Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
30 juni 2003 35ste Haervejsmarchen, Viborg En ik maar denken. Ik maar denken dat, er ooit op vakantie geweest zijnd met mijn ouders, Denemarken één groot vlak rietland was. Ik maar denken dat de mars in Viborg, door Schelden ooit bezocht en aan mij uitgelegd als "die mars waar dronken Denen met plastic vikinghelmen op rondlopen, kinderwagens met kratjes bier voortduwend", om die twee redenen stomvervelend zou zijn. En ik maar denken dat ik goed tegen drank kan. ![]() Dag 1 ![]() ![]() Daarvandaan werd er een noodtempo ingezet naar het Duitse, waar wij eerst, bij een tankstation, Petra Vissers en pa tegen het lijf liepen, ook onderweg naar het Deense, en wij vervolgens bij een plaatselijke Spar trays met bier inkochten, en ik wat Moskovskaya kocht (want van dat bier word ik zo dik hè). Die ik vervolgens in veel te rap tempo leegzoop. Dat leidde ertoe dat ik al een enorm stuk in mijn kraag had toen ik, ergens langs de weg, vond dat men niet snel genoeg stopte om mij te laten pissen, en daar nogal agressief over werd (een episode die ik me in het geheel niet kan herinneren en u dus vertel vanuit de overlevering die ik van de rest meekreeg in een later stadium). Heel slecht van mij, en nog niet eens het ergste waar die drank toe zou leiden. Maar dat kwam later, en ik geloof dat we dit eerste incident, middels excuses mijnerzijds, alweer bijgelegd hadden bij aankomst in Viborg, omdat ik anders echt niet meer weet hoe we aan die foto komen waarop ik omstandig Harm de hand schud bij uitstappen aldaar. 'Aldaar', overigens, was de kazerne van het Prinsens Livregiment (de lijfgarde van de Prins, kortom), start- en aankomstterein van de Haervejsmarchen. Nadat wij daar de kaarten voor onderkomen-ontbijt-en-avondeten, alsmede de start-en-knipkaart-voor-de-mars hadden betrokken, betrokken wij ons kwartier in de Nordre Skole, een vooral vanwege zijn eenverdiepings-karakter enorm uitgestrekte lagere en middelbare school, dichtbij de kazerne. Wij kwamen, met een stel Deense militairen, terecht in een klaslokaal van de lagere school, rolden er onze slaapzakken uit, en vertrokken richting stad om de lol te zoeken. Dat was overigens ook het moment dat het tweede incident ontstond - want wij beloofden, bij vertrek, aan Henk, die nog een tukje wilde doen, dat wij hem zouden komen wekken als we gingen eten. Mede omdat we dat uiteindelijk in het geheel niet deden, vergaten we die afspraak volkomen, en merkte Henk dus pas veel later weer iets van ons. Maar daarover later meer. Eerst trokken wij dus dat stadscentrum in, waar het op het centrale plein, dat wij bereikten na het wandelen langs de USA Tref (een bijeenkomst voor eigenaren van Amerikaanse racebeesten als de Mustang), inmiddels een gezellige boel begon te worden. Zonnetje erop, leuk bandje (dat o.a. Beatles-covers speelde), en leuke dames, niet eens enkel Deens, want daaronder ook Petra Vissers. Met wie ik, in mijn al snel groeiende lamheid (dat kwam ook door het meer dan uitstekend Deens Weizenbier dat ik hier vanuit de tap ontdekte en rondkocht voor ons allen) een goed gesprek aanknoopte, dat al snel over Elisabeth Marquart-Scholz (de met Petra bevriende ook-luitenante van de geneeskundige troepen die ik voor het eerst tegenkwam in Bern, in gezelschap van haar, in 2000) ging, en daarom eindigde in emotionele tranen mijnerzijds (had niks met de drank te maken - die tranen zouden er in nuchtere toestand ook zijn geweest, omdat het onderwerp nogal diep gaat, inzake mijzelf), terwijl Fred en Harm het op een gezellig potje handjedrukken zetten (dat Fred, als bijna altijd lachend, won). Petra gaf mij goede raad, dat maakte mij tevreden. ![]() ![]() Die vervolgens vrolijk door ging feesten, maar zonder mij, want ik vond het zo wel welletjes en begaf mij dus terug naar de Nordre Skole. Dat had nogal wat voeten in de aarde, omdat ik dus straalbezopen was en de weg maar met moeite vond, met enige hulp van een vriendelijke Deense dame van een kruideniertje op een hoekje bij het kazerneterrein. Op dat kazerneterrein halt houdend om te pissen, kwam ik erachter dat ik mijn hele hebben en houden van schrik had achtergelaten op het plein. Niet zo mooi, en toen ik dat vertelde aan