Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

13 mei 2003

25th International Waendel Weekend Wellingborough

Mag het een pondje meer zijn? Nou, liever niet, als het u hetzelfde is. Deel 2 van mijn Europese tour, en de tweede tocht uit het wandelseizoen 2003, begon zoals deel 1 eindigde: in de Burger King, op Schiphol. Zelfde tafeltje, zelfs. Alleen zat ik daar nu niet met Marco van Zijntergen, maar met Raymond de Gisser. Anglofiel en voormalig inwoner van London als-ie is, was-ie er absoluut voor te porren om mee te gaan op deze, vermoedelijk duurste tocht van dit jaar. Want die Griek biedt weliswaar goedkope tarivi, maar niet als je niet heel vroeg boekt. Dus dat kostte Ray en mij voor een retourtje naar en van London Luton zo'n €145. Dat dat een uiterst redelijk bedrag zou blijken te zijn, vergeleken bij de rest van de financiële lijdensweg, bleek pas later. Eerst ontbeten wij, met kaasvervulde bagels, en strafklappe koffie. Prima, zo'n Burger King. Redders, in keiharde nood. Al kom je er wel ponden van aan.

Dag 1 - De heenreis
Maar goed dat je, als je eenmaal aan de andere kant bent, weer snel van je ponden afkomt. Dat lag dus niet aan onze vrienden van de EasyJet. Nee, dat lag, overduidelijk en keihard, aan wat ons overkwam op Luton Airport. Daar wilden wij namelijk, na enig onderling overleg, een treinkaartje scoren dat ons naar Bayswater zou brengen. Prijzen vergelijkend uit onze herinnering, kwamen Ray en ik er namelijk achter dat mijn laatst gebruikte slaapplek goedkoper zou moeten zijn dan de zijne (die-ie met Neumann en Schelden onlangs bevolkt had). Vandaar Bayswater, waar ik in 1998 voor zo'n 11 pond per nacht geslapen had. De dienstdoende lokettist op Luton versleet ons onmiddellijk voor leip. "You going anywhere else, besides B-A-Y-S-W-A-T-E-R?!!!?" (duidelijk afgrijzen hoorbaar in zijn stem). Waarna hij ons uitlegde dat een enkeltje Luton-Bayswater voor ons tweeën ons namelijk 11 pond zou kosten, maar een dagkaart voor bus, trein en metro in Greater London tot en met Luton slechts 8 pond 20.



Dat was dus de moeite, en beviel ons als zuinige (en soon-to-be straatarme) Hollanders natuurlijk zeer, dus zo gezegd zo gedaan. Tevreden, maar met enige spanning (treinen in Engeland hebben de laatste jaren de neiging met uiterst dodelijke gevolgen te ontsporen op onverwachte momenten, namelijk), namen wij daarom plaats in de Midland Mainline Express die ons naar St. Pancras bracht, vanwaar wij de Tube pakten (heel prettig: dan weet je, als veelgeplaagd mens, onmiddellijk weer dat het tòch kan, dat rechts stilstaan en links bewegen op de roltrap; in Londen is het zelfs gewoon een van de officiële gedragsregels), naar B-a-y-s-w-a-t-e-r, waar het leven prettig is.

En wel hierom, dat Bayswater een buurt is met een grote verscheidenheid aan nationaliteiten, terug te vinden in zowel winkels als restaurants als publiek op straat; dat Bayswater een relatief arme buurt is, waardoor die winkels en restaurants relatief betaalbaar zijn; dat Bayswater niettemin een buurt is van statige herenhuizen met witte gevels en van zuilen voorziene portieken; dat de goedkope hotels waarvan de buurt rond met name Inverness Terrace vergeven is daardoor prettige verblijfplaatsen zijn; dat Bayswater pal naast Kensington Gardens ligt.

Wij boekten daarom tevreden een kamer in de Hyde Park Inn (verwarrende naam, die mij er eerder toe bracht in mijn verhalen aan Raymond, over mijn vakantie van 1998, Kensington Park te verwarren met Hyde Park, al blijf ik, voor de vorm, volhouden dat Kensington Park een onderdeel is van Hyde Park, omdat ze aansluiten, je van het één naar het ander kunt lopen zonder door te hebben dat je welk park dan ook verlaat en Hyde Park veel groter is dan Kensington Park), en kregen zelfs voor ons tweetjes een zespersoons kamer, met als nadeel dat die op de bovenste verdieping lag en dus niet voorzien was van balkon. Ach, voor 14 pond per nacht een prima deal.

Love is... ...standing to the right on the escalator!Prettig verlost van onze bagage, namen wij vervolgens plaats in de Starbucks op Queensway, dronken er koffie, aten er sandwiches, en keken er naar de aan ons raam voorbijtrekkende wijven. Prettig, prettig, prettig. Toen wij, daaropvolgend, in de kelder Wandelsoc.nl hadden bezocht om via de link-lijst daarop weer terecht te komen bij de site van het Waendelweekend in Wellingborough, zodat we wisten hoe laat we de volgende dag de trein naar waar moesten nemen, waren we klaar voor de bestorming van Londen. Die begon met een wandeling door Bayswater, via Portobello Road en door Notting Hill naar Ladbroke Grove. Daar pakten we de trein naar Camden, omdat ik daar nog nooit geweest was, en de Gisser het zich herinnerde als een prettige buurt.

Wat het ook was. Wij vermaakten ons er prima in een pub (waar een per ongeluk naar binnen gevlogen duif voor veel hilariteit zorgde), bekeken er de honderden stalletjes van de Streetmarket, en vonden toen plots eindelijk wat ik al maanden zocht: een nieuwe, lange, zwarte, cashmere jas, om de oude, die na vier jaar trouwe dienst volledig uit elkaar viel, te vervangen. Een uiterst Italiaans uitziende oudere heer (zo'n Gepetto-achtig figuur met dikke neus en snor), die echter uit Noord-Engeland afkomstig bleek (en ook nog tijdelijk in Zoetermeer vertoefd had, tot hilariteit van de Gisser), verkocht 'm me, voor 95 pond, nadat ik me door een of andere Turk had laten oplichten bij het wisselen van euro's, omdat-ie nu eenmaal het enige nog open zijnde wisselkantoor bemande. Dat was dus een dure grap, die mij echter op de lange termijn veel geld gaat besparen - want waar vind je nou zo gauw voor die prijs zo'n jas, die nieuw immers rond de 600 euro doet, bij de Hugo Bosses van deze wereld?

