Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

22 september 2003

4. Int. IML 3 Tage Einhornmarsch, Seefeld

Ik snapte er al geen zak van. Op de site van de Einhornmarsch repte men van, naast 10-, 20- en 30 km Wanderungen, per dag een 42 km 'Marathon'. Dus ik denken dat ze het over rennen hadden, maar mij wel ernstig afvragen over welk soort mongolen ze het dan zouden hebben, want rennen over de Alpen, dat kan (ik had het, ooit in Zwitserland, 1 iemand zien doen, in kort sportbroekie en Nikes, maar die zag er dan ook uit als een voor de lol ff bijtrainende commando-in-actieve-dienst), maar is niet voor normale mensen, met een verstand enzo. Daarom dacht ik dat het voor ons de Wildmoos-, Lärchenwald- en Karwendel-wanderungen zouden worden, van 30 km elk, als langste normaal te lopen afstand.

Met dat in gedachten reed ik, met Lourens E. Dinger, op donderdag 18 september, 's ochtends in alle vroegte (maar later dan gepland, omdat ik te laat wakker werd en Lourens zijn paspoort vergat), met de trein naar Arnhem, alwaar wij op een hevig verbouwd wordend station werden afgehaald door Swarts, Harm, die ons vervolgens, samen met de ook op Arnhem gearriveerde Raymond de Gisser, naar zijn Audi loodste, en daar, met neef Anne-Jan Telgen, succesvol inpropte.



Kwestie van Harmhaast: want waar Lourens en ik, omwille van het comfort, nog geopperd hadden een bus te huren, trok Harm dat geenszins, omdat zijn Audi zovel sneller rijdt. Afijn, allang blij dat hij wilde rijden besloten wij er verder niet over te zeiken, en dus ging het in noodtempo, met hier en daar wat gierend bandenwerk-bij-dito-stops, door Duitsland naar Tirol. Dat was een emotionele zaak voor mij: want twee schoolreizen in het noordwest-Tirol dat rond Reutte ligt hadden een verpletterende en onuitwisbare indruk achtergelaten, ergens in de jaren '80 van de vorige eeuw.



Eenmaal in Seefeld bleek het uiteraard geen gelijksoortige ervaring, want allemaal net even anders te worden. Het zuid-Tirol om Seefeld heen is namelijk zeer beslist zeer indrukwekkend van schoonheid - maar wel anders dan dat noordwestelijker stuk, waar de bergen scherper, en de aanblik ruiger zijn. Een aardiger, zachtaardiger Tirol, kortom. Bovendien bleek, in de WM-halle (veel van de faciliteiten in Seefeld hadden aan de Winterspelen gerelateerde namen, gevolg van het ooit houden daarvan in het nabijgelegen Innsbrück), dat het heel anders zat met die 'Marathon': die heette namelijk alleen maar zo vanwege de afstand, die even groot is als. Het ging hier, derhalve, om de grootst mogelijk normaal te lopen afstand, en omdat de Wandelsoc. altijd kiest voor de koningsafstand, kozen wij die (zelfs Lourens Dinger commiteerde zich eraan, met een wat benepen "weten we dat zeker?", terwijl Harm me ronduit verrot schold omdat ik ervoor ging).



Wat later zou Harm me er overigens alsnog voor bedanken, omdat we anders gemist hadden wat de 30 km-ers nooit zagen. Maar dat kwam later. Eerst boekten wij, vanuit de hal van de WM-halle, kamers in Hotel Helga. Dat was toeval, want die dame achter de balie in de WM-Halle verdeelt gasten over alle hotels in Seefeld, en Seefeld bestaat, op wat winkels en huizen van in botbreuken gespecialiseerde doktoren na, vrijwel volledig uit hotels en pensions, maar wij hadden er zware mazzel mee. Want Hotel Helga, dat bleek een uiterst vriendelijk familie-hotel, gerund door, naast Oma Helga, met name haar dochter en schoonzoon.



