Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

21 april 2003

Van Top tot Teen door Nederland heen: Rijssen-Eibergen

Je moet dit soort dingen ook niet op afwijkende dagen plannen. Dat kan natuurlijk alleen maar foutgaan en leiden tot onzalige scenario's. De mens is nu eenmaal een gewoontedier. En dus is zelfs Marco van Zijntergen dat, en stond die ernstig verbaasd toen-ie zich begon te realiseren, op zaterdag, dat de volgende etappe van 'Van Top tot Teen door Nederland heen' (gewaardeerd oefenproject van de Wandelsoc.) niet, als gewoonlijk, op een zondag zou plaatsgrijpen, maar op de maandag die Tweede Paasdag heet. Dat was zijn hoogsteigen schuld: want drs. van der Schelden had, gewoontegetrouw, keurig vooraf iedereen per mail geïnformeerd over het wat, hoe, waarom en, in dit geval vooral, wanneer.

Maar Marco was dus inmiddels andere verplichtingen aangegaan. En omdat ook Jochem Prakke ontbrak, wegens het vieren van Pasen met zijn ex-Hogeschool-genoten (altijd al gevonden dat Prakke slecht kan onderscheiden wat de belangrijke dingen zijn, in dit leven), had ikzelf geen gemotoriseerd vervoer naar het vertrekpunt van deze keer, Rijssen.

Geen nood (wij hebben wel voor heter vuren gestaan): een korte telefonade met onze marsleider later zat ik, op zondagavond, in de trein naar Utrecht, alwaar ik aan de van Eechoudlaan overnachtte en daar, op de vroege ochtend van de Tweede Paasdag, ontwaakte. Eenmaal terug op Utrecht Centraal, ontdekten Schelden en ik daar tevreden de nieuwe truc van de NS-kiosken: een ontbijtpakket van €4-nog-wat, met sandwich-naar-keuze, jus d'orange, koffie (klein), (mini)Mars® en flessie Spa® (blauw). Wat erps-kwerps uitwisselend maakten wij er hier twee van soldaat op het perron waar de trein naar Deventer ons wachtte. Naast die trein stond, tot Schelden's hilariteit, een van 'zijn' beveiligingsbeambten, Femmy Tompoh, die net uit haar nachtdienst kwam en die trein ook moest hebben, tot Amersfoort.

Wat prettige gesprekken en een tochtje over de IJssel verder, pakten wij te Deventer de boemel naar Rijssen. Het was nog steeds hondsvroeg toen wij daar aankwamen en er, niettemin, de kalm op ons wachtende groep aantroffen, van Raymond de Gisser, met Albert van Geyningen en diens nieuwe rekruten: Geert de Meijer, diens zoon Mathieu, Thomas van Campen, en Jan Middelkoop.

Terwijl ik vruchteloos mijn tante Corrie belde (die woont, met oom Willem, in Enter, vlakbij Rijssen, dus had ik ome Willem vlak na de vorige etappe gemaild met de vraag of het te regelen viel dat wij te hunner huize de koffie zouden gebruiken, en eventueel de zompen- en klompen-musea, waarvan ome Willem lange tijd directeur was, aan te doen, omdat ons dat alles zo aardig leek - maar ome Willem heeft zijn mail-adres reeds lang geleden veranderd-zonder-het-op-te-heffen en leest zijn huidige niet vaak genoeg uit, dus daar kwam niets van terecht, en toen ik, na wat vruchteloze pogingen in de voorafgaande dagen, Corrie daardoor pas deze ochtend aan de lijn kreeg, viel ik haar wat koud op het dak, had zij bezoek en vreesde ze dat het de ontbijtrituelen te zeer zou verstoren als wij langs zouden komen, dus besloten wij in goed overleg dat maar niet te doen), werd de pret compleet, door het arriveren van Peter Weij en Bert van Prijzen, die vooraf Bert's auto te Groenlo (het gewenste eindpunt van vandaag) hadden gestald.