Wij besloten de avond rond Russel Square, in de buurt waar de Gisser ooit als hotelportier werkte. En wel in The Goose & Granite, 31 Marchmont St., WC1N 1AP. Een fijnprima pub, zoals zovele onderdeel van een keten (in dit geval de 'Just So Pub Co.'), een voor mij nieuw fenomeen. Blijkt geen afbreuk te doen. Al moet ik zeggen dat ik inmiddels (want wij keerden later in dit verhaal nog terug in dit etablissement) weet dat de prettigheid van ons verblijf in belangrijke mate bepaald werd door het gedrag van barman Toby. Barman Toby weet hoe het moet, stond naast ons met suggesties voor refills voordat wij eraan dachten, bleef immer uiterst attent en voorkomend, en maakte dat wij veel tijd vergaten, in The Goose. Niet in de laatste plaats doordat hij ook de leipste bestellingen zonder spoor van verbijstering aanvaardde. Zoals ons dubbele rondje van vier AfterShock™s (gemaakt door Maxxium, ook producent van Bols® likeuren), horribele drankjes, die in drie kleuren, blauw ('Cool citrus', met muntsmaak), rood ('Hot & cool', met kaneelsmaak), en groen ('Thermal bite', met anijssmaak) in half-doorzichtige plastic rode shotglasses geserveerd worden. Barman Toby verdient wat ons betreft loonsverhoging. Hips.

Dag 2 - Londen
De volgende ochtend slaagde ik er eindelijk in (vergeet, als je als Hollander naar Engeland gaat, nooit een verloopstekker mee te nemen) om, via een stopcontact in de gang buiten onze kamer (erin deden de contacten het om onduidelijke redenen niet), de twee batterijen van mijn digicam, waarvan de laatste de avond ervoor in The Goose was leeggeraakt, te herladen, plaatsten wij onze bagage, die immers voor 10 uur 's ochtends uit de kamer moest als we die niet nog een nacht gingen bezetten, in de opslag in het hostel (£1,50 per dag) en liepen wij tevreden een zonnig Londen in.

Wij deden, nu, wat ik in 1998 een week lang iedere ochtend deed: bij Starbucks koffie en croissants halen, Queensway uitlopen, Bayswater Road oversteken, door het hek Kensington Park inlopen, en daar, van de ochtend en de passerende trimsters en rolschaatsters genietend, op een bankje het ontbijt nuttigen. Heerlijk, zelfs al was het geen hoogzomer zoals toen, en waren er dus wat minder trimsters en rolschaatsters. Dat werd ruimschoots gecompenseerd, door enerzijds een Britse zwerver die ooit nog in Lelystad bleek te hebben gewoond met zijn ouders, daarom vloeiend Nederlands sprak en (heel verfrissend) zomaar een praatje met ons maakte toen-ie merkte dat we Hollanders waren, in plaats van ons om geld of voedsel te vragen, en anderzijds de vogels.

De vogels die, toen ik eenmaal de fout maakte een klein stuk croissant aan een door mij uitgekozen duif te willen voeren (dat lukte overigens wel), zich bij tientallen op ons stukje park stortten. Je reinste Hitchcock. Kraaien en duiven met name, maar toen het voeren ophield vertrokken ze weer even snel als ze gekomen waren en bleven, gek genoeg, alleen wat spreeuwen over. Waarvan de Gisser er vervolgens één zover kreeg dat-ie uit zijn hand at. Enig, en bovendien niet het laatste dierenmoment dat wij, die ochtend in Kensington Gardens, zouden beleven. Want toen wij, vervolgens, langs Kensington Palace en het daarvoor staande, door dochter Princess Louise gefabriceerde marmeren standbeeld van haar moeder Queen Victoria, naar de andere kant van het park waren gelopen, ontdekten wij daar, op een kaart van het park, die wij aandachtig bekeken omdat we er nog niet uit waren of we nu in Hyde Park waren of niet, dat er in dit park een standbeeld van Peter Pan stond.

Peter Pan steals the kids in Kensington Park...


Dat deed bij mij een ontroerend lichtje branden, en omdat, op de weg erheen, zich ook het Albert Memorial bevond, dat de Gisser mij graag wilde laten zien, besloten we nog een rondje om het park te maken in die richting. Dat bracht ons dus eerst bij dat Albert Memorial, dat tegenover de Royal Albert Hall, aan de andere kant van de weg, staat. En dat is een bijna protserig, maar eigenlijk gewoon prachtig altaar voor het grote Britse Rijk dat ooit was, met een vergulde Albert (gemaal van Queen Victoria) middenin, marmeren taferelen uit de respectievelijke vier continenten waarover het Rijk zich uitstrekte (Europa, Azië, Afrika en Amerika) op de hoeken ervan, en op de friezen rond Albert's voeten reliëfs van grootheden uit landbouw, handel, bouwkunde en industrie. Jawel, prachtig, wat je verder ook van het Empire vindt, maar wel protserig. Hoe anders, dan, dat beeld van Peter Pan. Dat ontroerende lichtje dat het bij mij deed branden, dat is 'Oh England my lionheart', een prachtig lied van 'Lionheart', de ernaar genoemde elpee van Kate Bush, in de tekst waarvan dit beeld voorkomt (tweede couplet, tweede regel). Dat had ik er nooit uit opgemaakt en pas begrepen toen ik hier voor die kaart stond, dus dat was absoluut reden voor een bezoek eraan en een foto, erbij.

En daarna kwam, terwijl bij de uitgang van het park, bij station Lancaster Gate, de Gisser effe ging pissen en mij zijn tweede, nog niet opgegeten croissant in bewaring gaf, dat tweede dierenmoment. En dat was natuurlijk het moment dat onomstotelijk bewees dat wij, hoewel in Kensington Gardens, beslist in Hyde Park waren. Want er is geen andere plek, op deze wereld, waar je je kunt overgeven aan diepgaande en betekenisvolle conversatie met de edelste aller diersoorten: de Britse eekhoorn. Dat deed ik dus, en omdat die eekhoorn mij gratis goede raad gaf ("Doe meer met de Gisser"), besloot ik 'm uit dank minstens een kwart van de Gisser's overgebleven croissant te voeren. Dat bood me tevens de kans 'm op de gevoelige plaat vast te leggen, want ongevoerde eekhoorns zitten zelden stil, die zijn eerder opgevoerd.

De Gisser zelf had er uiteraard zijn bedenkingen bij en mompelde, eenmaal uitgepist, wat dingen over rabiës en rattigheid. Daar trok ik mij natuurlijk niets van aan, maar het advies van de eekhoorn, dat volgde ik met overgave op. Want hoewel ik zelf zo'n 27x eerder in Londen was, heb ik er tijdens die bezoeken met name een eindeloze herhaling van de obligate bezienswaardigheden, als Buckingham Palace, St. Paul's Cathedral en de Tower of London gezien, omdat ik er bijna altijd met anderen was. Geen beter idee, daarom, dan een voormalig ingezetene als de Gisser te verzoeken mij te brengen naar plekken die ik nog niet kende. En dat deed hij niet alleen al de avond ervoor, met Camden en Russel Square, maar herhaalde hij vandaag, met de Docklands Light Railway, en Greenwich. Doe meer met je plaatselijke de Gisser, wat u zegt, Meneer Eekhoorn.

Wij lieten, terwijl wij erdoorheen reden, de nieuwe architectuur van Canary Wharf en omstreken verder voor wat-ie was (al was het zeker de moeite waard 'm eens gezien te hebben), maar Greenwich bekeken wij uitgebreider. Na een wandeling naar de Thames-oever, langszij de Cutty Sark, gebruikten wij de lunch in pub 'The Spanish Galleon Tavern', een geweldig donkerbruin etablissement met zeer vriendelijke bediening en een ongekend uitgebreid assortiment aan smerig Engels voedsel. Geweldig! En het had bovendien prima ramen ook, om door naar de wijven te kijken, op straat. Genieten geblazen, bij een steak & kidney pie, met salt en vinegar bewerkte chips en doperwten die het daglicht nimmer zagen.

