Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
18 april 2004 Van Top tot Teen door Nederland heen: Bemmel-Niftrik Wij waren ook al zo boos. Van actie komt reactie. Je kunt niet, na zoveel jaren, zomaar 10 km van een gewaardeerd wandelparcours afhalen - en dan verwachten dat niemand daar iets mee doet. Laat het gezegd zijn, dat de Wandelsoc. daar iets mee doet. Laat het bovendien gebeurd, opgevallen en vastgelegd zijn. Bij deze. Toen Marco's Polo mijn voorplein opreed, dacht ik nog dat alles perfect ging. Ik had, uren tevoren, keurig mijn parafernalia gerangschikt, en een zo optimaal mogelijke volgorde van aan te trekken kledingstukken en andere ornamenten bewerkstelligd, teneinde z.s.m. de pleiterik te maken. Ervaring leert, dat dat altijd vergeefs is. En dus stond ik daar, met alles, maar zonder mijn rijpapieren. Bijster nodig, wilde ik die Polo naar het Bemmelsche loodsen. Vond daarom ook Marco, die, bereidwillig als eeuwig, wachtte op mijn wederkomst. Die vond, vloekend en wel, spoedig plaats, waarop wij aftaaiden richting Dinger, Lourens E.. Die wat moei, maar wel adrem, reageerde op mijn telefonade buitenvoordeurs. Al snel bevonden wij ons te Breukelen, waar alles goed, maar de koffie beter leek te zijn - totdat ik ontdekte dat mijn camera niet was. Spoorslags bellen naar Buurman Bert, derhalve. Die mij kortelings het vinden van zowel camera als hoed, eromheen, wist te melden. Beiden, namelijk, achtergebleven op Polodak, en bij rigoreus optrekken mijnerzijds al snel daarvanaf, natuurvol. Terug naar Haarlem dus. Aldaar snel hernieuwd de pleiterik, en voordat wij het wisten opnieuw te Breukelen verarriveerd, wist Dinger, Lourens E., dat als enige wel. Die ging dus stemmig languit, en dacht er het zijne van. Slim, want de weg naar Bemmel was nog lang. Het afleggen daarvan verliep verder zonder noemenswaardige bijzonderheden, en dus zetten wij het, eenmaal ingeparkeerd op het dorpsplein, op een vrolijk lopen in het voetspoor van de rest van onze groep. Die zelf dat spoor al snel bijster bleek. Nog nauwelijks hadden wij de tegemoetkomende deelnemers aan de tweedaagse 'Pro Corpore'-tocht van de gelijknamige Wandelsportvereniging uit Gendt vriendelijk vaarwel gewuifd, of ons bleek, uit telefonisch contact, bij het viaduct over de snelweg naar Arnhem, dat Schelden en kornuiten daar verkeerd waren gelopen, en dus met een grote bocht richting Oosterhout trokken. Dat deden wij dus, door hard opstekende wind, onder een fris ochtendzonnetje, langs fleurige lentebloesems, linea recta. En nog voor Oosterhout werd duidelijk dat vandaag een aangrijpende dag zou worden, voor de Vierdaagselopers onder ons. Schelden zou, per slot van rekening, Schelden niet zijn, als-ie, nu het parcours van 'Van Top tot Teen door Nederland heen' eenmaal tot het Gelderse was doorgedrongen, niet het Vierdaagseparcours daarin verwerkt had. En nu, nog voor wij daar waren, diende het zich aan: want daar in de verte, aan gene zijde van lieflijke paardenweiden, verhief zich aan de horizon dat monstrueuze electriciteitsfabriekgedoedinges, zo bekend van de tweede Vierdaagsedag, als over de brug ernaast gewandeld wordt. Eenmaal in Oosterhout, dat prachtig verborgen Nederlands Hervormd dorp (bijna net zo goed verborgen als het nabijgelegen Slijk-Ewijk) aan de Waal, kwam dat Vierdaagsegevoel nog veel harder binnen - vanzelfsprekend. "Normaal staat hier controle", meldde ik Schelden, per GSM. "PER-ZIES!" was zijn antwoord. En dus naar links, die vermaledijde dijk op, naar Lent. Onwerkelijke sensatie, om daar met vol gestrekte pas, onder stormachtige wolkenluchten en felle lentezon, onbekommerd te kunnen schrijden. Slikkend traanbevechten ons deel, begroetten wij een uitgerekte stoet van Triumph Spitfires, bezig aan een rally-dag. De bestuurders groetten niet alleen vrolijk, maar ook respectvol terug, blijk gevend van bewustzijn, ten aanzien van onze wandelarij, en de diepgang daarvan. Niet vreemd ook, want binnen het Vierdaagseparcours is dit een van de meer legendarische delen. En we waren daarom ook zeker niet de enigen, die die dag de dijk bewandelden. In Lent hetzelfde overweldigende gevoel. "Normaal is het hier feest - en dan staat hier controle." Nu niet, maar dat mocht de pret in geen geval drukken, terwijl wij de oprit van de brug rondden en over de Waal op Nijmegen aanliepen. Aldaar troffen wij, op Plein 1944, in Grand Café Magnifique, de rest: Henk van der Schelden, Albert van Geyningen, Peter Weij, Marco