Ze waren er nog niet net, of mijn tante Corrie, die zich inmiddels realiseerde dat wij nog helemaal van station Rijssen naar Enter moesten lopen en dus pas zouden arriveren als de ontbijtrituelen aldaar reeds lang voltooid zouden zijn, belde terug en noodde ons alsnog ter koffie. Vrolijk gestemd, daarom, begeleid door tsjilpende vogels bovendien, vertrokken wij door een nog sluimerend Rijssen naar de rand van de stadskom, en verder, richting het Enterse. Het was een prachtige ochtend, en de dreven rond Rijssen dreven weg in een bad van scherpgouden zonlicht, dat vreemder dingen dan slechts die dreven belichtte. Zo was daar Albert, die, ter voortborduring op zijn grap van de vorige keer, weer een buitenmaatse medaille om zijn nek had gehangen. Maar, weer, een verdiende: en nog wel die van de Rotterdamse Marathon, Editie 2003, dit keer. Proficiat, Ab (die daar overigens erg laconiek over deed: "En, Ab, hoe was dat?" "Ach, die eerste 30 kilometer waren best te doen. Maar toen bleek dat het er 42 waren..." "Zo, en zou je het nog eens willen doen?" "Och, jazeker, alleen ga ik op die dag dan toevallig niet kunnen.").



En zo was daar, naast de immerzotte Wandelsoc., bijvoorbeeld ook dat roedel hoogst verbaasde kangoeroes dat, rustig rondhoppend door hun ren naast de boerderij plotseling geconfronteerd werd met een Wandelsoc. die zich voor hun hek verdrong om lokgeluidjes te maken, en ze te degraderen tot mikpunt van slappe grappen ("Kijk! Die ene heeft een penis met oogjes!"). De kangoeroes, hoe wijselijk, bleven gealarmeerd op veilige afstand, en keken de kat uit de boom.

Gelukkig voor hun liepen wij kortelings verder, en zetten wij er een noodtempo in naar Enter. Dat was niet geheel onverwacht, omdat nieuwelingen nu eenmaal altijd overmoedig van start gaan - verontrustender zou blijken dat ze het gingen volhouden, tot het eind van de bloedhete dag. Tegen de tijd dat we, in Enter, op de Jagersweg het huis van mijn oom en tante bereikten, waren de meesten van ons doorweekt: dat krijg je, van tweeëntwintig graden en een brandende zon onder strakblauwe hemel. Des te groter, daarom, was de verademing die de tuin van Jagersweg 8 als immer bood: de paar honderd vierkante meter kruiden-, moes en bostuin die mijn oom en tante bijhouden zijn een idyllische oase, lust voor oog en geest.



Jarenlang (en hopelijk nog vele) brachten en brengen wij er als familie weekenden door, met Sinterklaas met name. Alsof dat niet genoeg traditie is, zal de Wandelsoc. zich deze dag nog lang heugen. Zelden zijn de momenten dat wij, ondanks ons aanzien, voor vol worden aangezien en mensvriendelijk worden ontvangen, met prettig intelligente conversatie, nog los van omgeving en victualiën. Juist in dit deel van ons land, door de rest van Nederland zo vaak voor 'conservatief' en 'ouderwets' versleten, is het uiterst prettig mee te maken dat er nog mensen zijn die niet op het eerste gezicht hun oordeel grondvesten. Maar ja, het gaat hier dan ook om de familie waarvan ik deel uitmaak. Niettemin: blij dat mijn volste vertrouwen volstrekt terecht blijkt. Lang leve Corrie en Willem Knot. Zo.

Volmondig verfrist verhervertogen wij daarom vanuit het Enterse richting Goor. Er was wat haast, tenslotte: de dag zou nog kort zijn, de af te leggen weg lang. Geen slecht woord, derhalve, over de kompanen die wij vandaag tot de onze mochten rekenen. Klaagloos hard, trokken zij tekeer. Ik geloof niet dat ik echt doorhad dat we al in Goor waren, toen we al in Goor waren. Dat is, in dit soort hitte met name, lopen waar half Nijmegen een puntsje aan kan zuigen.

Dat ik niet doorhad dat we al in Goor waren kan, naast aan een geanimeerd gesprek met de Gisser over zijn zojuist in London doorgebrachte vijfdaagse vakantie met Marco Neumann en Henk van der Schelden (geen kroeg en andermans budget veilig uiteraard: "de Gisser, het is mijn rondje, maar ik heb geen geld meer, kun jij het even betalen?", en dan een kwartier later: "de Gisser, jij bent aan zet!"), ook gelegen hebben aan het belachelijk Scheherazadisch fatamorgane pand dat ons aan de grens ervan begroette. Ik weet nu al niet meer aan welke BV het behoort (die had ook een volstrekt onopvallende naam), maar dat pand vergeet ik nooit meer. Efteling meets Hans en Grietje, maar dan in het kwadraat, met grote gouwe ui.



