Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

21 april 2002

Van Top tot Teen door Nederland heen: Eext-Odoorn

Het is theoretisch mogelijk dat Tjasso en Roelie Roossien nog vroeger wakker waren dan wij. Dat zou dan een straffe prestatie zijn. Want wij zaten, op deze dag van de vierde en dit seizoen laatste etappe van Van Top Tot Teen Door Nederland Heen, al vroeg in die auto, op weg naar Groningen. Groningen? Ja, Groningen. Schelden had vooraf weliswaar bedisseld dat we Mattie Finkelstein (joodse schone die wij twee etappes eerder tegenkwamen en die had aangegeven heden mee te willen lopen) op station Assen zouden oppikken, maar ik had in telefonisch overleg met haar, de avond tevoren, besloten daar Groningen van te maken. Dat kwam haar handiger uit, omdat ze van haar ouders in Leeuwarden kwam.

Nou dacht ik al "Eerst zien, dan geloven". Want hoewel Mattie zich zéér assertief betoond had bij eerste ontmoeting, is het nu eenmaal zo dat de Wandelsoc. op zijn zachtst gezegd buitengewoon teleurstellende ervaringen heeft met vrouwen-die-zeggen-dat-ze-willen-meewandelen: ze doen het bijna nooit, korte oefentochten naar Noordwijk, en manhaftige uitzonderingen-die-de-regel-bevestigen als Smit & Smith daargelaten.

Dus ik had het kunnen weten. Vlak na het moment waarop Marco zijn Polo nog richting Assen had kunnen sturen ontving ik een SMS: 'Slappe mededeling: ik zeg af'. Met nog iets over onmin in het ouderlijk huis en vooral een vermoeid lijf erachteraan. Waarom ben ik toch zo zelden verbaasd?

Anyway. Na een dus zinloze omweg aankomend in een zonovergoten, sprookjesachtig stil Eext-op-de-vroege-morgen, bleken wij niet alleen de eersten daar, maar de rookpluim uit de schoorsteen op het rieten dak van rustiek Restaurant het Ossenhoes bovendien uitnodigend wenkend. En de koffie was klaar en uitstekend. Dus wachtten wij, in het prettig gezelschap van Tjasso en Roelie, met wie het een goed weerzien was, tevreden de komst af van de rest.

Die liet niet al te lang op zich wachten. En dus vertrokken Van Zijntergen, van Dijk, Prakke, van Prijzen, van Geyningen, van Geyningen, van der Schelden en van Reenen (Weij was, tot vreugde van Vandy van H., wegens PanzerFuchsen verhinderd) op weg naar de stoel. Die er uiteraard nog was. Prakke's kennis daarvoor omstandig dankend, zetten wij vervolgens koers richting zuiden, de eikehouten fauteuil op mijn hoogstpersoonlijke harses. Dit omdat ik mij dat had voorgenomen: ik vond mijn rol in deze bij de vorige etappe wat minnetjes en had bovendien behoefte aan wat zinvolle calorieverstoking.



Daar blijkt Drenthe-met-een-stoel-op-je-kop zich uitstekend voor te lenen. Zo ontevreden als ik was met het feit dat je met zo'n ding op je hoofd niet links en rechts kunt kijken en ook een stuk dover bent aan die kanten en de achterkant, zo tevreden was ik met de inspanning die ik gedwongen werd te leveren. Wel beetje uitkijken met de nek, maar voor de rest prima dingetje.

Op dus, naar het eerste hunebed van de dag (D13), aan de rand van Eext. Bizar ding. Niet omdat het intacter was dan alle tot nog toe door ons gevonden hunebedden, dus ingegraven (rare plaat van een-ingegraven-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop), maar omdat op de boerderij er vlak naast de bewonende grapjassen minimaal drie mini-hunebedden hadden gebouwd in hun tuintjes, van kleinere zwerfkeitjes. Kitsch par excellence. Zowel het ingraven van de echte, als de nep-exemplaren waren reden voor grote verwarring bij Schelden. "Die zijn niet echt, ze zijn door mensen gemaakt." "Schelden, ze zijn allemaal en altijd door mensen gemaakt." "Ach houd je smoel, je begrijpt best wat ik bedoel."