En die zijn het soort van personeel dat je je alleen maar kunt dromen. Volkomen correct, discreet, bui-ten-ge-woon vriendelijk, en met een volstrekte 'klant is koning'-instelling. Als ze iets niet direct voor je beschikbaar hebben (een halve gevulde hertereet, een glanzend zwarte Porsche voor een toertje rond de stad, een prettige dirndl callgirl) dan hoef je het maar te zeggen en is het er vijf minuten later alsnog. En dat hotel zelf is ook nog eens prachtig, naast erg goedkoop. Wij betaalden er, in dit dalseizoen, €37,- de man per nacht, sauna en minibar niet meegerekend. In een ruime tweepersoons-kamer beland met Raymond, met fraai uitzicht op de omringende bergketens, vond ik dat het allemaal veel slechter had gekund, en maakten wij, na kwartier, ons tevreden op voor het avondeten.



Dat genoten wij vervolgens op het terras van een hotel-restaurant in het nabijgelegen stadscentrum (Hotel Helga ligt aan de Haspingerstrasse 156, en dat is hooguit vijf minuten lopen ervandaan), waar bediening en voedsel van dezelfde kwaliteit, zo niet nog beter dan in Hotel Helga waren - wij zouden er daarom niet voor de laatste keer eten. Maar vanavond at ik er eendeborst, en dat was mij een feest, zoals ook de rest van het voedsel de anderen zeer beviel. Om nog maar te zwijgen over het bijgaand bier. Vooral Harm had het heerlijk, grijnzend vanachter zijn Hefe Weizen.

Dag 1
Seefeld is verder een vreselijk oord, totaal duur ski-gebied, met etalages die vooral volliggen met het soort van kristal en uurwerken dat veel te dure blonde bimbo's hoort op te leuken. Kan zo in een Bond, en dat geldt ook voor het over de parkeerplaatsen verspreid wagenpark, dat bijna volledig uit de duurdere Audi's bestaat. Wèl lachen, erg zelfs: de Ferrari-renschoenen, met compleet bijpassend 'Ik lijk net Michael Schumacher'-pak. Te duur om voor de grap aan te schaffen, dat wel, want anders hadden we dat gedaan. Maar goed, die afschuwelijkheid van het dorp konden we prima hebben. Het is tenslotte best leuk eens te doen alsof je de miljonair bent die je niet bent, en dat zonder navenant te spenderen. Bovendien bleek, de volgende ochtend, het ontbijt, genoten onder de bloedende Christus in het ervoor gereserveerd kamertje (er is ook nog een dinerzaal, maar daarvan maakten wij gedurende ons verblijf geen gebruik), van eenzelfde kwaliteit als de rest: om zes uur speciaal voor ons klaargezet (de gewone ontbijttijd in Helga is 0800, maar wij moesten tussen 0600 en 0730, dus om 0700 starten) waren alle ingrediënten (zo werd ons door de waard uiteengezet) vers betrokken van boeren in de omgeving, en werden, terwijl wij al aan het Oostenrijk zo eigen zuurdesembrood zaten, de witte kaiserbrötchen zelfs nog hoogstpersoonlijk door hem voor ons bij de bakker betrokken.

Fantastisch, en een prima basis voor wat nu komen ging. Samen met het overal in Europa al jaren bij alle wandelmarsen aanwezige Japanse dametje direct scherp omhooggemieterd de berg op, doorheen het dorp, leek deze tocht heel even op een opgeschopte versie van de Berner Zweitage. Die indruk bleef nog even, want terwijl wij de prachtig bemiste Wildmoosalm optrokken, lag voor ons de steenpuist waar wij vandaag omheen zouden blijven lopen, en die ons rond met name het middaguur zou bestoken met zijn overdonderende grandeur. Dat had dus wat weg van de blik op de Eiger en Jungfrau die zo karakteristiek is geworden, de laatste twee jaar, voor de Schweizerischer Zweitage.

