Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

31 october 2004

Van Top tot Teen door Nederland heen: St. Hubert-Ysselsteyn

ZO gaan die dingen. En Godzijdank toe. Want wij hadden dat niet meer verwacht. Niet meer verwacht, dat vandaag een mooie wandeling zou opleveren - want de Secretaris had ons bij herhaling gewaarschuwd dat het een "vre-se-lijk, lang saai stuk langs een kanaal" zou worden. Niet meer verwacht, dat Alberta Regts-Vrooland, de vrouw van Fred, ooit tijd zou vinden om met ons mee te lopen (want al niet opgedoken bij een voor haar, door mij, georganiseerde tocht over ons vaste oefenparcours). En niet meer verwacht, dat Pieter Spaan ons ooit nog de eer zou aandoen met ons mee te lopen - want wie verwacht dat nou, van een opgegeven kerel, die het retedruk heeft met andere tochten?

Maar het gebeurde allemaal vandaag. En dat maakte vandaag tot een gedenkwaardige dag. Dat begon al in St. Hubert, waar wij, als Wandelsoc., logischerwijs terugkeerden, omdat de vorige etappe van ons huidige oefen-project, 'Van Top tot Teen door Nederland heen', er was geëindigd. Logischerwijs, maar ongewoon, omdat wij, in St. Hubert, niet vertrokken vanuit een plaatselijk horeca-etablissement, maar vanuit de woning van oud-commando Huub van Straaten, zijn geweldige vrouw Jacqueline, en hun kinderen Ilona en Eef. Eef lag nog te slapen, want laat terug uit de kroeg. Maar zus Ilona was, ook laat terug uit de kroeg, wel wakker. Tot grote vreugd, van zo ongeveer allen, van ons.

Jacqueline voorzag ons van koffie, totdat Weij kwam, met zijn taart. Die was namelijk net jarig geweest (de 24ste, en 40 geworden). En dus zongen wij voor hem. Maar voor de rest deelde hij de taart zonder ceremonieel rond. Reden, voor Schelden, om onmiddellijk alsnog over te gaan tot ceremonie: maar dan die van het uitreiken, van het mieterige blauwe chokertje, aan Anita Willemsen. Want hij had haar, ook onlangs, zover gekregen zich in een Sociëteitspakje te hijsen. Reden genoeg om aan dat chokertje een vrolijke vrouwdracht van het Vierdaagsekruis toe te voegen. Die zij nog in dank accepteerde ook. Het zal mij een Godswonder blijven: wij hebben een vrouwelijk Lid. Dat hadden wij al, maar dat wandelt tegenwoordig nooit meer mee, en daarom is dit mooi.

Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij


Dus dat was een mooi begin, van een dag die ons meer moois zou brengen. De groepsportretti voorbij, zetten wij (Henk van der Schelden, Marco van Zijntergen, Albert van Geyningen, Peter Weij, Marco Neumann, Raymond de Gisser, Fred Regts, Jan Middelkoop, Barend Rijkman, Dick van Kuppevelt, Anita Willemsen, Marjon van Dijk, Pieter Spaan, de nieuw gerecruteerde oud-commando Erwin de Wijs en ondergetekende) er een gezwinde pas in, van St. Hubert, via Mill naar het begin van waar Peter ons heen wilde hebben: die had namelijk, vooraf, met Schelden bekokstoofd dat dit deel van onze tocht van Schiermonnikoog naar Aken de lijn moest volgen van één van Neerland's meest roemruchte drie verdedigingslinies (de andere twee zijn uiteraard Kornwerderzand en de Grebbeberg, en wij laten de Hollandse Waterlinie buiten beschouwing omdat die weliswaar roemrucht is, en met reden, sinds 1672, maar geen rol van betekenis speelde in de meidagen van 1940): de Peel-Raamstelling.