Eenmaal daaraan voorbij bleek Goor ook op andere vlakken een olijke gemeente: er was rommelmarkt, vandaag, en men maakte er wat van. Gezellig uitgestalde prullaria werden, overgoten door overvloedig zonlicht, tot wenselijke hebbedingen. Ik kocht mij, daarom, een potsierlijke bril (altijd handig: als Chielie weet je maar nooit, wanneer je ze kwijtraakt), voor €3. En Albert, die vond zijn bestemming hier ook: drie vrolijke bunnies, in kraam vol paarspazige pret.

Hier, bovendien, bleek, bij een door onze marsleider ingelaste rust-om-de-hoek, dat het Wandelsoc.-tenue niet het enige is dat zich goed leent, voor versnijding, met mes: als ware hij Marco van Zijntergen zelf, vermaakte Thomas van Campen hier zijn zwarte lange broek tot korte, om vervolgens het reststuk aan Bert aan te bieden, als hoofddoek. Die daar zeer verguld mee was. "En, lijk ik een beetje op Arafat, zo?" Jawel, Bert, jazeker zelfs wel.

Nou kon het overigens ook geen kwaad hoor, zo'n doek. Want terwijl ik dit schrijf voel ik de brand nog, vanachter in de nek. Het was lang geleden dat we in dit soort Marokkaanse omstandigheden hadden gewandeld, en ik verbaasde mij, dan ook, vooral over de stoïcijnse volharding van onze jongste deelnemer Mathieu. Toen ik vijftien was, wat hij bij schrijven dezes is, liep ik de 15 km van de St. Jorismars te Oegstgeest en vond ik mij een Keiharde Jonge God - Mathieu zou, die avond te Eibergen, zonder blikken of blozen 42 keiharde kilometri hebben vernaggeld. Ik heb geen petje, jongen, maar anders nam ik het voor je af.



Dat pet afnemen gold en geldt overigens niet alleen Mathieu, doch ook onze marsleider. Want, met al diens vermoeidheid, zo onmiddellijk na vijf drankdoorlopen etmalende dagen in die koolverstofte prachtstad-aan-de-Thames, en ondanks zijn omineuze waarschuwing, aan het begin, dat het "vandaag niet mooi" ging worden, was het nu volgende stuk er een van, daarom des te onverwachter, grote schoonheid. Ze noemen dit 'Diepenheim', en het is, naast dat van Landgoed Diepenheim, het oord waar Kasteel Warmelo staat. In beide gevallen gaat het om prachtige gebouwen in een idyllische setting, zeer beslist een bezoek en groepsfoto waard.

Die namen wij dan ook, op de bordestreden van Landhuis Diepenheim, ongestoord (een revanche voor het irritante gezeik dat wij, bij soortgelijke daad, destijds bij Kasteel Amerongen beleefden). En daarna liepen wij van Diepenheim naar Warmelo, nadat wij een belachelijk gesloten maar prettig oeroud gietijzeren hek hadden omzeild. Belachelijk gesloten (met roestende ketting) omdat, die hele weg lang, er geen 'verboden-toegang'sbord te bekennen is, en dat pad vanaf de andere kant ervan, voor de deur van Kasteel Warmelo, vrij kan worden ingereden. Zotteklap, verergerd doordat bij het betreden van deze toegangsweg de ongelooflijke Ben Jeursen ons belde.

Jeursen, die banden met Groenloo heeft, was daar de dag tevoren, en daarom zeer teleurgesteld dat het niet die dag was, dat wij erheen liepen. Een niettemin zeer hartelijke telefonade later arriveerden wij dus bij Kasteel Warmelo, waar Weij vervolgens lezing gaf, over het schurkachtig gedrag der foute Oranjes, alhier. Die lezing geef ik hier weer. Ik heb 'm taalkundig ge-eindredigeerd, maar verder zo min mogelijk aangetast. Ik wil me er overigens wel van distantiëren, want naast tendentieus (in zowel adjectieven als suggestiviteit) en mager in harde bewijsvoering (daar doet bronvermelding niets aan af), vind ik het hele verhaal vooral irrelevant.