Maar het verschil ermee werd ook snel duidelijk: want aan gene zijde van de Wildmoosalm wachtten ons nu eens niet Rivella en Knorr, maar himbeerthee, door de uitschenkende Klaus Kinski-lookalike sneaky voorzien van een kleine schnapps-bodem. Die thee zou overal op het parcours terugkeren: maar alleen bij Kinski zou-ie alcohol blijven bevatten, en die zou ons daar nog zeer mee verblijden, aan het eind van dag drie. Maar op deze eerste wandeldag liepen wij voorlopig verbeten verder, immers bevreesd voor de over deze mars uitgedeelde kwalificaties, door mij opgetekend uit de mond van mede-wandelaars in andere delen van Europa: mij was verzekerd dat deze mars boven de boomgrens zou lopen, en de zwaarste van Europa zou zijn. In beide feiten werden wij vandaag teleurgesteld, want de wandeling liep grotendeels vlak en door het dal.



Maar dat is tevens vers 2 aan wat dit een prachtige mars maakt: meer nog dan die te Diekirch, hieraan voorafgaand beslist kroonhouder in deze, in mijn beleving, is dit een schitterend opgebouwde mars. Die ene kleine waarschuwing aan het begin, die zou dat later nog blijken. Maar niet dus vandaag, al was vandaag al zwaar genoeg. Want hoewel ook de feitelijke verdeling van kilometri over de wandeldagen, als bij het beter soort marsen gebruikelijk, anders lag dan de 3x42 matrix, en wij dus heden minder, maar op de laatste dag beslist meer dan die 42 zouden lopen, had Lourens Dinger het er niet makkelijk mee. Maar zijn tactiek was wel verbeterd, want al doende leert men: waar hij zich in Diekirch uit de mars liep door op dag 1 als een debiel van leer te trekken, hield hij nu een uiterst kalm tempo van 4.5 km p/u aan, met om het uur een rust van 2 minuten. Met die constant dreigende tred sleepte hij zichzelf er, bot kankerend, uiteindelijk glansrijk doorheen. Maar dat wist-ie nog niet op dag 1, en aan het eind ervan durfde hij dan ook nog niet eens te denken aan meedoen op dag 2.



Dat was ook nergens voor nodig, overigens. Want, eenmaal via wat adembenemende uitzichten, een vreselijke trap omhoog door het bos, en de verloren wedstrijd van de plaatselijke FC het dorp weer binnengewandeld (na een eindedaagse stop-met-nudelsuppe-en-bier waar wij Harm weer tegen het lijf liepen, die tot dan toe ver vooruit was gestoken, en na wat opwandelen met Beau, vriendin Margriet en de prettige Belg die ons al eerder tegen het lijf liep), en wat bierdrinken in de WM-halle verder, genoten wij nu, alweer dankzij Harm, die naast Haast ook Comfort hoog in zijn vaandel heeft staan, van wat wij ons zouden gaan herinneren als een van de prettigste aspecten aan dit gebeuren: het municipaal zwembad, waartoe ons verblijf in Hotel Helga automatisch gratis toegang bood.

Fantastzaam, niet alleen omdat dat heilzaam plus is voor de getergde beenspieren, maar ook omdat het een verwarmd buitenbad met massagestralen en glijbaan kende (tot aller hilariteit misbruikt door een vadsige Duitscher, een bommetje van zichzelf), met uitzicht op de omringende bergketens en wat fraaie badjuffrouwae. Lourens trok dat overigens allemaal in het geheel niet meer, dus die lag, na een warm bad, allang te pitten toen wij in Hotel Helga de sauna betrokken. Dat bleek een dom idee. Want naast Haast en Comfort, heeft Harm ook Pestpret hoog in zijn vaandel staan.



En hij kan nou wel zeggen dat zo'n schep koud water op de hete keien de temperatuur uiteindelijk doet dalen, in zo'n sauna, maar het feit blijft dat ik net zo hard doodging als mijn tien jaar trouwdienstige waterproof zwartswatch, toen hij ons tot twee keer toe de adem benam met wolken ramstoom. Proestend en naar adem snakkend tuimelden wij er dus uit - maar ontspannend was het desondanks, en de spieren voeren er wel bij.



Wij besloten, tezamen met de inmiddels weer wakkere Dinger, daarom tevreden deze eerste dag, met een hernieuwd dineren bij hetzelfde restaurant, en daaropvolgend aftafelen met koffie en ijscoupes bij de plaatselijke, door jonge Italiaanse meisjes gerunde Segafredo, tegenover het Casino. Prettig, prettig, prettig.

