Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
23 mei 2005 38ste Marche de l'Armée, Diekirch Diekirch was dit jaar geen drama. Het begon niet eens interessant. Dag 1 Want er waren geen onduidelijkheden in de aanloop erheen, over samenstelling van de groep, reismethoden, of inschrijving. Bovendien had ik inmiddels een eigen auto. Dus laadde ik René daarin, en liet ik hem ondergaan wat 'Diekirch' betekent, in het Wandelsoc.-boek. En omdat ik, wijs geworden door eerdere ervaringen, besloten had zo vroeg mogelijk te vertrekken en daardoor zo vroeg mogelijk aanwezig te zijn bij de inschrijving ter plekke (we hadden één keer geprobeerd die vooraf te verrichten, maar dat had meer vertraging opgeleverd dan ter plekke inschrijven), lukte het ons dit keer om niet alleen ruim voor sluitingstijd van de balie ingeschreven te zijn, maar daarvoor bovendien maar een half uur te moeten wachten in de rij (dat had al eens meerdere uren in beslag genomen, en dat deed het nu alleen maar niet doordat er nog zo weinig deelnemers waren aangekomen; want de organisatoren presteerden het nog steeds elke inschrijving met 3 man achter 1 computer af te handelen - laat die lui toch eens op werkbezoek gaan bij de Nijmeegse Vierdaagse!). Nee, dat vroeg vertrekken was definitely slim. Het liet Dick van Kuppevelt, zijn vrouw Inge, hun kids Ronald en Niels (alledrie meegekomen om terwijl Dick marcheerde, met hem hun vakantie hier te vieren), Marco van Zijntergen en Marjon van Dijk ampele tijd om zich in te kwartieren in een Viandens hotel, en René van de Bilt en mijzelf om onderweg inkopen te doen bij de taxfreestore aan de Luxemburgse grens (Massen Shopping Center in Wemperhardt, overblijfsel uit tijden voor Schengen, inmiddels niet meer taxfree maar wel nog steeds retegoedkoop en dus een vette aanrader), na het inschrijven in te kwartieren in het tentenkamp naast de start (even een probleem, omdat het erop leek dat de ons toegewezen britsen al ingepikt waren, maar het bleek louter om erop geplaatste bagage te gaan, die door de, door ons meegetroonde, plaatselijke sergeant meesmuilend opzij werd gekwakt) en vervolgens uitgebreid te gaan eten bij Restaurant L'Académie in Luxemburg Stad. Dat doen we anders nooit, ten tijde van Diekirch (wel altijd ten tijde van Bern, zoals ook dit jaar). Maar wel dit keer, en dat was nodig ook, want bij ons vorige bezoek, na Bern dus, in april, had ik er mijn mooiglanzende Jabra 200 Headset laten liggen. Dat was natuurlijk geen probleem. Toen ik een week later opbelde (Internet staat voor niets) werd er in keurig Frans opgenomen. "Restaurant L'Académie, Place des Armes, bonsoir." "Est-ce-que vous parlez Allemand?" "Jawohl." "Sie sprechen mit Michiel van Reenen aus Holland." "Ah, goedenavond meneer." "Ich hab' vor einige Wochen das Headset meinens Handy's bei euch liegen lassen." "Ach so, moment mal... ...ja, das haben wir gefunden." "Und jetzt wollte Ich Sie fragen es für mich zu behalten." "Hahaha." "Ich komme nämlich in ein paar Wochen wieder entlang, und würde es dann gerne abholen." "Ach so! No problem!" "Good. Thank you very much." "Our pleasure, Sir, see you then." En zo kwam het, dat René en ik niet alleen uiterst hartelijk welkom geheten werden (da's normaal, in Restaurant L'Académie), en er niet alleen niettemin tegen het ons omringend personeel werd gezegd dat ze ons goed moesten behandelen, omdat wij vrienden waren ("C'est le sixième fois, qu'ils sont ici!"), door Rogér Do Silva Jordão (de beste ober van Europa; duurde wel even voordat-ie er was, want zijn dienst begon pas om zeven uur), maar dat mij bovendien, nadat wij eenmaal diepgaand hadden genoten van onze Escargots, Crème de tomate, Boeuf Stroganoff en Tournedos, in een keurig gesloten envelop