Er zijn maar weinig families zonder krengerig gedrag. Die krengerigheid krijgt groter beslag in families met macht en geld, maar blijft verwachtbaar. Dat wordt niet beter als die familie niet koninklijk maar presidentieel is, en het blijft een ordinaire familieruzie, waar ik als burger verder geen flikker mee te schaften heb. Ik maak deel uit van een volk waarvan, binnen onze parlementaire democratie, de aard en ziel respectievelijk vertegenwoordigd en verbonden worden door het ostentatief werk dat de koninklijke familie naar buiten en binnen toe verricht, en ik vind dat een mooi ding. Leve de koningin (zowel de vorige als de huidige).

Welaan dan. Die lezing voorbij, liepen wij terug Diepenheim in, en zetten ons neder op het terras van Café-Restaurant 'De Heerlijckheid', Grotestraat 94, 7478 AE Diepenheim, Tel. 0547-351237. En dat is de beste tent die de Wandelsoc. tot nog toe heeft mogen bezoeken, qua horeca (en we hebben niet bijster mogen klagen, in het nabije en verder gelegen verleden).

Naast prima eten en drinken (de huisgemaakte gehaktbal-op-brood is dat werkelijk en bovendien zeer smakelijk) tegen een alleszins redelijke prijs, een spitsvondige kaart (de huisgemaakte gehaktbal heet, bijvoorbeeld, als onderdeel van een serie gerechten die vernoemd zijn naar plaatsen in de directe omgeving, 'Marclo', en verder is er voor elke ooit geweeste bewoner van kasteel Warmelo een gerecht met diens naam), een prettig bruin binnenste (de huisgemaakte gehaktbal is precies wat je er verwacht) met uitstekende toiletten (de huisgemaakte gehaktbal zal niet abrupt leiden tot de noodzaak die te bezoeken, overigens) en de prettig bereikbare ligging aan een centraal plein, was het op dit zonovergoten terras (het was er natuurlijk wel ook daarom prettig consumeren, van de huisgemaakte gehaktbal) vooral de attente, kordate en ondernemende bediening die opviel.

Wat voorbeelden. De, overigens bui-ten-gemeen goed geconserveerde, eigenaresse vertrok niet alleen geen spier toen wij onze als gebruikelijk per man belachelijke bestellingen opgaven ("Ik wilde graag 1 ijsthee, 1 karnemelk, 1 jus d'orange, 1 koffie, 1 bier en een menukaart"), maar deed, ook voor eigen huis bruikbare, suggesties ("groot, maar, dat bier?"), bleef vriendelijk toen wij onderling lekker moeilijk deden over het geld, keerde nog diverse malen terug om extra bestellingen te suggereren, en voelde naast dat alles de situatie ook nog eens goed genoeg aan om Schelden op zijn nummer te zetten toen-ie te brutaal werd, tot ons aller hilariteit. De tweede serveerster maakte er geen enkel punt van dat wij haar van buiten haar wijk benaderden, zelfs niet toen wij dat deden voor het obligate portret van Schelden-met-de-serveerster. En toen ik naar binnen liep op zoek naar het toilet, om na het nuttigen van de huisgemaakte gehaktbal de handen te wassen, was daar niet alleen onmiddellijk de begrijpende barman die allang doorhad wat ik zocht en dus vriendelijk glimlachend sprak: "Het toilet, meneer? Die kant op", maar waren er in dat toilet bovendien ruimte, frisheid en zeep.

Dat is Horeca waar wij, als Wandelsoc., graag puntjes aan zuigen, lichtend voorbeeld voor het prutpersoneel van toko's als De Stinkende Emmer en C'est Du Pain. Erheen, allemaal! Liefst allemaal tegelijk. Kunnen ze makkelijk hebben. Tien, met griffel.

En bovendien prima plek om wat lol te trappen. Zo was daar de, door diezelfde republikein en oranjehater Peter Weij bij het winkeltje ernaast aangeschafte ansichtkaart van prinses Laurentien en prins Constantijn, die hij ter plekke aan een of andere kennis schreef. En de zich, voor het eerst die dag, maar niet voor het laatst, manifesterende opdringerige neiging van Thomas van Campen tot imiteren van wethouder Hekking van Juinen, te zien op de foto die ik van Weij-met-ansichtkaart maakte.