Dag 2
De volgende dag ging voortvarender van start dan de voorgaande. Eerst nog wat vlak door het dal getrokken, werden wij plots de boshelling opgestuurd, zodat wij alsnog, na een daaropvolgende scherpe afdaling, dampend bij de eerste theerust arriveerden. Daarna ging het door, met een akelig scherp hellingkje door een wegtunneltje, op weg naar het bos. Daar eenmaal doorheen, bleef het vlakkig tot een prettige boerderijrust - maar daarna begon de pret. Langs twee afgrijselijke (en afgrijselijk lange) hellingen omhoog, de tweede aanzienlijk steiler dan de eerste, werden wij effectief afgemat.

Uiteindelijk, echter, mochten wij tevreden afbieren in de WM-halle, waar wij Dick Okkerse en vriendin, aftrainend na Arenzano, tegen het lijf liepen. Dick is de 'man-met-het-vogeltje', die wij van zoveel andere marsen, maar met name Diekirch, kennen. Hij had dat vogeltje, normaliter in stoffen vorm op een bescheten schouderviltje zittend, ditmaal voor de tweede keer in successie vergeten, maar ook zonder vogeltje bleek hij een prima gesprekspartner voor de loopgesloopte Lourens Dinger, immers ook vlieggek (Dick dient op vliegbasis Twente, moet u weten, en heeft de mazzel met pensioen te mogen voor de sluiting).



Prettig doorbierd, daarom, meldden Lourens en ik ons vervolgens tevreden in het zwembad, waar de rest al lang en breed in lag. Omdat we inmiddels flink laat waren, besloten we de sauna over te slaan, en vervoegden wij ons, na het eten bij weer hetzelfde restaurant als de afgelopen twee dagen, in de WM-halle, waar voor €4,- extra toegang, een Tiroler Fest begon voor, naast een helft van de wandelaars (het vreselijker deel, zult u begrijpen), veel autochtonen. Met waldhorn, lederhosen, polonaise en veel jolijt, kwam de Alpengaudi van de Inntaler als een warm bierbad over ons heen. Tot verbijstering van Harm, maar uiteindelijk grote jolijt van niet alleen de bestaarthoede bekende Blarentrapper, die het op een feestelijk linedancen zette, maar ook ons allen, en dan met name Anne-Jan Telgen, die ons vermaakte door een dansende dame-op-leeftijd aan haar danspartner te ontroven door eens lekker af te tikken.



Buitengewoon hilarisch, maar bijna overtroffen door wat ons intussen ook nog overkwam: twee hoogblonde jonge dames, die naast fraai ook leep bleken. Want zij verkochten een vreselijke CD, met daarop allemaal toepasselijke Oostenrijkse Wanderlieder, waarvan het ergste, 'Auf geht's zur Olympiade', gezongen door Anni Jäger, er maar liefst drie keer opstaat, waarvan 1 keer in het Engels, als 'Let's go to Olympiade'.

Maar die CD is wel net zo slim als de dames die 'm verkochten, want er staat ook nog een, tijdens de Vlaggenparade in het Goffert-stadion opgenomen, versie van het Vierdaagselied op, kennelijk het gegeven indachtig dat driekwart van de bij de Einhornmarsch (dit jaar pas voor de vierde keer gehouden) aanwezige wandelaars Nederlands is. En die CD, daarvan verkochten zij er ons drie, maar liefst. Missie geslaagd, kortom. Mij heeft het bovendien dan weer aangezet tot het, bij thuiskomst, gaan produceren van vijf verschillende Wandelsoc.-CD's, waar weliswaar ook nog veel betere muziek op gaat staan, maar ook 'Auf geht's zur Olympiade' en deze versie van het Vierdaagselied. Met dewelke, luid op de Audi-audio, door de open ramen schallend terwijl wij door het centrum scheurden, wij vervolgens tevreden terugkeerden naar Hotel Helga, voor een welverdiende nachtrust.