mijn mooiglanzende Jabra 200 Headset ter hand werd gesteld, door Mevrouw achter de bar. Voor wie nu nog niet begrijpt waarom wij daar graag eten, in Restaurant l'Académie, op de Place des Armes, in Luxemburg: het is dìt soort kwaliteit en goede bediening tegen een ongekend redelijke prijs, die pan-Europees zo droevig schaars is, maar als ze er wel is het leven mooi maakt, voor en na een wandeltocht. Eenmaal tevreden terug in het tentenkamp, bleek de persoon op het veldbed tegenover mij, die mij bij inkwartieren al opgevallen was wegens zijn potsierlijk paarse slaapzak en dito zijden pyama, een ras-Amsterdammer te zijn van het Albert Cuypige soort. Beslist een prettige verrassing. Tijd voor een stevige nachtrust. Dag 2 (Eerste Marsdag) Die stevige nachtrust later, troffen wij bij een, als altijd friskoude, ochtendstart niet alleen onszelf, maar ook Marco, zijn Marjon, en Dick van Kuppevelt aan. Die hadden een wat minder stevige, want zachter nachtrust genoten, in dus hotels te Vianden. Normaliter had ik dat mieterig gevonden (het jaar ervoor vond ik dat dan dus ook, van Max c.s.). Maar in dit geval vond ik dat niet. Want hoewel ik zelf nooit in een hotel zou gaan liggen als de marsleiding onderkomen aanbiedt, zou ik dat wel doen als ik een vriendin bij me had (zoals Marco) of mijn vrouw en kinderen (zoals Dick). Wat ik wel stuitend mieterig vond, was dat zij attributen meebrachten. Nee, correctie, stuitend mieterig vond ik de AARD van de attributen die zij meebrachten. Nee, correctie, stuitend mieterig vond ik de AARD van de attributen die MARJON meebracht. Ik bedoel, Dìck streed weliswaar banaanloos, dit keer, Godzijdank Intermezzo: de banaan De banaan is een afkeurenswaardig ding voor wandelmongolen, dat als riem-cum-heuptas fungeert en vooraf op maat gesneden ruimte biedt aan meestal twee drankflesjes en allerhande parafernalia - een soort van wandelvariant op de WEL stoer en handige vakantiebuidel. De banaan is WEL handig, maar NIET stoer en dient onder alle omstandigheden door Wandelsoc. vermeden en bestreden te worden. VEEL stoerder is een rugzak. Alsof het om handigheid gaat, in het leven. Poppiekok! Het gaat erom te LIJDEN! De banaan is voor mietjes, en bijna zo erg als de Nordic Walkingsticks. Einde Intermezzo Intermezzo Twee: Nordic Walkingsticks Nordic Walkingsticks zijn oneigenlijk misbruikte skistokken. Deze bizarre aberratie van het wandelmongolisme dient onder alle omstandigheden door Wandelsoc. vermeden en bestreden te worden. Het hersenloos getik van de debielen die zich slechts middels krampachtig vasthouden van deze infame kunststof karkasversterkers staande weten te houden binnen het terecht keihard wandelgebeuren, verpest in groeiende mate onze pure, haatbare marsbeleving, op pan-Europese schaal. Maar goed, dat de Moeder aller Marsen het Goede Voorbeeld heeft gegeven, door per reglement (onder punt 5) het gebruik van deze hulpmiddelen-voor-losers te verbieden. Zo hoort dat. Zo'n beetje het enig nut dat ik me aan zo'n stick kan voorstellen is dat je 'm tussen de spaken kunt rammen van onze Natuurlijke Vijand, de wielrenner (die dat overigens is omdat-ie, als tegengesteld aan de immer vriendelijke toerfietser, ons nimmer het licht in de ogen gunt, maar altijd boos bejegent omdat-ie niet ongestraft vijf man breed met 70 kph langs ons kan razen, maar slechts nog een ruime helft van het pad heeft om over te passeren, en dus moet inhouden om de kolom te verdunnen - wel, de tering voor 'm; zoek die wegbreedte maar lekker waar ze is, op afgesloten parcourx als dat van de Tour de Gaule. The bloody gall.). Einde Intermezzo Twee , maar Marjon had twee Nordic Walkingsticks bij d'r! Barêuh! Dat kwam haar op een fulminade mijnerzijds te staan. Geen wonder, dat Dick vervolgens de gelegenheid met beide handen aangreep om mij met die dingen in de hand een dag lang lekker te irriteren. Vuige tandheelplurk, dat hij daar was! Nee, beter, en enigszins pijnverzachtend, vond ik Marco's parapluie. Want waar wij beiden de nieuwelijk door drs. van der Schelden geïntroduceerde 'Soc.