Neumann, Raymond de Gisser, Fred Regts, Jan Middelkoop en Bert van Prijzen. Van, als voor ons te doen gebruikelijk, overvloedig eten en drinken voorzien door een ober-met-overduidelijk Hoogduitsch accent, die hier niet alleen niets van begreep maar bovendien de stellige indruk wekte helemaal niets te willen verkopen, en al he-le-maal niet aan zotten die het in hun hoofd halen niet één, maar twéé jus d'orange tegelijk te bestellen, doch veel liever zo snel mogelijk terug te willen, weg van dit ge-hobby, en terug naar zijn werkelijke dagtaak: het afschieten van weerspannige gevangenen in het kamp waar hij als Obersturmbahnführer de lakens uitdeelde (de van schrik door een ondergeschikte over de trap naar de toiletten uitgestortte pan hete tomatensoep-met-balletjes bleef daar dan ook gedurende minimaal de hele duur van ons bezoek rustig liggen, zorgend voor strompel- en glij-capriolen onzerzijds - en dat was logisch natuurlijk, want als je die ondergeschikte afschiet kan-ie de bende nou eenmaal niet meer opruimen), zetten wij het op een volsmakelijk afzeiken van elkander. Niet minder ònsmakelijke praktijk, per slot van rekening, dan het hebben liggen van die vloersoep. Daar eenmaal klaar, met zelfs het, gebruikelijke, gezeik, gehannes, geëtter en gemier over de hoogte van de te betalen persoonlijke rekeningen, hervatten wij onze bestorming van het Vierdaagse-parcours met een hoogtempige strafstamp over de Via Gladiola - althans, wat normaliter de Via Gladiola is. Heel vreemd, ook hier weer, om er te lopen zonder enorme mensenmassa's en... ...dansdiender Max, wiens kruispunt wij ditmaal achterlangs benaderden. Een hilarisch verhaal van Albert, over hoe hij mensenmassa's pleegt te bedotten door als eerste op een kruispunt te arriveren, maar dan niet op het knopje-voor-aanvraag-van-een-voetgangersoversteek te drukken (try this at home, kids!) verder, sloegen wij rechtsaf, naar Hatert. Daar staat normaal een tent, waar mensen werken, bij gebrek aan personeel. En toen wij dat luidop meldden ("Hier staat normaal een tent.") werd dat, vanaf diens balkon, hoofdknikkend bevestigd door een ingezetene. "Dat klopt!" Heerlijk. Onderwijl merkten wij overigens, niet in de laatste plaats aan deze ingezetene, dat wij met vlag veel reactie uitlokten, die echter beduidend vriendelijker was dan vroeger, toen wij geen vlag, maar louter onze uniformi droegen. Kennelijk stelt het de mensen toch wat gerust dat zo'n vlag geen hoekige symbolen bevat. En misschien was het ook wel daarom, dat, wat dieper in Hatert, Albert's broer Edwin noch blikte, noch bloosde, toen hij ons, met zijn vrouw Mariëlle en dochter Lisa, hartelijk ter hunner huize ontving. Maar het kan ook gelegen hebben aan de genen van de van Geyningens. Ik had niet gedacht dat er twee van konden bestaan van die Albert. Dat er meer waren die zo volstrekt laconiek, met dat leipvalse "Och..." kunnen reageren op wat dan ook. Maar jawel. En dàt-ie met "Och..." reageerde was ook nog eens verbijsterend omdat de Wandelsoc.-op-de-koffie natuurlijk je reinste cabareteske Philistijnerij is. Die koffie, overigens, smaakte uitstekend, met dito koekjes, terwijl Schelden de meute smakelijk verhaal deed van zijn ontslagname bij 's lands Posterijen (wat technisch een ontslag was, maar als je het zo bont maakt als hij, dan werk je daar wel bewust naar toe - en ik kan het weten). "Dus ik zeg: dat die verzameling NSB-ers hier zich als een bende makke schapen gewillig in de reet laat nemen door de Directie is hun zaak, maar in mijn aars vinden geen experimenten plaats." Lisa, intussen, bekeek met verbijstering Schelden's stafkaart - en gelijk had ze. Volstrekt verwonderlijk, dat je met zo'n kaart, die - dat is bewezen - al jaren niet meer strookt met de feitelijke situatie, waar dan ook komt; laat staan te Hatert. Maar het werd nog vreemder. Want ondanks die kaart, en nadat wij hartelijk afscheid hadden genomen van Edwin, Mariëlle en Lisa, kwamen wij zonder problemen weer op het Vierdaagse-parcours terecht, en liepen wij naar Winkelcentrum Hart van Hatert, waarbij wij fijn schuin over het grasveld afsneden, omdat dat tijdens de Vierdaagse niet mag. Daarna sloegen wij linksaf die brug over waar, vorig jaar, die prachtige aanloopfoto van de Wandelsoc. gemaakt werd, en aan de overkant weer linksom, naar de A73. Geen daadwerkelijk getoeter dit keer, maar wel in onze hoofden. Want eenmaal gehoord, vergeet je dat nooit meer. Net zomin, trouwens, als Ome Jan. Het talud af