Eenmaal de rekening voldaan, gingen wij met stevige tred op zoek naar meer lol: de watermolen bij Diepenheim, namelijk. Oeroud, bezichtigbaar ding, waarvoor wij wat moesten omlopen, maar dat dan ook beslist daarvan de moeite waard bleek. De bereidwilligheid tot uitleggen van de aanwezige molenaar ontsteeg die van de eveneens zeer aanwezige Schelden (die, vanuit de deuropening op de eerste verdieping ervan, een door mij op film vastgelegde Duitstalige toespraak tot de verzamelde toeristi hield, die hilarisch eindigde met "Wenn mann hier oben die kleine Koerbe einfuehrt, kommen da 'runten die besoffene Kerle wieder 'raus"), en verbaasde mij bijna meer dan zijn uitleg dat die gaten in het dak geen lekkage opleverden, omdat het uitzettende roggestro ze vanzelf dicht, en die oeroude pannen er trouwens ook niet afwaaien bij storm, omdat de wind er tussendoor kan waaien.

Of dan die graankorf, uit 1500-nog-wat, gemaakt van een grassoort die muizen niet willen vreten, water-afstotend van zichzelf, en aan elkaar gevlochten met bramentakken, van stekels ontdaan door ze door een koehoorn te trekken. Heel indrukwekkend. En bovendien leende zich deze molen, idyllisch gelegen als-ie aan zijn eigen eendenvijver immers is, uitstekend voor ravissante photographie, van prettig vermoeide wandeltroep, die niettemin ook nog belangstellend luisterde naar Bert's uitleg over hoe zeldzaam deze molen in het Nederlandse wel niet is (geen onvertogen woord over jeneverbesstruiken, viel er in deze) en hoe prettig de anecdote uit 'The eagle has landed' (een oeverloos herhaalde film waarin als Amerikanen verkleedde Duitsers Engeland invaderen, maar door de mand vallen omdat een van hen, onverhoopt gespietst op precies zo'n watermolenrad als hier, na een volledige draai weer uit het water omhoogkomt met geopende kraag, van waaronder het eikenloof van de Duitse Wehrmacht zichtbaar flonkert) erbij aansluit.

En als wij nou bovendien dachten dat daarmee het leed van de pittoreskiteitsplaag wel geleden was, dan hadden wij dat goed mis. Het ging maar door. Met gezwinde pas stapten wij door een omgeving die, naast een Madurodammige kwaliteit, ook beslist een Zwitserse, van gestofzuigde weiden had. Zo mocht ik Bert fotograferen naast een bord met de fantastisch discrepante dorpsnaam 'Wormgoor', dat voor zo'n gazon stond, dat niet eens particulier, maar gewoon openbaar bezit was. Moet je in Haarlem eens om komen. Geen plaats voor maaimachines daar, wegens hondestront, wat ik u brom. Nee, dan Twente. Verbazingwekkende landstreek, bijna net zo verbazingwekkend als de dag an sich.

Die was dat namelijk niet alleen allang (als niet minstens omdat we, naast een ongekend hoog aantal afzeggingen uit het Haarlemse, een even ongekend hoog aantal nieuwelingen uit de rest van het land in ons midden mochten begroeten, dan toch vanwege het gepasseerde bijzonders), maar bleef dat ook nog even. Zo kwam ik naast een willekeurige boerderij ineens een meer dan levensgrote Track-klomp tegen. Dat was opmerkelijk, omdat die klomp het symbool is voor minimaal drie websites van mijn werkgever (en ik mij meen te herinneren dat een ploegje collegae ooit van een boer, overigens met diens medeweten, zo'n grote houten versie van die klomp 'leende' om zo een promotioneel verantwoorde 'ontvoering' te ensceneren - zou ik die boer hier toevallig gevonden hebben?).



Vlak na die klomp kwam er, ook weer opmerkelijk, een uiterst heet en stoffig zandpad-langs-het-water, waar wij door een tegenliggende automobilist bijna doodgereden, en door een vluchtend op- en statig wegvliegende buizerd verrast werden. En alsof dat nog niet opmerkelijk genoeg was raakte, in dit zesde uur van onze wandeltocht, onze marsleider voor de tweede opeenvolgende maal in evenzoveel tochten volstrekt de weg kwijt. Hetgeen leidde tot een mismoedig ineenzakken aan de rand van een sloot, zijnerzijds. "Het gaat ook te haastig, op die hoeken." "Dan moet je "STOP" zeggen." "Ik had toch gezegd dat we moesten stoppen voor kaartwissel." "Ja, maar je had gezegd dat dat na de volgende afslag links moest, en daar zijn we nog niet." "Als ze die wegen gewoon zouden laten hoe dat zes jaar geleden was, toen die stafkaart gemaakt werd, dan was er nu niets aan de hand." Yeah, right.