Gelukkig was de situatie bij het volgende hunebed (D14, bij Eexterhalte), vlak buiten Eext, dat Marco, Jochem en ik eerder gezien hadden bij het binnenrijden van het dorp, een stuk minder ambigu: maar één hunebed, van formaat. Reden voor een fraaie plaat, van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop. Niet dat Schelden daar rustiger van werd. Die begon hier te zeiken over de klimmende leeuw, op deze zonnige dag voor het eerst op mijn rechterschouder.

"Die mag je niet dragen, je bent nooit in dienst geweest en het is een krijgsmacht-symbool." "Schelden, ik draag dit niet omdat het een krijgsmacht-symbool is, maar omdat het voor Nederland en de binding met Oranje staat. Ik prefereer dat boven de neo-connotaties die een nederlands vlaggetje mogelijk oproept, maar wil wel zoiets hebben voor internationale tochten, vanwege de herkenbaarheid onder andere nationaliteiten." "Ja, maar dit is een uniform, dus het mag niet." "Ach zout op! Dit is een carnavalspak van een bedenkelijke wandelclub, daar mag ik alles op dragen wat ik wil, debiel!" Waarop Schelden (tijdelijk) zijn stafkaart in het stof smeet en aan het leiden boos de brui gaf. Tot groot vermaak, uiteraard, van van Prijzen. En mijzelf.

Dat vermaak werd allengs groter toen Schelden, lopend over een fietspad door een prettig stuk bosaanplant uit de vorige eeuw, Vandy uitleg gaf over het hoe en waarom van Venerische Ziekten. Ik zal u wat voorafging besparen, maar juist toen hij zijn uitleg besloot kwam er een onsterfelijk moment, omdat op dat ogenblik een tegemoetkomend echtpaar op de fiets passeerde. Schelden, opgewekt, met in groet aan dat echtpaar opgestoken hand: "Nou en dat zijn dus Venerische Ziekten - Goedemorgen Men-sen!" Van Prijzen en ik, wij hadden buikpijn, van het lachen.

Van Prijzen was overigens sowieso erg blij vandaag. Die liep namelijk door het gebied waar hij zijn vrouw Hilda destijds versierde, en kwam nu bij het hoogtepunt daaruit: de Minister Kan-bank, gelegen naast de pingo-ruïne, die ook wel 'gletscherkuil' wordt genoemd. Romantische plek bij uitstek en dus ook die waar Bert destijds denkelijk onwelvoeglijk handelde met de Hilda. Nah pri-ma.

Een pingo-ruïne, overigens, is een soort van zeepbel die door aan het eind van een ijstijd achtergebleven ijs gevormd is, dan smelt en er al doende voor zorgt dat door de ronding de door het ijs verdrongen aarde naar de rand van de bel afglijdt. Daardoor ontstaat, na smelten van het ijs, een cirkelvormige kuil, met een klein cirkelvormig centrum waar het laatste ijs verdampt. Zo'n kuil loopt later vaak vol met water en wordt dan een ven, maar ligt hier open in het bos, met aan de rand ervan buiten bomen dus ook die stenen bank. Bert gaf het bovenstaande weer in een uitsteekzaam college, dat niettemin naar behoren door ondergetekende werd verstoord met een gevouwen papieren vliegtuigje met 'Ei-kel!' erop.

Afijn, dat onderricht voorbij hees ik de stoel weer vrolijk op de kruin en ging het verder richting Drouwen. Een prachtig stuk wandeling, dat moet gezegd worden, maar van die stoel kreeg ik wel last, hier. Temeer daar het voorlaatste stuk ervan, komende uit volprachtig bosch, langs oneffen, onverharde zoomstrook met overhangende takken leidde naar langsaaiige dunrechte asfaltweg.