naar de kruising, immers, stonden wij op de plek die hij jarenlang innam, met megafoon, om wandelaars naar zijn koffie en karnemelk te koeioneren. Te vroeg verscheiden, is hij verleden jaar geliquideerd, naar algemeen, maar niet door ons, wordt aangenomen, wegens betrokkenheid bij afvalmafia. Wij nemen aan dat-ie afgemaakt is door een Vierdaagse koffiedrinker, want die koffie was niet te zuipen. Hoe het ook zij, we zullen hem missen, en daarom hielden wij ter plaatse een kleine herdenkingsplechtigheid, met toespraak van Bert van Prijzen, senior Vierdaagseloper onder ons. Van daaraf ging het in rap tempo, langs de Hatertse vennen, naar Gilwell St. Walrick, voormalig trainingscentrum van Scouting Nederland, en een vaste kwaliteitsrust onzerzijds, op de vierde en laatste dag van de Vierdaagse. Minder vreemd, voelde het hier - want Gilwell is een geliefde buitenplaats, en het was er dan ook, hoewel er geen sprake was van Vierdaagse, 'normaal' druk. De broodjes kaas en kroket achter de kiezen, zetten wij vervolgens koers naar het einddoel van vandaag. De weg daarheen, rond de rand van Wijchen, was nog lang, dus hadden wij ampele tijd tot overdenken. Niet slechts van de route, die ons nu zo hier en daar wat problemen opleverde, omdat die brede straten er nu eenmaal anders uitzien als ze niet aan het eind met dranghekken zijn afgesloten, maar ook van waar die heenleidde. Moeder Natuur, onderwijl, besloot een passende duit in het zakje te doen, door het eens flink te laten regenen (terwijl Schelden een door ons gepasseerde jongedame, verstrikt in de ketting van haar fiets, succesvol te hulp schoot). Passend, want deze druipende grijssluier gaf ons gevoel goed weer, en verleende het prettige diepgang. Was het immers niet dit stuk, waarheen wij nu op weg waren, dat verleden jaar, op dag twee, zo vilein uit het parcours was gesneden, door de Marsleiding, met als motivatie de grote hitte? Het was. En ik zal over onze woede dienaangaande niet nog al te zeer uitweiden, want dat heb ik al gedaan, maar volstaan met wat die woede vandaag opleverde. Intens tevreden betraden wij die dijk, tussen Balgoij en Niftrik. Ik viel er zelfs even op op mijn knieën, om 'm te kussen. Mocht ook wel, want hier had ik een maand of acht op gewacht. Eindelijk gerechtigheid, en de voldoening werd alleen maar groter toen wij ten langen leste, aan het eind van die dijk, eindelijk Hotel Restaurant Hoogeerd bereikten (ze hadden overigens al gebeld, waar we bleven, omdat Schelden wat optimistisch gereserveerd had). Want niet alleen was dit opnieuw de haven aan het eind van een harde wandeldag, waar wij naast prima bier en uit-ste-kend eten kwaliteitsrust vonden, maar ook was dit het etablissement dat verleden jaar de boeken inging als "die toko die in 2003 de jaaromzet moest missen, met dank aan de KNBLO", en deed het ons daarom grote deugd die fout van minimaal onze kant ongedaan te maken. En eigenaar Jo Lepoutre had dat door, toen hij, aan het eind van de copieuze maaltijd, op ons verzoek bij ons aanschoof. "Jullie komen die tien kilometer even inhalen?" "Per-sies!" Dat Joop ons vervolgens vertelde dat het, verleden jaar, alsnog was meegevallen met die jaaromzet, niet in de laatste plaats omdat hij door het gebeurde veelvuldig op tv verschijnen mocht, deed niets af aan de monsterlijkheid van de beslissing van de Marsleiding. Vond ook Joop, die ons ons bezoek in grote dank afnam, en voor wie wij de twee coupletten van het Vierdaagselied zongen, nadat wij hem, in een toespraak, namens alle Vierdaagselopers onze excuses hadden aangeboden, voor dat gedrag van de Marsleiding. En zo konden wij tevreden aftafelen, in de wetenschap dat, als niemand anders dat doet, de Wandelsoc. in ieder geval zijn mannetje staat. Daarna kreeg de dag nog een stemmig staartje, in de vorm van een mislukte poging mijn mobiele telefoon-van-de-zaak, die ik daar namelijk had laten liggen, terug te halen bij het inmiddels gesloten Grand Café Magnifique te Nijmegen. Waar dus niet een nare Duitscher opendeed, maar wat mij drie uiterst illegale en heel stonede Polen leken, waaronder 1 -se. Die mij, toen ze eenmaal doorhadden dat ik niet de Vreemdelingenpolitie was, bereidwillig hielpen met zoeken - maar niet vonden. Ik zal wel stout zijn als ik het zeg, maar ik mag hopen dat dat de volgende dag wel gebeurde, en dat ze er de hele dag mee naar oma-in-Uruguay gebeld hebben. Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Aken wacht. Maar nu eerst: Bern. |