-'rugzak droegen (met frisfraaie Anarchisten-A erop als merkje), stond die bij mij toch beslist militairder dan bij de weledele Hr. van Zijntergen, wien het effect een Bommel-achtige statuur verleende: hij liep niet, hij schreed. Afijn, nadat ik een tevreden René (die het ontbijt hier beter vond dan in het Bernse; ik moest in ieder geval toegeven dat het uitgebreider was) had voorgesteld aan wat iconen van het marsleven ("Kijk. Dit is een uitstervende diersoort, te herkennen aan de trui: het Dutch Dream Team"), togen wij vrolijk op weg, door wat eerst nog een natte dag dreigde te worden (het had die nacht fiks geregend), maar zich uiteindelijk ontpopte als de ideale wandeldag (18 graden bewolkt droog). Onderweg bleef Diekirch, als vanouds, het feest der herkenning dat het hoort te zijn. Ongeveer op het punt waar ooit Schelden en Neumann sneefden in steakdrift (en ik dus verheugd raakte over het feit dat René in ieder geval al verder was gekomen dan daar) ontmoette ik Bernd, oude bekende uit met name het Ierse, vlak voor Vianden troffen wij Dick Okkerse (voorheen van Vliegbasis Twenthe, nu gepensioneerd in burger, dus ook zonder stoffen nepvogeltje op de schouder) en eega, en in Vianden trof ons, tot mijn onuitsprekelijk genoegen, Elisabeth Marquart-Scholtz, inmiddels gepromoveerd tot kapitein. En zij paste nog steeds bij de burcht: een be-to-ve-rend sprookje. Dat werd tevreden bierdrinken-bij-mooi-uitzicht, en daarna (ik gereduceerd tot plasje water) ontmoetten wij bovendien Dick's vrouw en kinderen, Inge, Ronald en Niels, vanuit hun hotel omhooggelopen in onze richting. Dat was gezellig, want zo konden ze een klein stukje met ons oplopen, onder het kasteel langs. Tot aan de dorpskern, waar wij, na weer (voorlopig) afscheid van ze te hebben genomen, halthielden voor een sanitaire stop, die een ander plaatselijk etablissement dat sanitair kostte, omdat ik het, gewoontegetrouw, vakkundig vernietigde. Zo. Dat luchtte op. De stemming was daarom uitstekend, en bleef dat ook, mede doordat wij nu zo langzamerhand langs allerlei plekken begonnen te komen waar ik, tijdens een voorafgaande editie van dit monsterlijk gebeuren, vreselijk nat geweest was, met Raymond, maar nu droog bleef. Dat ik daar bovendien de-indonesisch-aandoende-dame-die-voor-de-Belastingdienst-op-Schiphol-beestjes-determineert (wat een ellende zeg, als je slecht bent in namen onthouden) tegenkwam, kon de pret alleen maar verhogen, natuurlijk. En zo kwamen wij blij bij Georges, waar de soep goed, de worst beter en het bier uitstekend is - maar dit jaar helaas wel Georges zelf ontbrak. En daardoor leerde ik weer iets nieuws, namelijk dat het hier helemaal niet om Bastendorf ging. Dat had ik namelijk altijd wel gedacht, omdat op de tent hier altijd heel groot 'Pompjeen Bastenduerf' stond. Maar diezelfde tent stond hier nu niet: die stond op het startterrein in Diekirch, met folderuitdelers van een lokale tourist-trap eronder. Nee, hier heette het Brandenbourg. Dat nam niet weg dat de kwaliteit van de uitspanning daar geenszins onder leed. En die hadden wij hard nodig. Want erna volgde, als altijd, die bult waarvoor het adjectief 'pleuris-' is uitgevonden. En die bleek dit jaar makkelijker te nemen dan voorgaande jaren, vanwege de opmerkelijk gunstige weersomstandigheden (nog steeds 18 graden bewolkt droog), maar ik moest wel nog steeds wat reserves aanspreken, en was er buitengewoon content