Eigenlijk best bot van mij, dat ik, bij zoveel geboden genot, nog het lef had om het personeel te vragen waar Chatham lag. En maar goed dat ook de Engelsen aan opportunistische geschiedsvervalsing doen; zodat zij niet doorhadden waarom ik het vroeg, en mij enigszins bevreemd vertelden dat het "inderdaad wel een heel prettige plek" was maar "mijlenver weg, in Kent" lag. We gingen er daarom niet heen, dus dat is een bedevaart mijnerzijds die wordt uitgesteld. Want natuurlijk moet ik voor ik sterf in Chatham geweest zijn! Dat is immers de plek waar de grootste aller zeehelden, wiens naam ik draag, de historie van ons land verrijkte door de over de Thames gespannen ketting door te varen en de spiegel van de Royal Charles te jatten, waardoor we die tot op de dag van vandaag kunnen bewonderen in het Rijksmuseum te Amsterdam! Geen wonder dat geen Brit dat wil weten.

Maar goed, niet erheen dus. In plaats daarvan bezochten wij, in het Royal Observatory, het museum, dat tot onze verrassing en blijdschap inmiddels gratis toegang verschaft. En dat is een prachtig museum, over de oorsprong van onze huidige staat van tijd- en plaatsbepaling, dat bovendien op de plek staat die het hart van die tijdsbepaling vormt: de 0-meridiaan die oorzaak en bepaler is van Greenwich Mean Time. Maar nadat ik dit museum, voor een alpha als mijzelf een behoorlijke kluif, want bol van cijfertjes en wiskunde, had doorgewerkt, had ik niet ook nog zin om het Maritime Museum, aan de voet van de heuvel, te gaan bezoeken.

Nee, daar was ik veel te moe voor. Niet in de laatste plaats omdat ik, wegens werkzaamheden voor de baas eraan voorafgaand, al doodmoe in Engeland was gearriveerd. En dus brachten wij het tweede deel van de middag op geheel andere wijze, maar volkomen in stijl van de Wandelsoc. door: in de zon, op het gras van Greenwich Park, met het leegdrinken van een fles bedenkelijke rode wijn, gevolgd door een snurkerig tukje op dit Britste aller gazons. Prettig, en dat was deze middag in Greenwich niet alleen al eerder (toen ik, op weg naar het Observatory, een verlaten winkel in fournituren binnenliep om daar zwart garen te kopen voor het opnaaien van mijn MESA-baton en parawing-speld op mijn nieuwe lange jas, en zodoende geheel onbedoeld de wel aanwezige, schattige verkoopster opnaaide, die immers nooit iemand van mijn schoonheid had verwacht in een doorgaans slechts door ouwe taarten bezochte zaak, en wiens ogen daarom bijna pardoes uit haar kop popten terwijl zij mij, ermee, hongerig uitkleedde), maar bleef-ie ook daarna.

Dit ondanks het feit dat de pub waarin wij, bij verlaten van het park, terechtkwamen, na enige gewaarwording en bij nader inzien onzerzijds, toch echt een gay-bar bleek te zijn, waarin wij daarom niet minder hongerig en likkebaardend werden aangestaard door in eerste instantie hoogst bouwvakkerig overkomende mannetjesputters. Nog voordat het nietsvermoedende Amerikaanse vader-dochter-tandem aan het tafeltje naast ons dat ook doorhad, waren wij alweer vertrokken, nadat wij ons verbaasd hadden over de hordes geüniformeerde schoolmeisjes die, terwijl wij ons bier dronken, een voor ons niet waarneembare school aan de parkrand uitkwamen.

Daarna ging het terug naar Bayswater, voor het ophalen van de bagage, langs onder andere een prachtige poster ('Love is... ...moving along the platform'), onderdeel van een bredere campagne over Tube Etiquette. Er was een nog mooiere, met 'Love is... ...standing to the right on the escalator' erop, maar die kwam zo snel en onverwacht, want naast een bewegende roltrap, voorbij dat ik geen kans zag 'm te kieken. Jammer, jammer, jammer. Ik zei het al eerder in dit stuk: Nederland kan wat leren, op punten, van Engeland. Die terugreis naar de Hyde Park Inn verliep verder gezwind en probleemloos, en ook onze bagage haalden wij er probleemloos op. Maar daarna was de pret over. En toen werden wij arm. Want de trein van London St. Pancras naar Wellingborough, een afstand van 50 minuten, waarvoor wij nu zowel heen- als terugreiskaartjes kochten, kost een fokking Godsvermogen. 33 keiharde Britsige ponden maar liefst. Iemand rekende ons, later, voor dat het met twee man huren van een auto voor een weekend goedkoper is dan deze treinkaartjes. Niet dat dat geholpen zou hebben, want noch de Gisser, noch ik hebben een rijbewijs.

Dus waren wij met huid en haar aan die treinreis overgeleverd. En die was naast dodelijk duur ook nog eens een domkoppig drama. Want de reserveringsnummers voor onze stoelen, die pas nodig bleken toen wij onze volumineuze bagage allang met zweterige moeite de overvolle coupé hadden binnengezeuld, bleken (dat hadden wij daarvoor nog niet door) met de hand door de lokettist op de achterkant van onze kaartjes te zijn gekrabbeld, en weliswaar oorspronkelijk juist te zijn, maar daar klopte inmiddels, wegens trein-interne verherstructurering, geen fuk meer van.

Zo'n trein heeft namelijk een 'train manager'. En die had, om door hem wel door de intercom uitgekraakte, maar voor mij tot op heden daarom niet minder onduidelijke redenen, besloten om de reserveringsnummers van onze coupé te verwisselen met die van een coupé veel verderop in de trein (of eigenlijk, een heel stuk terug, dat wij buitenom, op het perron, al hadden afgelegd). Dus toen wij eindelijk onze oorspronkelijke stoelen gevonden hadden, zaten daar al andere passagiers op die, als relatief onbeladen lokaal ingezetenen, minder moeite met binnenkomen hadden gehad, het vorige intercom-bericht in de trein niet gemist hadden, zoals wij, en dus allang gewisseld waren. Inmiddels reed die trein natuurlijk, dus geen haar op ons hoofd die erover dacht om, met bulkende bagage en al, door vier coupé's ontstemde reizigers heen te gaan rossen over een smal gangpad, en die reizigers letterlijk zowel als figuurlijk voor het hoofd te stoten.