Ik dacht dat ik gek werd. En de anderen dachten dat ik gek was. Temeer daar ik, toen ik eenmaal de weg bij Drouwen was overgestoken en, onder gepast applaus van Bert, de zetel had neder doen ploffen naast het eerste (D19) van twee daar aanwezige hunebedden, een knalrode kop-van-vlak-voor-de-hartaanval bleek te hebben. Niettemin overleefd, dus. En dat was maar goed ook. Want er gebeurde hier iets opmerkelijks. Terwijl wij ons kwartier maakten op dat eerste hunebed, liep een zonderlinge man met een monsterlijk lang statief, twee camera's en 1 vrouw dat veldje op.



En dat bleek dezelfde fotograaf te zijn die tijdens de vorige etappe die twee Oudhollandsche Meesterstukken van de Wandelsoc. rond de hunebedden vlak voor Zuid-Laren had geproduceerd! Een prettig weerzien, al helemaal toen hij ons vertelde binnenkort een boek over de krengen te gaan publiceren. En nog meer toen hij zijn eerdere prestatie evenaarde door ons ook bij de Drouwense hunebedden op de gevoelige platen van stapels-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop vast te leggen. Tot vertwijfeling van Jochem Prakke, die graag had gehad dat we hier de stoel in de fik hadden gestoken en de resten ervan hadden achtergelaten, in plaats daarvan door mij werd gesommeerd zijn steentje bij en dus een stuk der stoel te dragen, en dat dus vertikte.

Na een hartelijk afscheid en een tevreden eind wandelen arriveerden wij vervolgens, met een stoel in drie delen, in Bronneger, bij de meest toeristische hunebeddenzooi die ons land kennelijk rijk is. Een ervan (D21) stond er vlak voor in het veld, meteen daarna stonden er drie van die dingen bij elkaar, met een, vast niet toevallig aanwezige, soort van paardentram (maar electrisch, zonder paard) ernaast, en ladingen families-op-dagje-uit erop en omheen. Vreselijk, en bovendien waren twee van de hunebedden (D23 en D24) zo klein dat het kennelijk huisdierengraven waren. Althans, dat dacht ik.



Schelden niet. Die dacht dat ze nep waren. "Die zijn door mensen gemaakt, dat kun je zo zien." In ieder geval stonden tegenover diezelfde dagjeslui die helemaal niet blij waren met onze komst, omdat ze daardoor tijdelijk van hun hunebed (D25) afmoesten, gelukkig de dagjeslui die bereidwillig fraaie platen van stapels-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop voor ons schoten (tot vertwijfeling van Jochem Prakke, die graag had gehad dat we hier de stoel in de fik hadden gestoken en de resten ervan hadden achtergelaten).

En bovendien kwamen wij hier vriend Yoram tegen. Vriend Yoram was een local, van onder de zestien, op rollerblades, die het vervolgens als lollige plicht zag ons als gids te begeleiden. Zot gebeuren, temeer daar hij soms grote stukken om moest bladen als wij, de delen der stoel hoog geheven, over onverharde rulle zandpaden ploften. Maar wel vriendelijk, dat moet gezegd worden.



Enig stampen verder arriveerden wij, na een goed gesprek met een ingehaald echtpaar dat zich langzaam voor een zwaardere (vakantie)tocht in dit landsdeel aan het trainen was, aan de rand van Borger, bij het grootste hunebed (D27) van ons land. Dat is het niet alleen qua grondoppervlak, maar ook qua hoogte, dus werd dit een koddige klauterpartij, waarbij ik zelfs tijdelijk mijn batons verloor. Een fraaie plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop rijker (tot vertwijfeling van Jochem Prakke, die graag had gehad dat we hier de stoel in de fik hadden gestoken en de resten ervan hadden achtergelaten) trokken wij om het hunebedden-infocentrum heen en, in zotte processie met de delen der stoel, Borger binnen.

Aldaar, bij Snackbar 't Hunebed, bevond zich de lieftallige Larisa, die hier al uren op ons zat te wachten. Al uren? Al uren. Want het idee om, in plaats van samen met ons van start te gaan en dan halverwege af te haken, pas later in de tocht aan te sluiten en die dan samen met ons te voltooien, was uiteraard goed - maar de inschatting van Schelden dat het, bij voorgaand telefoontje, nog 1 uur en 10 minuten zou duren voordat we er waren, die zat er zo'n twee uur naast. Dus dat heeft Schelden geweten, de rest van de dag. "1 uur en 10 minuten hè?!!!"