de verbijsterde Henk (die dat vanwege het uitblijven van ons allen en zijn avondeten daarmee toch al was), besloot die een zoektocht op touw te zetten. Dat wilde-ie in eerste instantie alleen doen, maar dat vond ik weer te gortig, omdat ik immers ongeveer kon uitleggen waar ik geweest was en hij anders liep te zoeken naar spelden in hooibergen. Dat uitleggen ging weliswaar minder goed dan ik zelf gehoopt had, maar toch scheelde het tijd, weet ik zeker. Niettemin twee uur verder, hadden wij geen van mijn spullen teruggevonden, maar had ik Godzijdank wel de kans gekregen mijn excuses aan te bieden aan de ober, dat vriendelijke Deense mannetje, die dat eens te meer bleek door die excuses met een gulle lach en zonder een spoortje rancune te aanvaarden. Eenmaal terug en in slaap, werden wij daaruit, om drie uur, samen met de Deense kamergenoten, ruw gewekt door een vol-ko-men lamme Peter Weij, die met een even lamme Fred en Harm uit de disco terugkeerde en ons tollend toebeet dat "gjullie daaj maaj ligga te meura, en ig...", voordat-ie omviel. Dag 2 De volgende ochtend was ik nog nooit zo blij geweest met die Peter Weij, want hoewel-ie er als Godzilla uitzag, bij ochtendgloren, toverde hij mijn camera tevoorschijn. Toen Harm dat ook nog deed met mijn portemonnaie (waaruit hij 300 kronen had weggezopen, terecht, vond ik, hoewel ik ze later van hem terugkreeg in euro's), kon ik de heren wel zoenen (toch blij dat dat niet hoefde hoor). Zelfs het bericht dat een Deen er, nog voordat de heren daarop konden ingrijpen, vandoor was gegaan met mijn hoed en telefoon kon die blijdschap niet meer teniet doen. En dus vertrokken Henk en ik tevreden naar de kazerne, voor het begin van de eerste wandeldag (de anderen bleven nog even liggen want wilden rond zevenen starten, hetgeen ook makkelijk kon, omdat die heren nu eenmaal veel harder lopen dan dat Henk en ik van plan waren). Dat goede humeur zouden we nodig blijken te hebben. Want vandaag kwam ik erachter dat het helemáál niet zo is dat Denemarken één groot rietland is. Toen ik, de volgende dag, aan een Deen vertelde dat ik dat verwacht had, grinnikte die: "Dan ben je op vakantie geweest in de andere helft. De ene helft van Denemarken, het westelijke deel, is plat ja." Maar de andere niet! Verre van zelfs: het heuvelt zich klem, met daarop heel wat prachtbos, waar wij soms lange stukken onverhard doorheen moesten. Hier en daar was dat overigens vergeven van jeneverbesstruiken - ! - die ik helaas niet meer kon fotograferen, omdat mijn camerageheugen plots vol bleek, denkelijk doordat Peter de avond ervoor flink had zitten knippen richting Deense dames; dat kon ik echter moeilijk gaan schiften, via dat kleine displaytje, tijdens het wandelen in verblindend zonlicht (maar later zou blijken dat het inderdaad zo was: naast van veel dames, had Peter ook nog tot zes keer toe schitterende shots van de vloer gemaakt). En er was ook open (soms moerassig) land. Omdat vandaag de zon zich ongenadig fel op ons richtte, en ik dus geen hoed meer had om op te zetten, verbrandde ik levend, terwijl wij tegen overwegend korte, maar soms zeer steile hellingen opgejaagd werden (en ook nog over onverharde, soms zompige paden, die mij, naast het feit dat ik 'm, omdat-ie met deze tocht samenvalt, dit jaar moest missen, een extra reden gaven om te denken aan mijn geliefde MESA, die op datzelfde moment voltooid werd door Schelden - jaja, de Wandelsoc. verovert Europa). Dat leverde natuurlijk een slachting op onder de medewandelaars. Zo werden wij, vroeg in de ochtend, voorbijgetrot door een peloton Nederlandse militairen, ook overnachtend in de Nordre Skole, dat véél te hard van start ging en ook nog om de haverklap met een "Coming through please" door de massa wandelaars heen wilde dringen - als je dat doet heb je weinig wandel-ervaring. Dat zou ook blijken. Want aan het eind van de dag waren er drie uit-, en het detachement uit elkaar gevallen, en kwam het restant strompelend over de finish. Tussen de dronken Denen, die hier inderdaad opgeld deden, met inderdaad kinder- en andere wagentjes vol bier, maar die waren vervelender voor zichzelf dan voor ons. Niet dat wij het er zelf makkelijk mee hadden. Henk, die overigens een bruikbaar schema loopt