Nee, dat bord 'Velden route' (van de ANWB), waaronder ik Schelden wat stoffige, hete kilometri later kon fotograferen, in naar zijn zeggen "precies de houding die weergeeft hoe ik me nu voel", kreeg vanzelf een wat hilarische connotatie. Maar we moeten onze marslijder niet teveel affakkelen waar dat geen pas geeft. Hij was tenslotte inderdaad al bloedmoe toen-ie aan deze tocht begon, en had zich bovendien, gezien het aantal afzeggingen aan de ene kant, en het grote aantal nieuwelingen aan de andere kant, redelijk moeten inspannen om het allemaal bij elkaar te regelen. En of dat niet genoeg was, speelde hij het nu niet alleen klaar om ons wederom van een stukje buitengemeen fraai doorloopbaar boslandschap te voorzien, maar loodste hij ons, bij het verlaten daarvan, bovendien langs een verkeersongeluk dat net op dat moment werd opgeruimd (een takelwagen haalde net de ene auto uit de sloot, terwijl de andere, net zo total-loss, al op een trailer aan de overkant van de weg stond) en de belangstellende menigte die was toegestroomd. Jaja. Je weet niet wat je meemaakt, met Schelden, maar je maakt altijd wat mee, dat staat vast.



En zo kwamen wij dan toch eindelijk bij Café de Hertog in Eibergen, ons eindpunt. Dat had het natuurlijk niet behoren te zijn (we hadden er wel langs moeten komen; want hier zou het Prakke-museum staan, had-ie ons bezworen - maar, leerden wij hier nu van ingezetenen, Prakke had opnieuw de boel lopen flessen: er is hooguit een hoekje in het Schepenen-museum dat gewijd is aan de machinefabriek van de Prakkes), want ons doel was immers Groenlo geweest. Maar het was inmiddels half zeven, en we waren in de middle of nowhere, op nog anderhalf uur marcheren van Grollo, en wisten dat we de auto's nog moesten ophalen en nog moesten eten. Dus besloten wij om logistieke redenen niet verder dan Eibergen te gaan. Ik geloof werkelijk niet dat de vermoeidheid in die beslissing een rol speelde. Want niet alleen voelde ik mijzelf nog kipfit (een unicum in tijden van vogelpest, nietwaar), maar ook klaagden Thomas en Mathieu in het geheel niet. Van de eerste viel het te verwachten, want naast branie ook daadwerkelijke harde ervaring (al had-ie vandaag toch twee blaren), van bijvoorbeeld de Omloop van Goeree-Overflakkee, maar van Mathieu was het een monsterprestatie, vind ik.



Al zag ik 'm, nadat Bert van ons afscheid had genomen, en terwijl wij buiten op de, met een taxi (oeverloos gezeik nog, uiteraard en trouwens, van Schelden, over wie er in die taxi moest) via Groenlo naar Rijssen spoedende chauffeurs wachtten, wel in rillerige kouslaap raken. Dus trokken wij gezwind naar binnen. Daar, overigens, werden wij, net als op het terras, uiterst vriendelijk ontvangen door het prettig personeel, serveerster Anchell voorop. Ja, Café de Hertog is een prettig etablissement. Om het eten hoef je het niet te doen (klinkt als snackbar, smaakt als snackbar, kost als snackbar - prima maar onopvallend dus), maar bij het drinken kon je beslist slechter zitten.



Dat werd dus een gezellige boel. Hekking wrong zich nog een foto in (vergeefs, natuurlijk, want Photoshop doet wonderen), en serveerster Anchell smeet mij, toen ik (terwijl ik dacht dat ik buiten haar gehoorsafstand was) aan Geert vroeg hoe ze net tegen hem zei dat ze heette, vanachter de bar een zeilend viltje met 'IK HEET ANCHELL' erop in de smoel, Henk en ik zongen, op verzoek, een keiharde luidkeelse 'Jerusalem', tot applaus van de voltallige kroeg, de uitbater maakte een hilarische groepsfoto van ons rond het biljart, en Anchell liet zich tot slot gewillig op de obligate plaat-met-Henk zetten. Een avond om snel te vergeten, al komt dat dan meer door de drank dan dat het nodig is. Een puzzeltocht naar Deventer in Peter's auto, en een door de NS gratis verlengde treinrit over Amersfoort (waar ik afscheid nam van Schelden) naar Haarlem later, viel ik door tweeën tevreden in bed.

Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Aken wacht. Maar nu eerst: Bern.