Dus tegen de tijd dat de Gisser en ik, na staand onze treinreis naar Wellingborough doorgebracht te hebben, op het station daarvan arriveerden, waren we al gebroken. Dat werd er niet beter op toen de, op de website van de organisatie beloofde, shuttle-bus van station naar inschrijfpunt-voor-de-mars ontbrak, en de routebeschrijving naar dat punt, ons gegeven door de lokettiste van het station, ons zo in de steek liet dat wij een foutloop van ruim drie kwartier doormaakten voordat wij, in een godverlaten gebied een activiteitencentrum vol linedancende locals ontdekt hebbende, wegens mijn cowboyhoed serieus genoeg genomen werden om een wèl kloppende routebeschrijving naar The Castle te ontvangen. Daar aangekomen bleek The Castle in het geheel geen kasteel, maar een theater in het stadscentrum te zijn. Soit. Wij waren te laat om in te schrijven ("Al dicht, meneer.") maar ontvingen zowel toestemming om in Redwell Leisure Centre te gaan overnachten, als om gebruik te maken van het georganiseerde vervoer per cabrio-bus erheen.

Dat vervoer per cabrio-bus bleek ook nog grappig, want na een half uur wachten, erin, op het vertrek ervan, werden wij verrast door een groep uitermate luidruchtige Brabanders, die in hoogst carnavaleske stemming, liederen zingend die Schelden onvertwijfelloos al-le-maal uit zijn hoofd kent, plaatsnamen in die bus, voor de terugrit naar hun slaapplaats, na zuipen in de bar van The Castle. Jammer dat Schelden er niet bij was, dan was de lol nog groter geweest, want ze zongen de hele rit lang. En nog leuker was dat ik, vlak voor die rit eindelijk begon, plots op centimeters afstand in het gezicht van de net ingestapte Huib Bavelaar, vervoerder van al deze Brabanders, staarde. Een weerzien van formaat, want eerdere geschiedenis. En hij was niet eens de enige, want eenmaal in het Redwell Leisure Centre was daar ook Flip Koster, meest recentelijk mijn wandelpartner tijdens de Vierdaagse van de IJzer.

Tevreden maakten wij dan ook uiteindelijk ons kwartier en vielen wij, na nog wat nabieren in 'The Waendel Arms', het buurthonk-achtige kroegje van het Centre, en een verkwikkende hete douche, in slaap op de keiharde vloer van de sportzaal (er was een beperkt en allang bezet aantal matten).

Dag 3 - Eerste marsdag
Word je hard van, letterlijk. En dus stonden wij vloekend, maar vrolijk op, blij dat we de avond tevoren al gedouched hadden en daarom nu konden volstaan met het, in een immers overvolle toiletruimte, wassen van onze smoelen, voordat wij naar buiten taaiden, richting de cabrio-bus en de ernaast wachtende Clarence (dat was een ernstig gezette, volkomen scheel kijkende, maar heel vriendelijke meneer die vrijwillig, want onbetaald, de conducteur uithing op deze pendellijn, en helemaal niet zo heette, maar vanwege zijn loensen al snel zo gedoopt was door enkele Medelanders, naar de leeuw uit Daktari). De Gisser deed dat, overigens, in mijn oude, museumwaardige, lange zwarte jas - die had ik immers over, en hij had zijn eigen jas vergeten. En zo werden wij onbedoeld 'The Blues Brothers', in de wandelende volksmond, en had 'The man in black' plots een 'discipel'. Die jas was overigens geen overbodige luxe, want het was een, hoewel zonovergoten, friskoude morgen, en dat merk je hard, bovenop zo'n cabrio-bus.

Dat mocht pret noch de gezelligheid drukken overigens (nou waren wij al heel tevreden vanwege een buitengewoon stevig Engels ontbijt van spiegeleieren-met-spek, gebraden worst, witte bonen in tomatensaus, witbrood, croissant, jus d'orange en koffie-die-zowaar-niet-al-te-slap-en-niet-eens-instant-maar-doordrup-was, dat alles geserveerd door het uiterst vriendelijk personeel van the Waendel Arms) temeer daar dat busdak ook nog bevolkt werd door een Londens team van het Air Training Corps, door mij wegens eerdere geschiedenis immer zeer gewaardeerde lieden. Een niet alleen daarom dolle, want ook heuvelige busrit later (tijdens dewelke wij bovendien gebeld werden door Schelden) waren wij terug bij The Castle, waar wij ons voor een, zeker in vergelijking met de treinprijzen van de dag ervoor, uiterst redelijk bedrag inschreven voor de mars.

En daarna gingen we dan eindelijk van start, maar niet dan nadat we een foto-opportunity hadden benut met de ongelooflijke Ben Jeursen, alhier stralend aanwezig met zijn nieuwe liefde, Marion Kooijers. En dat is, wat er ook voorafging voor beiden, beslist geluk dat een kans verdient: ik heb Jeursen zelden zo blij gezien, en ook van Marion straalde de pret af. Daar kon zelfs het feit dat Ben belaagd werd door een Rotterdamse kleefbom (zo'n figuur met wie je weliswaar eerst aardig opschiet, maar die je daarna beschouwt als heiland en overal blijft achtervolgen) voor hem niets aan afdoen (en bovendien is Ben bot genoeg om dat dan gewoon te zeggen ook, dus lost zich dat weer op).



En zo liepen wij, door parken en bos, Wellingborough uit, en trokken wij het prachtige heuvellandschap van Northamptonshire in. Soms pratend met andere wandelaars, zoals Martine Segers en haar moeder, veteranen qua het wandelen en reizen met Bavelaar Enterprises, en Koen Straesser, die deze mars al jaren loopt en die wij bij de eerste en tweede rust tegen het lijf liepen, dan weer in stilte samen voortsjokkend, beleefden de Gisser en ik dit begin van zijn eerste meerdaagse, internationale wandelmars. En wij genoten met volle teugen: bij een temperatuur van rond de 20 graden Celsius, onder een bewolkte lucht waaruit vooralsnog geen regen viel, was het van koolzadig geel verzadigde lentelandschap een prettig decor voor de hel die zou komen.

Die ook wel moest komen, natuurlijk. Want hoewel deze mars door prachtig landschap gaat hebben we het, zelfs bij uitstekend weer, nog altijd over een merendeels onverhard monster van 2x42 heuvelige kilometers. Ik kan u melden dat Diekirch daar niets bij is, en eigenlijk alleen de MESA zowel vergelijkbaar als zwaarder is. Toch mochten wij natuurlijk van geluk spreken, met zowel dat landschap (want droog dus niet modderig) als dus het weer (wat lichte motregenbuien daargelaten), en dat zou zich gaan weerspiegelen in een bijna volledig gebrek aan blessures, altijd een opluchtende winstpakker van de eerste orde. Naast het landschap, overigens, is er bij deze tocht ook nog ruim voldoende afleiding te vinden in de tekenen van menselijke aanwezigheid daarin. Zo loopt een groot deel van de tocht over prach-ti-ge public footpaths, hangen er soms hilarische straatnaamborden (zoals het bord dat wij kort na het public footpath vanuit Farndish tegenkwamen, met 'The Gap - formerly Park St.' erop; dat zou niemand van buiten dit land verzinnen als serieus te nemen tekst) en is de architectuur en lay-out van de oude Engelse dorpjes waardoorheen gewandeld wordt een lust voor het oog. Neem, bijvoorbeeld, The Cuckoo public house, waar de tweede rust was.



