Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
21 november 2004 Zevenheuvelenomloop "Dat zou wel eens een probleem kunnen worden." Fysiotherapeut Rob, van Healthcenter Spaarneboog (lees: de lokale sportschool), keek er ernstig bij. En de schrik sloeg mij om het hart. Wit wegtrekkend vroeg ik hem: "Maar ik kan toch wel lopen?". "Jawel", sprak hij, met een geruststellende glimlach, "je kunt wel gewoon lopen". Dat had-ie nou niet moeten zeggen. Want als je dat zegt tegen een Chielie, ziet die, licht ingescheurde c.q. verrekte mediale kruisband in de linkerknie of niet, geen reden om niet mee te doen aan wandeltochten waarvoor-ie zich al ingeschreven had (die zou-ie, overigens, sowieso niet zien, omdat een Chielie, bij wandeltochten waarvoor-ie zich al ingeschreven heeft, alleen ontbreekt wanneer-ie in z'n kist ligt, zo werkt dat bij een Chielie). En dus deed Chielie wat-ie zich voorgenomen had: deelnemen, op uitnodiging van Wandelsoc.-Lid 22, de weledelgeleerde heer drs. H.L.A.M. (Dick) van Kuppevelt, aan de eerste editie van de Zevenheuvelenomloop (een voor het eerst aan de Zevenheuvelenloop, een dit jaar voor de 21ste keer georganiseerde hardloopwedstrijd over 15 km, toegevoegde wandelvariant), door de Groesbeekse bossen rond Nijmegen. Maar goed dat het geen verdere verergering van bestaande, of nieuwe blessures opleverde. Wat het wel opleverde was een mooi avontuur. Dat begon al op de avond ervoor. Ik had een Greenwheels gereserveerd, en reed daarmee naar het zuiden, richting Gassel, waar Dick woont. En ik had vooraf, keurig, vanuit mijn vers aangeschafte CD-Foongids de route opgevraagd en uitgeprint. Nooit doen! Je kunt nog beter de Bitchin' Betty van Harm Swarts in je auto plempen. Die stuurt je weliswaar door hele vage buitenwijken van Luik, maar dan zie je tenminste nog wat interessants. Dat kon ik, met dat printje in de hand, beslist niet zeggen van wat ik zag. Wat ik zag was, tot mijn ongeluk, de allereerste afslag naar de A59. Want ik wist dat ik dat wegnummer moest hebben, ter hoogte van Den Bosch. Maar hoewel ik gewapend ben met een doorgaans bovengemiddeld goed richtingsgevoel, blijkt dat volkomen zinloos bij snelweg-afslagen, die immers alle kanten op kunnen leiden. Bovendien was dit mijn eerste zelfstandige rit zuidwaarts, in de oostelijke helft van Nederland (ik was ooit met Marco's Polo naar Visé gereden, maar België blijkt makkelijker te localiseren dan Gassel). En daarom nam ik niet de tweede, maar de eerste afslag naar de A59. Dus niet op knooppunt Hintham, maar al op knooppunt Empel. Complicerende factor, overigens, was dat, na het knooppunt Geldermalsen, tegenwoordig zuidwaarts nergens meer Nijmegen aangegeven staat, omdat men liever heeft dat men, vanuit het noorden, bij Geldermalsen westwaarts trekt, in deze. Dus toen ik niet oostwaarts, maar westwaarts reed, dacht ik al snel: "Zierikzee? Nee, dat kan niet goed zijn". Dat had ik moeten vasthouden. Maar, eenmaal gekeerd bij de Dussense veerpont, vond ik nog steeds nergens een bord 'Nijmegen'. Terug in Den Bosch dan maar een stadsplattegrond geraadpleegd. Dat hielp niet veel. Na nog twee keer heen- en weer rijden en het proberen van de afslagen Heusden en Engelen, allebei in oostwaartse richting, kwam ik niet op het lucide idee om het nog een afslag verder te proberen (want dan had ik het enige bord 'Nijmegen' in de wijde omtrek gezien, en de juiste afslag genomen, zij het van een tevoren onbedoelde kant af), maar dan toch maar te geloven dat 'Zierikzee' wat vroeg aangegeven stond. Korte tijd later (het was inmiddels allang donker) reed ik langs het Haringvliet Goeree-Overflakkee op en dacht ik: "Verdomd! Hier ken ik het! Zo reden we altijd naar Opa, in Goes!" en "Hier moet ik niet zijn". De inmiddels slap van het lachen liggende Dick loodste mij grinnikend terug, en wees mij, onder constante GSM-begeleiding (handsfree, uiteraard, dat wel, met mijn Jabra Bluetooth BT200 headset), uiteindelijk succesvol die juiste afslag, langs Rosmalen, zodat ik, rond negenen, dan toch eindelijk bij hem thuis, aan De Akker arriveerde, en mijn Greenwheels aldaar in de vrieskou kon parkeren. Mij viel, vervolgens, mijn grenzeloze stupiditeit ten spijt, een warmhartelijk onthaal ten deel (met kokend hete Quattro Formaggio en prettig parelende Palm). Weliswaar niet van de beide zoons, Ronald en Niels, die lang naar mijn komst hadden uitgezien (ik concludeer dat er, buiten de Vierdaagse en 'Van Top tot Teen door Nederland heen', weinig gebeurt in Gassel, als ik een verzetje ben), maar nu reeds lang te ronken lagen, maar dat werd volledig goedgemaakt door Dick en zijn lieve eega Inge. Die zich vervolgens kostelijk amuseerde met, naast een goed gesprek over de bouw van websites, mijn huishoudelijke werkzaamheden. Want niet alleen naaide ik terstond een versche Morendoder op mijn even verse S.W.A.T.-vest (ervaring had aangetoond dat ik dat maar beter kon dragen, nu ik, omdat ik niet alleen, maar met Dick zou lopen, in Soc.