Welverdiend, vooral voor Dinger, die immers dag twee had weten te overleven, en nu al positiever was over zijn deelname op de volgende dag, dan hij de avond tevoren was over vandaag - "Ik hoef alleen maar te starten", was zijn erover uitgesproken, opbeurende gedachte. Dat-ie dat zou doen, daaraan zei hij zelf nog te twijfelen, maar ik persoonlijk deed dat geen moment.

Dag 3
En ik bleek gelijk te krijgen, want ook de volgende ochtend was Dinger gewoon weer van de partij. Als verwacht, zoals ik al zei, maar daarom niet minder lovenswaardig en dapper. Die dapperheid zou van pas komen, want vandaag kreeg deze mars zijn wording: dit zou een zware dag worden. Begon-ie nog met een eindeloos, verontrustend dalend stuk rechtuit langs de bosrand naar Scharnitz (langs de spoorbaan en een vreselijk kitscherig nagebouwd sierpleisterkasteeltje, eigenlijk restaurant), en zat er in dat stuk al 1 waarschuwing in de vorm van een zeer steile klim na de tweede theerust, daarna kregen we eindelijk waar ik al die tijd zo op gehoopt had.



Langs de Karwendel, een onnatuurlijk aandoend prachtig blauwe rivier met akelig helder water, ging het steil omhoog over met keien verharde wegen, waarover ik mij, met Harm, tevreden een weg omhoog stompte, tot waar wij die Karwendel moesten oversteken. Over een prachtig gelegen houten bruggetje arriveerden wij bij het soort van paadje dat ik me nog herinnerde van mijn twee schoolreizen in noord-west Tirol: langs een 45-graden helling in langgerekte zigzag omhoog, constant klimmend over de boomwortels.

Omdat de zon zich inmiddels ook flink deed gelden (wij hadden sowieso belachelijke mazzel met het weer: waar veel wandelaars verbijsterd claimden dat ze nu "voor het eerst" konden zien "hoe mooi die bergen eigenlijk zijn", omdat het het vorig jaar vreselijk geregend had, alhier, was het nu al twee-en-een-halve dag wolkeloos blauw en bijna dertig graden) was dat een prettige beproeving. "Zijn jas ging stomen", sprak Harm later tevreden over mij, tegen de rest van ons gezelschap. Inderdaad, en ik was dan ook blij dat ik hier kon doen wat ik aangekondigd had te zullen doen, al op dag 1: want omdat ik probeerde mijn coaching van Lourens Dinger te voltooien, wilde ik hem deze tocht ook doorslepen, en omdat ik dat wilde, had ik op die eerste dag al verteld dat ik hem de eerste dag in de gaten zou houden, de tweede bij hem zou blijven, maar de derde, als hij maar startte, eerst eens zelf van leer te zullen trekken, en dan bij de eerste rust op hem te wachten, zoals ik dat de twee dagen ervoor bij iedere rust deed.

En zo kon ik mijn jas hier dus fijn laten uitdampen, in de drie kwartier dat ik op Lourens wachtte, en werd ik bovendien ingehaald door Anne-Jan en Raymond, die inmiddels ook flink aan tempo hadden ingeboet, want het niet meer zo makkelijk hadden. Vooral Anne-Jan was zich, in de eerste twee dagen, te buiten gegaan aan veel te hard lopen. Maar omdat hij niet door mij gecoached wordt (hij heeft al veel wandel-ervaring dus dat zou niet nodig moeten zijn, en bovendien acht ik die taak dan voorbehouden aan Harm, die hem immers als oom de Soc. binnengesleept heeft) liet ik dat op zijn beloop - dat had ik wellicht niet moeten doen, want bij thuiskomst zou blijken dat Anne-Jan een flinke peesontsteking had opgelopen, waardoor hij etappe 9 van 'Van Top tot Teen door Nederland heen' zou moeten missen. Hoe het ook zij, hier had hij het zwaar, en dus bleven wij, de rest van de dag, redelijk dicht bij elkaar in de buurt, totdat wij bij de voorlaatste rust, weer in Scharnitz, weer uit elkaar liepen.