Daar kregen wij het grootste compliment mee dat de Koninklijke Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding (KNBLO) als vaderlandse wandel-organisatie (en daarmee dus ook ons land zelf), zo'n beetje kan krijgen en ik in ieder geval ooit gezien heb: wij kwamen hier een tweede ATC-team tegen, ook uit de omgeving van Londen, dat naast de Union Jack een KNBLO-vlag ronddroeg. Dat wist ik toen nog niet zeker, al leek het er verdomd veel op - maar ik zou dat later verifiëren en bevestigd krijgen. Wel, ex-marsleider Bos van de Nijmeegse Vierdaagse, die kunt u in uw zak steken, want dit is Uw verdienste.

Overigens kwamen wij er nu, langs nog wat leuke straatnaamborden ('Rotten Row' en 'Raymond Close', dat laatste natuurlijk vooral leuk voor Raymond de Gisser) en door nog wat prachtige koolzaad-velden, achter wat het is dat deze tocht volstrekt uniek maakt: de hindernissen onderweg, waardoor de wandelaar iets van een paard krijgt. Die hindernissen komen namelijk in de vorm van 'stiles', en dat zijn typisch Engelse constructies om een hek over te steken, die je uitsluitend en alleen tegenkomt op de Britse public footpaths.



En die zijn een volstrekte aanslag op de pijnlijk stijve spieren, boven de 30 km. Maar wel prachtig, net zo prachtig als de bevestiging die ik, buiten de Half Moon pub, waarin, uiteraard, een tevreden Ben Jeursen bier zat te drinken, kreeg dat het inderdaad een KNBLO-vlag was, die dat ATC-team met zich meedroeg. Ik kreeg die bevestiging van de verbijsterend goed Nederlands sprekende aanvoerder van het team (hij opende de conversatie met "Hoi, hoe gaat-ie?"), die mij verder uitlegde dat het de liefde voor de Vierdaagse was die hem ertoe bracht die vlag tijdens deze oefening ervoor mee te laten dragen door zijn team. Mooie momenten, thuis in den vreemde.

Kort na het verlaten van de Half Moon, en voor de rest van deze wandeldag, kregen Ray en ik gezelschap van Colin Hogarth. En dat was een zeer prettige kennismaking, die echter, voor mij persoonlijk, al eerder begonnen was. Colin is namelijk een fenomeen. Hij loopt al jaren van alles, en doet dat bijna altijd (alleen in de Ierse Republiek namelijk niet, op verzoek van de organisatie van The Castlebar, omdat het in die contreien uiterst gevoelig ligt) als wandelende Union Jack. En zo kende ik hem vanuit het Diekirchse, waar ik hem verleden jaar had beapplaudisseerd toen hij over de brug liep onder het finishen. Dat had-ie toen maar vreemd gevonden, natuurlijk, zoals-ie mij überhaupt een vreemde snaak had gevonden vanwege mijn uitmonstering, maar inmiddels had hij in de Half Moon bijpassende uitleg gekregen van Ben Jeursen, hem al eerder bekend als mede-wandelaar, en dus besloot Colin een gesprek aan te knopen.



Dat werd, als gezegd, een langdurig en prettig gesprek, over zaken uiteenlopend van mp3 versus de platenindustrie (ik legde Colin uit dat ik dankzij het bestaan van mp3 en Kazaa eerder meer cd's ben gaan kopen dan minder), parachutespringen en de euro (Colin is een tegenstander) tot de eigenaardige bezienswaardigheden onderweg, waar geen toerist doorgaans weet van heeft. Zo legde Colin ons uit dat de slechts spaarzaam voorkomende rieten daken dat niet alleen, maar ook nog de handtekening van de rietdekker-in-kwestie zijn, omdat iedere rietdekker een ander patroon in de toprand van zo'n dak aanbrengt, en dat patroon altijd hetzelfde maakt, dus daaraan herkenbaar is. En zo vertelde hij ons ook dat de rode brievenbussen, aanwezig in alle Engelse dorpen, gedateerd kunnen worden aan de hand van de code-voor-de-vorst(in) die erop staat: zo betekent 'EIIR' dat die brievenbus geplaatst is in de regeerperiode van Elizabeth II, de huidige koningin dus, maar kan er ook 'GVIR' opstaan voor de regeerperiode van King George VI, of zelfs 'VR' voor die van Victoria.



Nuttige info, waarmee hij ons zo vermaakte dat wij helemaal niet merkten welk desastreus effect het in de Half Moon genoten bier op onze ledematen had. Beetje jammer dat we hem, aan de finish, niet met gelijke munt konden terugbetalen voor het biertje dat hij ons in de Stag's Head, een pub in Great Doddington, kort voor de finish, cadeau deed, omdat hij er vanuit The Castle direct vantussen ging met zijn daar wachtende vrouw. Wel zagen wij daar Meneer Pläschke (het Duits-Vlaams-Nederlandse wandelmonster waarover ik ook in het verslag van de vorige mars, in Bern, al repte) terug, die ik eerder die dag al was tegengekomen, en kregen wij de bevestiging dat zijn nieuwe vriendin inderdaad de, hier dus ook weer meelopende, MESA-heldin is, zoals Marco van Zijntergen in Bern al vermoedde.

Foto: Marion Kooijers


En nadat wij hier ons laatste stempel op de dagkaart hadden ontvangen en wat bier hadden gedronken, keerden wij per, ditmaal niet in cabrio-versie uitgevoerde, bus terug naar Redwell Leisure Centre, waar wij een snel avondmaal nuttigden van prima fish & chips en afgrijselijke kebab, en ons douchten en verkleedden alvorens per kerende bus weer terug te keren in The Castle, voor het avondvertier. En toen werd het pas echt leuk.

Want binnen, in de bar van The Castle, werd mijn aandacht ogenblikkelijk getrokken door de mooiste vrouw in het pand: een slanke blondine met een prachtige kop en van die ogen waar ik voor zou sterven. Daar leek ik verder niks aan te hebben, omdat zij druk belaagd werd door drie uiterst lamme Nederlanders, die zich buitengewoon likkebaardend en boers in haar richting opstelden (hun tong hing zowat op hun schoenen en de bij haar dichtstbijzijnde bleef geen seconde van 'r af). Ik liet haar daarom voor wat het was en concentreerde me op mijn bier en Raymond de Gisser.

Foto: Marion KooijersMaar toen wij, uit verveling, even later, de overigens naar omstandigheden (het was een feesten-en-partijen-band) verdomd goed spelende feesten-en-partijen-band gingen bekijken en beluisteren, maakte zij zelf contact met mij. "You're the man in black." "Yes, and you're the gorgeous blonde." Het werd een buitengemeen prettig gesprek, met Helen Carr, agente van de Londense zedenpolitie. "Are you afraid of me now you know this?" "No, but I'd do anything you say." En zo meer van dat. Heel jammer dat zij, wegens eerder gemaakte afspraak en grote honger, rond tienen de pleiterik maakte richting een Indiaas restaurant, in gezelschap van diezelfde boertige Hollanders.