over dat Marjon er zomaar zonder morren bovenop kwam. Ik zal u zeggen, ik vond en vind dat, Nordic Walkingsticks of niet, een daad van formaat, harerzijds, en een fraaie onderstreping van het adagium dat langzaam optrainen tot grootse prestaties leidt, meer dan keihard en onbezonnen erin gaan (beetje kut dat ze daardoor de mindere afstand moest lopen in Arenzano en Seefeld, in het jaar ervoor, omdat er te weinig georganiseerd werd op het vaste oefenparcours, maar doordat ze dat gedaan had stond ze hier nu wel bovenop die Pleurisbult). Dat laatste eindje naar Diekirch mocht daardoor eigenlijk geen naam meer hebben (maar had die natuurlijk wel: 'klote-stuk', omdat het dat altijd toch nog blijkt te zijn, er toch ook nog venijnig reliëf inzit, en de kanonnen niet voor niets één van de zwaarste wandelmedailles van Europa sieren - nog los van het feit dat ik het me voor eeuwig zal herinneren als het stuk waar Raymond en ik in 2003 bijna slaags raakten met de organisatie, die ons wegens zelfveroorzaakt laat van het parcours wilde verwijderen); en ik kon, bij het passeren van kapitein Marquart-Scholtz, op de dorpsgrens, haar dan ook trots toevoegen, in antwoord op haar eerdere bevel ("Klimmen met je kadaver", uitgevaardigd te Vianden), "Geklommen, kap'tein, met kadaver en vlag!". "En nu een eindsprintje?" Per-sies. Aan het eind van zo'n dag heb ik altijd de ziekte, en er dus een noodtempo in. Da's nuttig, want dan ben je eerder waar het ophoudt, en het bier is. Hoezo, inzetbaar zijn aan het eind? Het is hier goddomme geen oorlog zeg. Vond ook de familie Entius (dat zijn wandelmongolen met wie Marco van Zijntergen laat verleden jaar vriendjes gemaakt heeft, en wij daardoor sindsdien; en hoewel ik bedenkingen heb bij het vriendjes maken met wandelmongolen, geef ik ruiterlijk toe dat het moeilijk mongoliger kan dan met de Entii, wat dat dan wel weer zwaar verheugend maakt - mijn soort van debielen, zeg maar, zoon Remy voorop), met wie het op het finish-terrein nog lang en gezellig afbieren en kebabvreten bleef. En daarna was het, na kort opfrissen, ook nog leuk op het feest, waar ik als altijd erg genoot van de uitstekende coverband Peenuts!, die er immers ieder jaar is, en waarvan vooral de rolstoelende gitarist Jay C mij immer zo versteld doet staan met zijn kunde en speelplezier. Maar het probleem aan dat feest is dat je het verder wel zelf moet maken. Dus als je niet met een groep bent die zichzelf intensief met elkaar bemoeit, kun je er verder weinig dan mensjes kijken (tenzij, natuurlijk, je solo op zoek gaat naar sex-voor-de-nacht). René en ik, inmiddels uiteraard weer alleen gelaten door de naar Vianden afgetaaide Viandelingen, trokken dat niet al te lang. Dag 3 (Tweede Marsdag) Al bleek ik in die korte tijd wel snel genoeg gezopen te kunnen hebben voor een flinke kater, de volgende ochtend. Dat was maar goed ook, want dat hielp mij ernstig. Ernstig, om de morgen door te komen. Want dat is de pest, aan het voor de vijfde keer lopen van zo'n mars. En dit was de tweede al: dit was mijn jaar-van-de-vijven. Vijf keer Bern, en hopelijk vijf keer Diekirch, vijf keer MESA en vijf keer Nijmegen. Voorlopig ging het goed, maar wat een verschrikking zeg, om voor de vijfde keer precies diezelfde landweggetjes te bewandelen, langs precies diezelfde kastelen en door precies diezelfde dorpjes, met de pijn in je poten die zegt: "Ik wil hier niet zijn". Zo'n kater, die doet dat vergeten. Soms. Even. Gelukkig lukte het dus aardig, op dat eindeloze stuk langs de rivier, die steile heuvels op weg naar het bos, langs het kasteel (waar ik vriendschap sloot met twee jeugdige soldaten uit ons eigen leger, die natuurlijk wilden weten wat voor soort padvinders wij waren) dat eindeloze stuk DOOR