-tenue ging wandelen, in plaats van in lang zwart), maar ook verzocht ik om een strijkplank en -bout, teneinde dat Soc.-tenue te fatsoeneren. En Inge hielp mij daarbij, tot haar verbijsterende vreugd. Zij mag dat namelijk van Dick zelf nooit doen. Maar ik vond het wel handig, temeer daar ze mij nieuwe dingen leerde (dat het handiger is zo'n bloes binnenstebuiten te strijken, namelijk, omdat je dan de stickers erop beter platkrijgt, en dat zonder ze te smelten). De volgende ochtend was gruwelijk koud. En zelfs de SMS, die ik in alle vroegte mocht ontvangen van Lourens E. Dinger (Lid 13 van de Wandelsoc., wiens deelname aan deze tocht mij vooraf was aangekondigd door Secretaris van der Schelden, een bericht dat ik, door schade maar zonder schande wijs geworden, onder het uitspreken van een ferm "Eerst zien, dan geloven" voor kennisgeving had aangenomen), dat hij onderweg was naar ons toe, vermocht mijn hart en ziel niet te verwarmen. Wat dat wel deed, was, na (vanuit Cuijk, waarvandaan wij de trein hadden genomen omdat het Dick slimmer leek daar, dan in Nijmegen zelf te parkeren) arriveren te Nijmegen, het startterrein. Want dat was de Wedren. En daar zal ik nooit meer zonder koude rillingen kunnen rondlopen, immers een Vierdaagsekruis rijk. Bizar, om daar nu met alle ruimte om me heen, maar voor hetzelfde soort van baldakijnenrijtje, met Dick een sigaartje te roken, in afwachting van Dinger. Die liet echter zo lang op zich wachten dat wij maar vertrokken, en hem dat telefonisch meldden. Wat volgde was een fraaie boswandeling naar, bijna, het huis van mijn Neef, te Groesbeek, vlak waarvoor wij afsloegen naar links, en de Zevenheuvelenweg. Daar liepen wij tot vlak voor de plek waar Raymond de Gisser ooit zijn triomf kende, de Canadese erebegraafplaats, waar wij rechtsom bij de eerste en enige rust arriveerden. Het was daar dat Dinger ons bijhaalde, en mij een groot genoegen deed door het Sociëteitsvaandel, bandolier en witte handschoenen incluis, van mij over te nemen. De pret daarom verging mij overigens snel toen bleek dat ik de rest van de tocht constant stilstaand en rennend door moest maken, omdat ik iedere keer weer aan geïnteresseerde mede-wandelaars moest gaan uitleggen hoe dat zat, met de inmiddels veel verder gedragen vlag. Voordelen heeft dat natuurlijk wel: zo komen je morendoder-kaartjes nog eens op, en wint onze club aan respect en bekendheid. De mede-wandelaars waren, overigens, naast geïnteresseerd, ook anderszins volledig pruimbaar. Want wat hier liep was het hardere soort van wandelmongool: de lui die zich niet voorzien van vesten vol stickers, omdat ze dat beneden hun stand vinden, maar onopvallend heel de wereld afstampen. Prettig volk. Zal wel komen door de kou, en de relatieve onbekendheid van de tocht: het waren de pioniers van het type dat je doorgaans alleen bij de MESA tegen het lijf loopt. En wat voor de mede-wandelaars gold, gold ook voor het parcours. Want dat was weliswaar maar 25 km lang, maar wel prachtig, en verbluffend. Want mij werd duidelijk, wat ik niet gedacht had: Nijmegen hééft heuvels! Dat zou je niet denken, als je de Zevenheuvelenweg gewend bent, want die bultjes (het zijn er trouwens maar 5) mogen geen naam hebben voor wie de Belgische Ardennen gewend is. Maar het parcours van vandaag, waarvan de lus na de Zevenheuvelenweg geen deel uitmaakt van het Vierdaagse-parcours, ging wèl over heuvels. Hele steile zelfs, rond de Duivelsberg. En prachtig, met van die holle wegen en Tonke Dragtige wegwijzerij - maar heel gevaarlijk voor mijn knie, want behoorlijk ongelijk en soms akelig glad. Mooi modderig bovendien, dus wij genoten, gedrieën, ons rot. Eigenlijk een beetje ontluisterend, om dan zo snel al weer op de Wedren te staan. Waar wij, dat dan weer wel, een kostelijk lint in ontvangst mochten nemen (maar als mij dat niet tevoren verzekerd was, was ik uiteraard ook niet gegaan), van keurig rood-wit-blauw, met bronzen rechthoekige plak, daaraan. Een fraai staaltje marsigheid, vonden wij, van vandaag. Daar kon zelfs de hilarische overbezorgdheid van de organisatie (er werd in het bijbehorende 'geplastificeerde' almanakje, dat is dus een folder in los bijgeleverde doorzichtige plastic zak, gewaarschuwd niet te gaan lopen op naaldhakken, woeha) niets aan afdoen. Voor herhaling, vatbaar, en een vette aanrader, voor het volk, bovendien (maar pas op: deze mars kent, vanaf de eerste editie al, een deelnemersstop). Na nog wat gezellig samenzijn ten huize van Dick (waarbij Niels en Ronald eindelijk hun verzetje kregen, al had Ronald eigenlijk meer aandacht voor de Allied Assault op zijn Playstation), trokken Dinger en ik dan ook tevreden huiswaarts, in mijn Greenwheels. En Dinger, die zich al eerder als beter navigator dan ikzelf ontpopte, loodste mij ook nu weer probleemloos naar Haarlem. Eind goed, al fijn: mijn prosit, heren, keurig gewandeld. |