Snackbar 't Hunebed is overigens geen succes. Het proviand is redelijk hoor (vooral dat broodje-van-Bert was stramhaftig), daar niet van. Maar toen ik het bedienend jongmens verzocht om per persoon de bon te maken (onze als gebruikelijk enorme bestellingen indachtig) deed-ie dat wel, maar ging-ie, inclusief verwerking en bezorging van de bestelling, alles ook per persoon afhandelen. Drentsche Oen! Wij zaten daar dus lang, te wachten op ons eten en drinken, met holle ogen starend naar degenen die ons voorgingen, en met uitpuilende verbijsterd naar degenen die ons volgden in het schransen.

Bovendien heet die toko dus ''t Hunebed', maar staat op de omslag van de menukaart een hert - geen hunebed. Totaal gemiste degelijke promokans. Sukkelprijs. En oh ja, vriend Yoram ging hier lelijk onderuit, tijdens het uit pure verveling rollerbladen over een stenen trapje.

Afijn, een jus d'orange (voor de vitaminen), een koffie (voor de caffeïne), een Four Roses (voor de alco-kick), een vaas bier (voor het lekkere), een tosti 'Hunebed' (die ook al niks daarmee te maken had, maar wel uit interesse naar die naam besteld was - goedkope pleuristruc voor het verkopen van een droge geroosterde boterham met ham, kaas en oeroude ketchup), iets met veel frieten (voor de koolhydraten) en een Underberg (voor de getergde maagwand) verder voelde ik me toch een stuk beter en ging het, na afscheid van vriend Yoram, weer verder, met een Larisa daarbij.





Naar twee hunebedden (D28 en D29) in een wat verloren perceeltje langs de N374 in het Buinerveld, waar wij Larisa de truc achter het verphotoshoppen van twee platen van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop tot 1 plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop uitlegden en dus vier fraaie platen van stapels-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop schoten. Tot vertwijfeling van Jochem Prakke, die graag had gehad dat we hier de stoel in de fik hadden gestoken en de resten ervan hadden achtergelaten. Niets van dat al, door met de delen.

Gelukkig liepen wij daarna niet al te lang over de provinciale weg, want die bood geen reden tot landschappelijke blijheid, maar betraden wij, tot mijn onuitsprekelijke vreugd, voor het eerst tijdens Van Top Tot Teen Door Nederland Heen de goede Oudhollandsche Hei. Fraaier wandelgebied is nauwelijks denkbaar, al helemaal niet als je subiet omlaaglazert in een prima pingo-ruïne. Dat laatste was uiteraard reden voor herhaling van Bert's eerdere college in deze, ten behoeve van Juffrouw Larie.



Iets verderop, waar deze prachtige Exlooër heide inmiddels Boswachterij Exloo heet, troffen wij het volgende hunebed (D30) en schoten bereidwillige voorbijgangers, die net als wij geen streekbewoners waren (Schelden: "Dag, wij zijn westerlingen"; Voorbijgangers: "Wij ook") een prima plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop (tot vertwijfeling van Jochem Prakke, die graag had gehad dat we hier de stoel in de fik hadden gestoken en de resten ervan hadden achtergelaten).

Tevreden over dit resultaat rustten wij kort in dit Exloo (kabouterland, grrr), om vervolgens, wederom in weerwil van Sonja Snoek's bewering dat hunebedden onvindbare dingen zijn, een bijna onvindbaar hunebed (D31) te vinden, snood verborgen in het Hunzebos. Alsof je live op een Tonke Dragt bent gedrukt, met je snufferd. Prettig soort van déja vu, en reden voor een fraaie plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop. Tot vertwijfeling van Jochem Prakke, die graag had gehad dat we hier de stoel in de fik hadden gestoken en de resten ervan hadden achtergelaten. Niets van dat al, door met de delen.