Dat leek mij, aan de voet van een steile boshelling waarop wij, voor een nietsvermoedende, per ongeluk in ons konvooi belandde mede-Nederlander vrolijk het Wandelsoc.-lied zongen, en die ons van de boomgrens (waarop wij dan toch eindelijk gelopen hadden, aan de voet van de Goldene Einhorn waaraan deze mars zijn naam ontleent, al kwamen we niet boven die boomgrens uit) naar de brug over de Karwendel in het dorp bracht, verantwoord, omdat Dinger nu niet meer kon falen en de rest van het parcours bijna helemaal vlak en rechtuit liep.

Bijna helemaal dan. Want toen ik, eenmaal ontketend, in een noodtempo door het dal heen achter Harm aan gewandeld, doorweekt en dampend bij de boerderijrust arriveerde, waar wij eerder, op dag 2, van de andere kant waren gearriveerd, en daar diepgaand genoten had van zowel een heel groot glas bier als, voor de laatste maal, de 'Speziellthee' van die goeie ouwe Kinski-kloon, bevond ik mij in de 10 km-lus, en daarin ging het nog 1 keer bijzonder steil omhoog. Een passend eind aan een mars waarbij de organisatoren hun pogingen om deelnemers te weerhouden van het ophalen van dat prachtige blauwgele lintje en de bijbehorende IML-strip zowel prachtig opbouwen als verrassend timen.



Dat gaat ons natuurlijk in geen geval gebeuren. Dus dat gebeurde dan ook niet. Harm, die in zijn Haast inmiddels allang in zijn eentje in het zwembad lag, en ons ervan zou weerhouden hetzelfde te doen door te claimen dat het familiedag was en daardoor bovendien niet langer gratis inbegrepen bij ons hotelverblijf ter Helga (het kan, toegegeven, zo zijn dat hij gelijk had, maar wie gaat dat nou geloven, van een man die om zijn Haast bekend staat, wil gaan eten en bovendien toegeeft goed te zijn in valsspelen?), miste daardoor de glorieuze finish van Lourens E. Dinger op deze, zijn tweede officieel voltooide, en eerste meerdaagse mars.

Een grootse prestatie, en reden voor feest, dat dan ook uitgebreid gevierd werd, door hem, mijzelf, de korte tijd later ook gefinishte Anne-Jan en Raymond, onze vriend Kinski (die ik zo fijn kon bedanken voor zijn thee) en heel wat onbekende en bekende mede-wandelaars, waaronder, tot mijn onuitsprekelijke vreugde, Pieter Spaan! De besnorde reservist van de Limburgse Jagers, die ik voor het laatst vorig jaar in Diekirch zag, en die mij toen vertelde te lijden aan een ongeneeslijke ziekte, lijdt daar denkelijk nog steeds aan - maar was hier in volstrekt blakende toestand aanwezig. Dat deed mij deugd, bijzonder veel, zoveel zelfs, dat de vreugd erom niet meer verpest kon worden door wat helaas vervolgens gebeurde. Ik had namelijk een oog laten vallen op een van de vrijwilligersters, een zeer vriendelijke dame die ons al dagen van thee, en ter WM-halle van bier voorzag, dus toen ik, overigens tegen mijn zin, daartoe geforceerd door mijn mede-wandelaars, aan haar vroeg of ze zin had me later vandaag nog te zien, en zij daarop antwoordde dat haar "vriend dat niet goed" zou vinden, bood ik haar uiteraard mijn excuses aan voor mijn vrijpostigheid, en dacht ik er verder niet zoveel van - maar haar vriend wel. Want dat bleek een mesdragende Albanees, ook aanwezig, die dat mes duidelijk ging etaleren, in zijn achterzak, terwijl hij om ons heen de tafels opruimde.



Kinderachtig, onnodig en jammer (je zou tenslotte toch denken dat ik ook hem een compliment gemaakt had, met mijn vraag), maar gelukkig escaleerde een en ander verder niet. Wel was ik er kennelijk zo van slag van dat ik vervolgens zelf escaleerde. Dat gebeurde wat later, nadat wij, bij een ander restaurant dan tevoren, het overigens ook prima diner genuttigd hadden. Het vreemde ruzie-achtige karakter van deze middag werd daar eerst al voortgezet door een dame-met-hondje, die vond dat Harm haar beestje kneep toen hij het aaide, en daar nogal rabiaat van werd, hetgeen uiteindelijk leidde tot excuses van haar echtgenoot aan ons allen (en een later verzoek van Harm aan ons om hem "dat hondje even te brengen").

