg moest. Vond Max, althans, want ik had reuze lol. Maar dat lag misschien aan de Red Bull, ietwat.

Of aan de regen, want die kwam hier voor het eerst, al was het een miezerig en kortstondig buitje. De laatste druppels van onze nekken glijdend, bestegen wij de Wageningse berg. Om vervolgens, na een wandeling door die letterlijke kopie van Aerdenhout, te arriveren bij het zonder twijfel meest aangrijpende monument van de dag: Hotel de Wereld, te Wageningen.

'Eerbied' is hier niet meer het juiste woord. Er gaat veel door je heen, als je als orangist en patriot voor het eerst in je leven op de plek staat waar ons volk de vrijheid heeft herwonnen. Hoogst emotionele momenten, van het kussen van de drempel van het Hotel tot het statieportret van de Wandelsoc., door een geweldig vriendelijke dienstdoende kellner (het Hotel was voor publiek gesloten, maar op verzoek mochten wij toch naar binnen) genomen ín de capitulatiezaal, diezelfde waar Foulkes en Blaskowitz onder het argwanend oog van Bernhard, Prins der Nederlanden, historie schreven.

Reden voor een drankgelag in het prima Academiecafé dat Wageningen rijk is. Waar Schelden overigens ruzie maakte met de huzaar, omdat Henk nog niet begreep dat dat zo hoorde, met al die pindapelsels op de houten vloer, en dat Jochem (geheel in zijn element) ze dus terecht flamboyant over zijn schouder wierp.

Van Wageningen ging het in aardedonker in een moordend tempo naar de voet van de Grebbeberg. Een heerlijk stuk strafstampen, waar Driel en ik beslist van opleefden, maar waarin Max, als diepgeoefend lange-afstandsloper (Max heeft de Camino gelopen, en dan leer je hoe belangrijk het is je eigen tempo aan te houden), nogal achteropraakte.

Dat gaf niet, want we wachtten hem gewoon op aan de voet van de berg. En toen ging het erover, en kwam er op de top een zoveelste aangrijpend monumentmoment. Een plek om bij stil te staan, die gedenksteen met dat prachtige gedicht van J.C. Bloem. Waar een klein volk groot kan zijn: de schreeuw van de leeuw. Maar dan zonder Paul, Godzijdank.

Afdalende bereikten wij de gemeentegrens van Rhenen. Daar werd ik door de rest van de Wandelsoc. gepast welkom geheten en mocht ik het avondpraesidiaat overnemen. Dat verliep verder rustig. Buiten een bizar incident in Het Filiaal, oorspronkelijk ons etablissement van keuze, waar de ambiance echter scherp bleek te contrasteren met die tijdens Schelden's verkenningstocht. We keken dus verder, maar hadden dat bijna zonder Max gedaan. Want die vond die ambiance zo kut, en zat er inmiddels zo doorheen, dat-ie nog nauwelijks een stap binnen had gezet toen hij al riep dat hij 'wel alleen verder ging' en wij wel konden blijven zitten. Tssssk. Niks ervan, dikke. Samen uit, samen Rhenen.

Dus dat werd de Koning van Denemarken. Alwaar wij een prima barmaaltijd nuttigden, elkaar gelukwensten met weer een blaarloze etappe, en de Hobbit-motie ter tafel brachten. Daarin verzochten Driel en ik (mede namens ons nieuwste vrouwelijk lid, Dame Larisa) om verherverplaatsing der tochten naar de zaterdag, met het oog op maandagwerk. Maar omdat bleek dat Schelden dan echt niet meer mee zou kunnen lopen wegens zaterdagsarbeid, stemde ik uiteindelijk tegen mijn eigen motie en werd ze daadkrachtig verworpen. Niettemin blijkt Schelden een scherp luisteraar, want de herkansing van etappe 1 is gepland op een zaterdag.

Al met al was dit, de tweede etappe van Van Grens tot Grens over de Grens, in velerlei opzicht weliswaar een zware wandeltocht, maar ook een heel bevredigende.

Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Katwijk wacht.