En de prachtige hei van het Odoorner Zand op. Druk gekrabbel op de blocnote-met-mooiste-plekjes-van-Nederland, want dit is er beslist 1. Bert van Prijzen verzeeg in totaal apegapen bij de aanblik van heuse in het wild groeiende jeneverbes-struiken (vrij weinig met genever van doen hebbend, want in slechts twee varianten daarvan nog gebruikt, de rest is alcohol met water, leerde ik later van Jochem Prakke, maar heeeeel zeldzaam, vandaar), reden voor een fraaie plaat van een-stel-struiken-met-een-vent-ervoor.

De prachtige hei werd, overigens, nog prachtiger doordat wij hier een voluptueuze blondine langs het weldadige lijf liepen (en haar vent, die gepast en tevreden leeg keek bij het passeren). Ah, dat parfum. Ab, tegen mij: "Chiel, wat ruik je lekker". Ik, tegen Ab: "Dat duurt maar twintig meter hoor". Aan de dorpsgrens van Odoorn vonden wij tenslotte het laatste hunebed (D32) van vandaag. Tot vreugde van Jochem Prakke, die graag had gehad dat we hier de stoel in de fik hadden gestoken en de resten ervan hadden achtergelaten.

Dat deden we niet, maar na het maken van een fraaie plaat van een-stapel-stenen-met-een-vent-in-een-stoel-erbovenop en een Ouderwetsch Fiksch Debat over de materie lieten we de stoel wel achter, op deze Drentsche stapel stenen. Omdat ik eenmaal begonnen grappen wel graag afmaak ga ik dus een bloedspuwing krijgen als we bij de volgende etappe ook nog maar 1 hunebed zien en dan niet meer die stoel bij ons hebben.

Het mocht de pret verder niet drukken. Die was groot, bij bier en maaltijd in de Oringer Marke. Dat is een horecafabriek die duidelijk gewend is aan vooral 's zomers veel betere tijden dan dit moment, met ladingen gretige toeristjes. Maar het is een horecafabriek met standing (de FC Barcelona heeft er nog eens gelogeerd toen Koeman er nog in speelde, blijkt uit de foto's aan de wand). Want ondanks dat je een worstje op een lopende band bent, wordt dat gevoel door het uitstekend opgeleide personeel (we hebben ze tot nog toe alleen beter aangetroffen in de Noordwijkse Hotels van Oranje) volprima den kop ingedrukt.

Daar kan Snackbar 't Hunebed nog wat van leren. Hetgeen wij dan ook omstandig uitlegden aan de bedienende hoogblonde Walküre, op het zonovergoten terras (waar je de blondine kunt bellen, met een deurbel aan de wand!), met een bier in de hand, alvorens wij, na afscheid van de van Geyningens, naar binnen togen om daar de avond te besluiten met de viering van de Diës Natalis: de Wandelsoc. bestaat inmiddels twee jaar, een tot dan toe ongemerkt voorbijgegleden feit, nu reden voor sappige anecdoterie.

En reden voor eetfeest-met-vistrio. Vistrio? Vistrio. Jochem Prakke, snood en onverlaat, had met dat goed opgeleide personeel, in het kader van de keuken-efficiëntie, bekokstoofd dat wij konden kiezen uit eenheidsmenu's van vistrio en tournedos. Nooit meer doen, Prakke. Niet dat ze niet goed waren, maar ik maak graag zelf uit wat ik eet, klootviool, dus wil ik een kaart. Die ik, om het punt te maken, uiteindelijk kreeg, maar uit beleefdheid verder niet gebruikte. Een volheerlijk vistrio dus. Geen idee wat ze in elkaar zien, verder, die vissen. Maar goed. Na het eten nam van Prijzen afscheid en spoedde hij zich richting Hilda.

Een donkere plaat later, van een restaurantbord-met-vijf-kerels-en-een-dame-ervoor, bereidwilllig geschoten door het goed opgeleide personeel, vertrokken wij vervolgens richting het Haarlemse.

Mijn prosit heren, dame, keurig gewandeld. Aken wacht, maar nu eerst Bern.