Foto: Martine SegersGeen haar op ons hoofd die, ondanks Helen's uitnodiging daartoe, dacht aan meegaan - want wij waren daar veel te moe voor, maar ook zou dat onherroeppelijk matten zijn geworden, met die gasten. Ze beledigden de Gisser namelijk per onmiddellijk, op botdomme wijze (de Gisser had Sian Lewis-Evans, de vriendin van Helen, ook vice-cop, nog niet verteld dat hij security-guard is, of die Hollanders riepen tegen Helen, toen zij bij de Gisser informeerde of hij een wapen droeg, "Sure he's got a pistol! You want to see his pistol? It's probably very small!", wijzend op zijn kruis), en waren bovendien dus erg hanig in hun gedrag in onze richting, ten aanzien van en vanwege zowel Helen als haar vriendin (die de Gisser overigens erg beviel, al was ze getrouwd - dat kwam sowieso goed uit, tussen de Gisser en mij: wij bleken de hele week keurig op verschillende vrouwen te vallen).

Foto: Martine SegersAfijn, wij keerden dus zonder de dames terug naar Redwell, en vielen daar in een tevreden slaap, die bovendien beter uitpakte dan die van de vorige nacht, omdat wij nu eenmaal veel vermoeider waren wegens het wandelen, en dus minder merkten van de hardheid van de vloer.

Dag 4 - Tweede marsdag
De volgende marsdag was mooier. Niet alleen qua weer, dat heter en droger zou uitpakken, maar zeker ook qua parcours en het landschap waar dat doorheen liep. Want hadden wij, de dag ervoor, natuur nog vaak beleefd in gecultiveerde parkvorm, rond stadsharten, in buitenwijken en langs industrieterreinen, vandaag kwamen wij terecht in het soort van Engels platteland dat reisgidsmakers doet watertanden.

Golvende groene heuveli, bedekt met heggewijs opgesneden wildweilanden, voorzien van tevreden herkauwende koeien, met dan zandstenen dorpen daartussen, vergeven van hortensia en andere zeebreed opgestelde bloempartijen, akelgroen kortgras, rododendrons, oeroude kerkjes en pubs, felrode brievenbussen, en heel soms een dito telefooncel. Met van die stickers op auto's waarop staat 'Follow my lead - stick to the speed limit'. Dat is de rust die alleen nog op echt platteland bestaat en die ons, vandaag, volledig deed voelen dat wij, het wandelen ten spijt, toch echt op vakantie waren. Prettig, prettig, prettig. Bovendien werden wij door dat landschap gerost over onverharde paden, dwars door velden met niet alleen koolzaad, maar ook veelvuldig een groen gewas dat nog het meest op gemuteerd gras leek, maar de dag tevoren door Colin was geïdentificeerd als gerst-in-een-vroeg-stadium. En gerst, dat is een belangrijk bestanddeel van BIER, dus die velden wonnen alras aan populariteit, bij de Gisser en mijzelve. En zo werd zelfs dat wandelen bijna leuk (maar niet echt natuurlijk, want wij blijven de Wandelsoc., hè).



Colin had de Gisser en mij, overigens, de vorige dag ook uitgelegd hoe dat nou zit, met dat koolzaad. Kijk, dat de gele gloed ervan bewijst dat het lente is, dat wisten we al sinds Bern. Maar hoe het zich zo relatief plotseling over Engeland verspreid heeft, dat wisten wij nog niet. Dat komt, aldus Colin, door het intrekken van subsidies voor de verbouw van o.a. aardappelen en graan, omdat er daar Europa-breed teveel van zijn. Vervolgens ontdekten de boeren dat op de verbouw van koolzaad nog wèl subsidie wordt verleend, dat het goedkoop is van zichzelf, want makkelijk te zaaien en te verbouwen zonder bestrijdingsmiddelen, en dat er bovendien een afzetmarkt voor is inzake de eruit geproduceerde olie. Vandaar dus. En zo is, weer aldus Colin, de bizarre situatie ontstaan dat Engeland inmiddels graan en aardappelen moet importeren omdat het die zelf niet meer in voldoende mate verbouwt. "Maar het is natuurlijk wel mooi om te zien, dat koolzaad." We waren het volledig met hem eens.

Maar dat nam niet weg dat wij ons intussen wel ergerden aan de onduidelijkheden in de routebeschrijving, die het andere item zijn dat deze mars uniek maakt: je krijgt een onbruikbare gekopieerde kaart mee, met daarnaast een bruikbaarder, maar soms niet heldere routebeschrijving in zinnetjes als 'Follow footpath around edge of field to gap in hedge with small bridge' en 'Left through hedge across field down hill through hedge to road'. Onduidelijkheid ontstaat dan als de, langs het parcours ook nog opgehangen bordjes met pijlen, lijken te conflicteren met die beschrijving, of dat daadwerkelijk doen, zoals op de heuvel die we optrokken aan de rand van Sywell, vlak voor de eerste rust van vandaag. Als we pijlen en routebeschrijving op de voor de hand liggende manier gecombineerd zouden hebben, waren wij nooit bij die rust beland, maar geheel de verkeerde kant op, van Sywell weg gelopen. Gelukkig wisten we wel al dat we naar Sywell moesten en dat dat dus geen goed idee kon zijn.

Afijn. Aan het vliegveld van Sywell voorbij (waar wij gebeld werden door Marco van Zijntergen, wat eens te meer leuk was doordat het gesprek omlijst werd door het geraas van taxiënde turboprops, die ons sinds ons gezamenlijk parachutespringen zo de haren ten berge doen rijzen), over een heel zwaar stuk door weilanden die kapotgelopen waren door paardenhoeven, die flinke gaten achtergelaten hadden, waardoor het uitkijken geblazen was met de immers kwetsbare enkels, voorbij weer een onduidelijkheid op de kaart, waardoor de wandelaars massaal en plompverloren onbedoeld een boerenerf overstruinden richting de weg die erlangs liep en de feitelijke bedoeling was, en vlak na de Overstone Arms, fraai gelegen en gebouwde, maar door ons niet bezochte pub, trokken wij de weilanden in en haalden wij er Flip Koster in, met wie wij vervolgens een prettig setje kilometers wegtikten. Dat ging door landschap dat van prachtig prachtiger werd, met als Britsbreed hoogtepunt van deze tocht als geheel, een oeroude stenen spoorbrug, van weiland naar weiland. Bizar maar buitengemeen fraai ding, dat ons terugbracht in de negentiende-eeuw-die-wij-nooit-meemaakten. En dat is, natuurlijk, in al zijn armoedigheid (in Nederland had die spoorbrug er allang niet meer gestaan, maar was in plaats daarvan een glas-met-stalen gedrocht neergeplempt) wel ook de charme van dit Engeland.



Om nog maar te zwijgen over het feit dat, waar het Overveense Cobraspen in Nederland als projectontwikkelaar uniek is om zijn pogingen het karakter van stadsharten te behouden door oude gevels te handhaven voor volstrekte nieuwbouw aan de achterkant, de Britten ook dat minder hypocriet en beter doen: door namelijk, bij volstrekte nieuwbouw, die nieuwbouw te verrichten met dezelfde ouderwetse materialen als die waarmee de oeroude oudbouw eromheen tot stand kwam, en vaak ook nog volgens dezelfde procédés die destijds gebruikt werden.