En daarna ontstak ik, toen wij wilden afrekenen, in totale woede omdat Harm mij naar mijn mening (die ik tot op de dag van vandaag overigens toegedaan blijf) een wisseltruc flikte. Niet dat hij me geld afhandig maakte, geenszins zelfs - maar de manier waarop er, met het door mij zojuist van Raymond geleende bedrag en het daarvoor in mijn portemonnaie nog overschietende geld werd omgesprongen was niet degene die gehoeven had, niet degene die ik wilde, en alleen degene die gebruikt werd omdat Harm snel wilde afrekenen. Luid scheldend op zijn pleurishaast liep ik daarom woedend een heel eind om door Seefeld, terug naar Hotel Helga, waar ik mij kokend te ruste legde. De volgende ochtend besloot ik dat mijn conclusie vooral was dat ik mij niet meer afhankelijk van anderen wil maken als ik dat kan voorkomen, herinnerde ik mij waar ik de pincode van mijn creditcard bewaard had, en liep ik in alle vroegte naar het dorp op en neer, zodat ik Raymond zijn geleende geld kon teruggeven nog voor ik het gebruikt had.



En hoewel wij die dag niet meer op het gebeuren terugkwamen (zo belangrijk was het tenslotte nou allemaal ook weer niet), en dus een prettige terugrit beleefden door Duitsland, met stop bij de McDonald's in Frankfurt, was dat nog niet het eind van het gezeik. Want op station Arnhem vrat de kaartjesautomaat hongerig mijn creditcard op, om zich vervolgens op 'buiten dienst' te zetten. En, eenmaal van de NS vernomen hebbend dat zo'n pas in zo'n geval vernietigd wordt en ik dus een nieuwe moest gaan aanvragen, reisde ik daarom maar briesend met Dinger naar Utrecht. Daar werden wij opgewacht door Schelden, die met ons wat bieren dronk in een Hoog-Catharijns stationscafé en ons daarna meetroonde naar zijn huis aan de Van Eechoudlaan, om er wijn te drinken en te overnachten.

En daar lulde Dinger, politicus als-ie is (hij is voorzitter van de defensie-commissie van de Jonge Democraten), mij zo'n verschrikkelijke slag in de rondte dat ik op een gegeven moment niet meer wist welke regels wij, als Wandelsoc.-bestuur, ooit hadden bedacht, en daarom onterecht met "dat klopt" antwoordde op zijn bewering dat hij nog geen lid was van de Wandelsoc., omdat-ie nog nooit had meegedaan aan een 'Van Top tot Teen door Nederland heen'. Maar de regels zeggen keurig, zoals dat ook hoort, dat meelopen met een van onze eigen tochten en het aanschaffen van het tenue het lidmaatschap constitueren, en aangezien het oefenparcours richting Katwijk een eigen tocht is, voldoet dat ook, en dus is Lourens wel degelijk lid.

Reden voor mij, daarom, om achteraf de website nog wat aan te passen, met het oog op de duidelijkheid, mijn welgemeende excuses aan Dinger en Schelden aan te bieden, Dinger te bedanken voor het mij dwingen tot het scheppen van helderheid in deze, en iedereen langs deze weg met klem te verzoeken om mij niet meer vlak na een tocht, en met anderhalve liter wijn in m'n mik, het hemd van het lijf te gaan vragen over procedurele zaken, omdat dat mijn nagenieten nogal verstoort en kan leiden tot onverkwikkelijk, en onnodig, gezeur. Nu goed. Ik troost mij met de gedachte dat dit allemaal niet alleen opgelost is, maar ook geleid heeft tot grotere duidelijkheid, en dat er toch iemand moet zijn die, zoals ik nu, de shit bouwt bij zo'n tocht, als Schelden er zelf niet bij is.

We zouden geen Wandelsoc. zijn, zonder. Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Aken wacht.