van 2x2 uur en daarna blokken van 1 uur (al laat ik mij zelf doorgaans liever verrassen door het rustenschema van de organiserende partij, omdat dat het interessant houdt), greep bijna iedere rust aan om vijf minuten te pitten. Verbijsterend, maar knap dat-ie het kan - want hij werd op eigen kracht na die vijf minuten weer wakker, en stond dan zonder morren weer op om verder te benen. Niettemin zagen wij, vooral in de laatste vijf kilometers, wat af, en hadden wij het wellicht niet, maar zeker niet zo makkelijk gehaald als Marjan en Paulo van de Marechaussee uit Den Haag er niet geweest waren. Die waren namelijk aan het supporten voor hun eigen detachement, maar voorzagen ons bij herhaling van fruit (appel- en sinaasappel-stukken), water en opbeurende conversatie. Ge-wel-dig, en onvergetelijk. ![]() Dag 3 De volgende dag vertrokken we allen tezamen, omdat Henk en ik wat later opstonden, en de rest wat eerder weg wilde dan gisteren, in de combi naar het kazerneterrein. Daar startten we rond half zes, voor wat weer een zware dag ging worden. Met, overigens, aanzienlijk minder mede-wandelaars dan de 5000 van de dag ervoor. Die zon had inderdaad een slachting aangericht, en dus waren er veel uitvallers, veel mensen die vandaag in plaats van de 45 km de 40 of 20 km waren gaan lopen, en veel militairen die ineens in burger en zonder bepakking liepen. Wij zetten er niettemin een noodgang in, richting eerste rust. Allang aan Petra & pa voorbij, raakten wij pas daar gesplitst, en trokken de drie buffelaars er als vanouds vandoor. ![]() Niet dat het kort was. En hoewel het weer veel beter was dan de dag ervoor (want kamertemperatuur en bewolkt, zodat ik de prachtige KNIL-hoed die Peter me voor vandaag geleend had eigenlijk niet nodig had), was het wel veel zweteriger (want het hing tegen onweer aan), en waren wij dus toch net zo blij als gisteren met de aanblik van die blauwe marechaussee-bus, met erin Marjan en Paulo (wij namen bij de laatste keer afscheid van die twee engelen-in-uniform en zetten ze op de foto - Marjan is die met dat stukje sinaasappel in d'r smoel), die ons ook vandaag meerdere malen van kwaad en erger redden. Dat stelde ons overigens wel in staat alsnog te genieten van het ook vandaag weer overweldigend prachtige landschap, met name in de stukken bos die langs de oevers van een enorm meer leidden - van dat zacht ruisende, op de wandelaars na totaal lege en ongenaakbare Scandinavische woud, waarin de wind eeuwigheid kent en de ziel tot rust komt. Diezelfde Deen die eerder deze dag zo moest lachen om mijn misvatting over het landschap kwam, terwijl Henk en ik ergens in dat bos uitrustten in de over het meer waaiende bries, langs en vroeg wat ik de natuur aan het vertellen was. Ik antwoordde: "Nature is talking to us", en zo was het ook. Ik had niet gedacht dat Denemarken zo mooi zou zijn. Weer wat geleerd. Wat niet wegnam dat wij gesloopt waren, aan het eind van de mars, en met ons gold dat voor alle voltooiers (waaronder er weer wat waren die ons schrijnend maar dappere strompeltaferelen boden, op de stenige bospaden, onder de motregen die in de laatste vijf kilometers naar beneden kwam). ![]() ![]() ![]() Dat daarna echter over dit geheel tussen Henk en de commandi de pleuris uitbrak, en die tot op de dag van vandaag voortduurt, daar ben ik nog veel verbaasder over. Want dat betekent dat het op dat moment fout is gegaan in de onderlinge communicatie (waarom niet op dat moment tegen Henk "Schiet eens op alsjeblieft" gezegd? Of waarom niet op dat moment "Zeg heren, kan het wat rustiger aan, want ik heb niet zo'n haast?" gezegd? Als die discussie op dat moment geopend was, waren alle daaropvolgende scheve blikken en insinuaties over en weer niet nodig geweest). En waar-ie ook aan lag, feit blijft dat die haast een onverkwikkelijk ding is. Want die leidde ertoe dat Peter Weij van slaap in de vangrail reed op weg naar huis, nadat-ie Fred en mij had thuisgebracht (waarvan overigens acte en waarvoor overigens grote dank). Dat-ie het overleefde met alleen blikschade is een geluk bij een ongeluk - maar je kunt mij nog meer vertellen: ik wil nooit meer direct na een mars terug naar huis. Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Nijmegen wacht. |