Een prettig ijsje verder (dat was het tweede, want gisteren had Mr. Whippy, vermaarde keten van met opgeprikte plastic, oplichtende nep-ijshoorntjes uitgeruste ijsco-karretjes - in het zuidelijker gelegen New Forest door mij en mijn vader ooit nog beticht van een sinister complot dat zich van die nep-ijshoorntjes bediende om lichtsignalen door te geven van ijscokar naar ijscokar - had ons er de vorige dag ook al succesvol twee in de maag weten te splitsen, chocolate flake en al), bereikten wij aan het eind van de dag dan toch eindelijk de stadsgrens van Wellinborough. En dat was, hoewel wij hier goed op stoom lagen en bijna iedereen achter ons lieten, heel irritant, omdat het gebeurde van de kant af waar Redwell Leisure Centre ligt, en wij daar zelfs omheen en langs moesten. Onprettig, langs je douche, je schone kleren en je bed te moeten lopen in de wetenschap dat je eerst nog een kilometer of vijf naar het stadscentrum door moet lopen voordat je daar mag finishen, en van daaraf eerst weer omhoog zal moeten bussen voordat je douche, kleren en bed weer terugziet.

Op dat laatste stuk gebeurde er overigens nog iets, dat minstens zo schokkend was. Langs de heuvel, op de weg naar beneden, stond een Community Centre, waar kinderen aan het spelen waren. Daar stapte, terwijl ik er op de Gisser stond te wachten, die zijn laatste geld uit de pin-automaat aan de muur van de supermarkt ernaast aan het trekken was, een klein meisje op mij af, dat mij vroeg of mijn Soc.-uniform politieke bijbedoelingen had. Toen ik zei van niet, en dat het het pak van een wandelvereniging was, zei zij: "I thought you was a nazi". Dat op zich was niet schokkend, want maken wij wel vaker mee. Maar het werd wat verontrustend toen zij mij niet-begrijpend aankeek in reactie op mijn gulle lach, ontkennend nee-knikken en verzekering dat ik Labour stemde - ze had dus niet door dat het één niet met het ander samengaat.

Nog verontrustender werd het toen een kleine jongen zich bij haar voegde en mij op de man af, en vanuit dezelfde gedachte, vroeg of ik uit Duitsland kwam, en of ik mijn hoed en zonnebril even kon afdoen. En hoewel diezelfde jongen dat meisje tot beter gedrag aanspoorde toen zij, terwijl wij weer verder liepen, achter ons bleef aanhuppelen, terwijl zij "Nazis, nazis, nazis" zong, was het mij overduidelijk dat in deze buurt de kinderen op zijn zachtst gezegd onvolledig waren onderwezen over de aard der dingen, in deze. Alsof alle nazi's Duits zijn, alsof het voor hun nazi-dom niet uitmaakt wat hun politieke denkbeelden zijn, en alsof alle nazi's zelf ook Ariër zijn, zoals ik toevallig ben. Als deze staat van opvoeding exemplarisch is voor Groot-Brittannië, beklaag ik dat door mij zo geliefde land.

Foto: Janny BeishuizenAfijn, de heuvel af en het laatste stempel op onze dieprode dagkaart verworven, waren wij dan toch een vers lint rijker. En een prachtig is het, dat moet gezegd worden, niet alleen qua uiterlijke vorm (er zijn er nog twee, voor de kortere afstanden, maar dat van de 2x42 km is zonder twijfel het mooist), maar ook qua ervoor geleverde prestatie. Overigens kregen wij, naast de medaille, ook een protserig certificaat, waarop de ruimte voor onze eigen naam was opengelaten, zodat ik dat ding, als ik dat gewild had, had kunnen voorzien van de tekst 'This is to certify that some other guy has succesfully completed...'. Dit, uiteraard, tot hilariteit van de Gisser en mijzelve.

Foto: Janny Beishuizen


In The Castle, waar ik drie extra medailles kocht om de Fa. van Wielik te Den Haag te kunnen voorzien van lint-voor-de-batons, en een stempel haalde voor in mijn IML-paspoort, werd het vervolgens gezellig met Ben & Marion en, voor ons geheel onverwacht, Grietje Vissers en vriendin Janny Beishuizen, hier ook aanwezig! Die redden ons bovendien door mijn voorlaatste 50 euro in ponden te wisselen, anders waren wij zwaar in de houtjebijtende aap gelogeerd geweest. Janny was hier bovendien de trotse ontvanger van een IML-award (geen idee welke, maar ik vermoed 'European walker'), uit handen van o.a. de vice-president van de IML, dus er was alle reden tot tevreden bierdrinkerij.

Die vond dan ook plaats, alvorens wij aanstalten maakten terug te keren naar het Leisure Centre. Wij dronken, overigens, vandaag zonder de Londense politie-agentes. Die hadden, gisteren, het lange, 42 km beslaande traject van de fiets-variant van de Wellingborough gereden, en waren daar dermate door aangeslagen dat ze, bleek uit mail bij thuiskomst in Nederland, uiteindelijk de voorgenomen terugschakeling naar de 25 km lange afstand vandaag hadden omgezet in een totaal vertrek terug naar huis. Dat hadden zij daarmee sneller en makkelijker voor elkaar dan wij. Want er begon nu een drama waarvan wij de omvang nog lang niet konden bevroeden, en dat zou voortduren tot in Nederland. Daar begon het dus niet: het begon vlak buiten The Castle, waar de shuttlebus naar het Redwell Leisure Centre, die volgens de erin en erover aangegeven dienstregelingen had moeten rijden tot 11 uur plaatselijke tijd die avond, dat met ingang van 19:30 uur niet langer bleek te doen - zodat wij, in gezelschap van twee leidinggevenden van één van de groepen van Scouting Nederland, die ook in dat parket waren beland, de laatste vijf kilometer van de tocht opnieuw moesten lopen, omhoog ditmaal. Daar liet Clarence ons mooi lelijk in de steek, zeg.

Totaal uitgeput, daarom, besloten wij de avond met nog een kilometer wandelen, van en naar de pizzaboer, het eten van die pizza, het drinken van twee bier, en het omvallen in een inmiddels veel leger en dus op zich Godzijdank wel veel rustgevender gymzaal.

Dag 5 - De terugreis
Toch nog verfrist, daarom, pakten wij de volgende ochtend onze bullen, en schoven wij in The Waendel Arms aan voor het laatste Engelse ontbijt aldaar.



En dat was wederom uitstekend, zodat wij alle reden hadden dankbaar te zijn jegens het personeel van het Leisure Centre, dat ons verblijf tot op het laatste moment veraangenaamde, en niet alleen met dat eten. Buiten het feit dat ze vergaten ons de 4 pond per dag te rekenen die voor dat eten betaald had moeten worden (een feit dat wij normaliter als onaanvaardbaar schandalig zouden hebben bestempeld, maar dat wij nu wegens grote armoede in dank aanvaardden - toch beloven wij bij deze dat dat een eventuele volgende keer anders zal gaan), belden ze deze ochtend urenlang voor ons achter de organisatie van de mars aan, die naast de shuttlebus van gisteravond, ook die van vanochtend, naar het station van Wellingborough, uit deed blijven. Het personeel van de Arms belde zelfs vervangende taxi's voor ons, maar die bleken uiteindelijk niet nodig, omdat er ten langen leste toch een dame van St. John Ambulance (die gedurende de marsdagen ook de EHBO-ploegen hadden geleverd) verscheen, met minibus.