het bos (waar wij aan het begin Martine Segers en haar moeder tegen het lijf liepen), naar dat overgefotografeerde uitzichtmoment, over het ein-de-lo-ze pad langs de heuvelzij, langs de boerderijrust, en uiteindelijk terug door het bos, naar de rivier, voor de intocht in Diekirch zelf. Enige ècht vreemde zaken onderweg: de Nordic Walkingsticks van Marjon (al gebruikte ze die vandaag niet, maar hield ze ze nutteloos in heur handae), het ontbreken van de fameuze doedelzakspeler, die wij ook op de eerste marsdag al node misten, en het aanwezig zijn van een Chileense militair (dat zag ik aan zijn vlag, door medewandelaars onterecht uitgemaakt voor de Tsjechische); dat had ik nog nooit meegemaakt. Mocht die hier wel zomaar lopen, zonder minister-presidentieel ingrijpen in een en ander? Kennelijk wel. En ik moet, als eerder, stellen dat het meeviel, wegens weer. Maar ik was toch nog zeer opgelucht toen ik het startterrein weer opstampte en mij daar een medaille kon halen om René op te spelden. Zo, dat had hij mooi gedaan. Marco bood aan mij mijn vijf op te spelden, maar daar kwam, net als in Bern, natuurlijk niets van in. Een vijf, die speld je jezelf op. Die heb je afge-dwòngen. Ja, het was een tevreden moment. Dat werd het vervolgens wat minder, omdat, terwijl het verder zo'n uiterst harmonieus weekend was geweest, nu toch nog grootscheeps de pleuris uitbrak. Toen Dick en Marjon namelijk binnenstapten, op dat marsterrein, waren wij allemaal weliswaar heel erg trots op Marjon (voor Dick was dit immers zonder meer een pittig, maar doenlijk ding, maar voor Marjon was het niets minder dan een monsterprestatie om de reguliere afstand van 2x40 km te voltooien), maar was Dick vooral boos op Marco. Want omdat Dick, rustiger type wandelaar als hij nu eenmaal is, de hele afstand bij Marjon was gebleven, maar Marco niet, vond hij dat Marco vreselijk had gefaald in zijn echtelijke plicht. "Je hoort elkaar te ondersteunen. Als dit de mentaliteit binnen de Soc. is, dan dient die te veranderen.", aldus een fulminerende Dick. Waarop Marco, uiteraard, in ijzige woede ontstak, vond dat Dick zich niet met zijn relatie diende te bemoeien, en dat hij de tering kon krijgen. Dick kreeg vervolgens op zijn lazer van vrouw Inge (die met Ronald en Niels daar was, omdat de van Kuppevelts volgens plan vanaf de finish naar huis-in-Gassel zouden rijden, want Dick had weliswaar vrij de dag erop, maar zijn kids niet, van school): "Wat doe je nou toch? Er zijn hier mensen die het helemaal niet leuk vinden dat je mee bent", en ik stelde mij voorzitterlijk, maar wel aan de kant van Marco op. Ik was het namelijk niet met Dick eens. Ten eerste vond ik dat Dick natuurlijk best mocht vinden wat-ie vond, en dat ook uit mocht spreken. Maar ten tweede vond ik wel dat het een zaak tussen Marjon en Marco zelf was hoe zij met elkaar omgingen, en ten derde geloof ik helemaal niet dat je een beginnende wandelaar moet blijven ondersteunen op weg naar een prestatie als deze. Ik vind dat, binnen onze Sociëteit, meer aandacht zou moeten worden besteed aan de beginnende wandelaar, en dat het veel oudgedienden zou sieren als zij, zoals Max en ik, eens de moeite namen om aan te bieden met nieuwelingen over ons vaste oefenparcours op te trainen tot de daar maximale 30 km, omdat we anders een elitaire kutclub voor arrogantelingen worden, in plaats van een lichtend voorbeeld voor hun die het onze willen bereiken, maar er komt na die eerste 30 km wel een moment dat die beginnende wandelaars het zelf moeten doen, en dat moment komt bij de internationale officiële marsen, zoals die van Diekirch. Lange afstandswandelen is namelijk in hoge mate een zaak van het individu. Er komt altijd dat moment dat je alleen loopt, naar de kloten gaat en denkt: "Ik wil niet verder". En ALLEEN de mensen die dat ZELF, ALLEEN en doorbijtend overwinnen, die weten waar het om gaat en worden een goede lange afstandswandelaar. DAT is de overwinning die je MOET kunnen behalen, ervoor, en ik maak mij sterk dat Marjon het juist DOORDAT Marco haar alleen liet heeft gehaald. Omdat je dan op een gegeven moment denkt: "Godverdomme, dat laat ik mij niet overkomen", en op die boosheid de finish haalt. Je bent er dus niet louter, binnen een Sociëteit als de onze, om elkaar te helpen (al misstaat dat in het begin niet, als gezegd), maar vooral om samen te lijden, en daaruit gezamenlijk de ongelooflijke kracht en het bizarre plezier te putten die daarvan komen. Nog los van het feit dat ik vind dat Marco een terecht punt heeft als-ie zegt dat Marjon mee is gaan doen met zìjn hobby en niet andersom. Het is inderdaad leuk en goed dat ze doet, maar dat moet niet ten koste van zijn beleving ervan hoeven te en gaan. Vond trouwens Marjon allemaal ook, dus le voilà. Maar ziedaar: ruzie. En die had makkelijk jaren kunnen duren, zoals eerder de ruzie tussen Henk en dezelfde Marco (zie eerder in deze verslagen, die ging over de eerste avond van de eerste door Marco en mij beleefde editie van de Schweizerischer Zweitagemarsch in Bern). Maar Dick voorkwam dat, door iets te doen waarvan ruziemakers als Marco en Henk wat mij betreft iets kunnen leren. Dat begon al op dat finishterrein, waar hij voor het vertrek naar Nederland naar de tafel liep waar wij inmiddels met de familie Entius het glas zaten te heffen, en Marco ondanks de ruzie de hand schudde ten afscheid. Dat vond ik een groots gebaar. Dag 4 (Terugtocht) En het ging, na een avond waarop René en ik in het hotel van Marco en Marjon te Vianden een heerlijk avondmaal beleefden (ze verkochten er canard a l'orange met escargots vooraf, en hoewel niets kan tippen aan Restaurant l'Académie, genoot ik er toch buitengewoon van), en daarna tevreden terugkeerden naar het tentenkamp voor een laatste nachtrust, verder met een SMS-je dat Marco de volgende ochtend van Dick ontving, waarin die zijn oprechte en welgemeende excuses voor zijn gedrag de dag ervoor aanbood. KIJK. DAT is nou groot. DURVEN toegeven dat je fout zat. Ja, daar kan die lafbek van een Schelden nog een puntje aan zuigen. Om nog maar te zwijgen over Marco zelf, die hiervan zou kunnen (en ik hoop van harte dat-ie dat ook doet) leren dat het beter is dit soort ruzies zo snel mogelijk uit de wereld te helpen dan ze te laten voortetteren. En zo keerden wij, om dit alles alsnog bui-ten-ge-woon tevreden, terug naar Nederland (met een tweede stop in Massen, zodat René daar nog iets leuks voor zijn dochter kon kopen). Met nog meer dan de helft van het wandelseizoen voor de boeg, was dat van 2005 alweer lang legendarisch. Opmerkelijk, dat zo'n Diekirch ook zonder Henk nog met ruzie kan verlopen. Wel leuk, dat die Henk mij vervolgens persoonlijk binnenhaalde in Haarlem, zodat wij daar direct mijn aan hem gegeven cadeautje (gekocht in Massen) van een absinthset (absinth was namelijk net weer vrijgegeven voor de Nederlandse markt, zo kwam ik erop - uiteindelijk bleek dat je er, althans in de tegenwoordige samenstelling, niet malende van wordt, althans, niet malender dan wij al waren, maar wel on-ge-loof-lijke hoofdpijn van krijgt) soldaat konden maken. Rustiger, ook, tussen mij en hem, de relatie, nu ik hem, tot zijn vreugde, kon vertellen dat Marco, Marjon, René en ik, tijdens dat diner in Vianden, besloten hadden Henk op te geven, qua drankmisbruik: van ons geen pogingen meer hem daarvanaf te brengen, na jaren vruchteloos proberen. De man is wat ons betreft terminaal. Mijn prosit heren, dame, uit-ste-kend gewandeld. De MESA wacht. |