Weer terug in Londen (we konden deze keer gelukkig wel zitten, in de trein naar St. Pancras, want een gewaarschuwd duo telt voor peloton, en bovendien was er deze keer geen sprake van stoel-reserveringen) nam het drama grotere vormen aan. Wij hadden namelijk, gezien de onhandelbaarheid van onze bagage, bedacht dat we die gingen opslaan in een kluis op Luton Airport, omdat onze trein naar Londen daar toch langskwam. Mis. In tijden van terrorisme is de Britse regering een te duchten partij, die geen halve maatregelen neemt. Dus: alle kluizen weg, en de left luggage afgeschaft tot nader order (vermoedelijk totdat die voorzien is van goeie scanners). Zodat wij uiteindelijk alleen maar met de shuttlebus van Luton Airport Parkway Railway Station naar Luton Airport reisden opdat ik daar mijn laatste 50 euro voor ponden kon inwisselen.

Het opmaken daarvan nam vervolgens voortvarend aanvang in Shakespeare's Head, een enorme pub die onderdeel is van de keten van J.D. Wetherspoon Pubs, nadat wij onze bagage dan toch succesvol hadden weten kwijt te spelen in het left luggage office van St. Pancras Railway Station. In Shakespeare's Head was het prettig bierdrinken, hard lachen om de prachtige teksten op het menu ('Fish dishes may contain small bones', daar komt nog een prachtige songtekst van, let op mijn woorden), en prettig converseren met twee oudere heren, van wie wij in eerste instantie vermoedden dat zij opdringerige homo's waren, maar die uiteindelijk twee vrienden op leeftijd, samen de tijd voorafgaand aan een bezoek aan het British Museum dodend, bleken te zijn.



De rest van ons geld vergooiden wij vervolgens in Funland, een mega-speelautomaten-hal nabij Picadilly, waar vooral de Gisser zijn hart ophaalde aan het verzameld vertier (hoewel ik de eerste dubbelrace won, in de Daytona), aan fijnprima koffie in de Manhattan nabij Russel Square, terwijl wij nog één keer een bedevaart maakten naar Raymond's oude woonbuurt, en aan eten in de Goose & Granite waar, als aan het begin van dit artikel gezegd, de bediening vandaag een stuk minder was, maar de Chicken Tikka Massala uitstekend smaakte, en wij bovendien smachtend werden aangestaard door olijke meischjes. Dat was dus allemaal best prettig, doch ook die pret was van volstrekt voorbijgaande aard. Want nu kwam Het Werkelijk Drama.



Eenmaal terug op St. Pancras, namelijk, bleek de trein van 17:55 naar Luton Airport Parkway gecancelled te zijn. Dat leek geen probleem, omdat wij de tijden, eerdere traagheid der treinen indachtig, tevoren reeds ruim hadden ingeschat. Maar bij navraag bleek de volgende trein naar dat station vanaf St. Pancras pas om 19:00 te vertrekken, en aangezien wij om 19:30 werden geacht op te stijgen, was dat geen optie. Wij lieten ons dus verherdirigeren naar King's Cross Thameslink Station, tien minuten lopen vanaf St. Pancras, waarvandaan eerdere treinen zouden vertrekken naar Luton Airport Parkway.

Met de nadruk op 'zouden'. Niets bleek echter minder waar. Het was inmiddels spitstijd, en de trein die we moesten hebben bleek, met ook ons erin, zo zwaar beladen dat-ie het nog voor vertrek begaf. Of iedereen, daarom, de trein maar wilde verlaten, zodat die kon worden afgerangeerd ten faveure van een verse trein. Dat ging lastig, omdat het perron inmiddels was volgestouwd met reizigers die alweer wachtten op de oorspronkelijk geplande trein na de onze. Gaandeweg de problemen die hierdoor nu ontstonden ("Excuse me, I'm just trying to get out of the station..." "Well I'm just trying to get out of the country altogether" "Hey, that actually sounds better, can we join you?"), besloot de stationsleiding heel King's Cross Thameslink dan maar te sluiten en iedereen te verzoeken het station te verlaten. Dat ging natuurlijk ook niet, dus uiteindelijk werd ook die politiek verlaten en slaagde men er met veel moeite in de reizigers af te voeren met 'reguliere' treinen, in de tweede waarvan wij uiteindelijk zaten, omdat we er in de eerste simpelweg niet meer bij konden.



Een half uur plus een shuttle-busrit van een minuut of tien later stonden wij op de main concourse van Luton Airport - en hadden wij onze vlucht naar Amsterdam met vijf minuten, plus inchecktijd, gemist. Reden voor grote vreze onzerzijds, want inmiddels waren wij volkomen blut, en wij vermoedden dat een overboeking extra geld ging kosten. Dat bleek, Godzijdank, niet het geval. Maar de eerstvolgende vlucht naar Schiphol ging wel pas om zes uur de volgende morgen, incheck om 04:00 AM.

Dus dat betekende een doorwaakte nacht, die wij op stoeltjes, en in slaapzak daarvoor op de vloer, doorbrachten in de hal van Luton Airport, ons bij tijd en wijle vermakend met het verzinnen van varianten op Eminem's 'Slim Shady' (ook tijdens de Waendeltocht al ons lijflied, tsjikka tsjikka). Je zou het er bijna moeilijk mee krijgen om nog te genieten van de uitzichten die de terugvlucht, op een zonovergoten dag, over Engeland, het Kanaal en de Nederlandse kust bood. Maar dat deden wij natuurlijk wel toch, want je zit tenslotte nou eenmaal in dat vliegtuig, en laten we eerlijk zijn, aan de vrienden van EasyJet lag het sowieso allemaal niet: Midland Mainline is helaas gewoon niet die partij waar de NS nog wat van kunnen leren.

Nee, het is samengevat een duidelijk verhaal, waarvan wij overigens wel mogen zeggen dat we blij zijn het meegemaakt te hebben en het zodoende te kunnen optekenen: de Wellingborough is een prachtige mars, de moeite van het lopen en het erheen reizen waard, maar wel een fokking dure. Gelet op het feit dat ik op dit moment schat in totaal zo'n €600 kwijt te zijn geweest (waarvan ik dan eerlijkheidshalve wel €150 moet aftrekken wegens het aanschaffen van die nieuwe jas), kunnen we deze mars vooralsnog kwalificeren als de allerduurste uit ons curriculum. De gevolgtrekking is dan ook tweeledig: gelukkig gaat de volgende goedkoper zijn - maar wellicht levert het gaande seizoen een nog duurdere op. Wij houden ons hart vast, en wachten de dingen af, die komen gaan.

Mijn prosit, Raymond, keurig gewandeld. Diekirch wacht.