Daar leverde ons Nederlandsche leger, hoewel uiteindelijk vruchteloos, in die meidagen van '40 namelijk heldhaftig en onverwacht efficiënt strijd tegen de Duitsche bezetter. En omdat die linie er grotendeels intact bijligt, leek het Peter een mooi en verantwoord idee 'm een heel stuk te volgen. Zo gezegd, zo gedaan. En nou waren wij vooraf door Schelden behoorlijk banggemaakt, daarvoor, omdat hij voorspelde dat het "een kuteind langs een lang kanaal" ging worden, waardoor ons visioenen van het Drenthse bezuiden Coevorden voor ogen vlogen. Daar was het onafzienbaar, en recht. Maar hier was het niets van dat al. Want wat wij, na een korte bezichtiging van de, flink bepeperde, eerste bunker op ons pad, prachtig ingericht met blijvend diorama van Nederlandsche verdedigers, voor onze kiezen kregen, was een heerlijke wandeling naast meanderend water, langs bos en ook langs akkers, met om de paar honderd meter inderdaad een kazemat.

Dat kon niet veel fraaier, en het was nog historisch verantwoord ook! Bleek eens te meer, toen Peter ons, daar waar de aspergesticks bij wijze van monument weer schuins uit de rails oprijzen, vertelde van het slopen van een Duitse pantsertrein (waaruit kort daarvoor een bataljon Duitsers gedropped was achter de Nederlandse linies), die bij terugkeer op die sticks ontspoorde en lekgeschoten werd, terwijl het eruit gedropte bataljon vervolgens een flinke bloedneus kreeg van nabij opgestelde stalen kanonnen die uit 1880(!) dateerden. Jammer dat het niet hielp, maar wel een indrukwekkend stuk geschiedenis.

Photo: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Scan: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij


Zoals ook, wat kilometri verder, het verhaal van dienstplichtig soldaat van Dam, die nadat in kazemat 522 zijn beide strijdmakkers door Duitsers krijgsgevangen waren gemaakt, die kazemat dusdanig hevig verdedigde, dat hij den Vijand terugjoeg naar kazemat 523, en die daar hield totdat hij door Vaderlandsche Huzaren (op motorfietschen) ontzet werd, die hem in 'deplorabele en uitgeputte toestand' aantroffen. Prachtig. En aanleiding, overigens, voor Schelden, om namens de Bezetter deze toedracht van het verhaal in het Hoogduitsch briesend te ontkennen, en een heldhaftige overwinning van de pothelm te claimen. Prachtig.

En prachtig bleef het, al lag dat steeds minder aan de Peel-Raamstelling, omdat we daar vanaf hier weliswaar parallel aan bleven lopen, maar 'm nauwelijks meer zagen. Wat we wel zagen, en dat zeer intensief, was modderkluitig akkerland, waardoor het zwaar, maar prachtig gaan was, door versgerooide wortelvelden, en vager herfstkleurig gewas, volgens onze Westfries pasgerooide pioenroos. Prettig wegzakken, en zwoegend zweten, totdat wij aankwamen bij een Sloot.

Photo: Peter M. Weij


Die die hoofdletter zeker als sloot niet verdiende - niemand had met het oversteken ervan dan ook veel moeite. Niemand, behalve onze Gids en Grote Leidsman, drs. van der Schelden. Die het plots dun door de Soc.-broek liep, die één voor één, met veel misbaar, al zijn bezittingen over de Sloot aan de aan gene zijde wachtende oud-commandi overdroeg, als betrof het een Groot Sterven (het feit dat-ie ze gewoon kon aangeven erheen zou hem hebben moeten verzekeren van het feit dat zijn stakige beentjes het ook wel zouden redden, maar nee), en die met nog veel meer misbaar een zenuwtoeval kreeg van mijn logischerwijs in de aanslag hangende camera (aardige actieshots, leveren die slootsprongen immers op), zodat het geheel begon te lijken op een rerun van de camera-rel van 2003 in Diekirch en de Sloot die hoofdletter S alsnog bijverdiende. Ik deed er, uiteraard, een schepje bovenop door, terwijl Schelden jammerde over zijn klachten ("Ik heb een zwakke plek in m'n knie, klootzak!") en de camera uit mijn handen dreigde te slaan, te sarren "Spring dan! Springen dan, lul!". Maar helaas, het mocht niet baten: Schelden haalde vloekend, maar ongeschonden de overkant.



Dat leverde nadien toch danige dijenklets op, onder het dappere doordouwen. Want dat werd het hier wel even, omdat niet die Sloot, maar het akkerstappen ervoor ons flink in de benen zat. En terwijl wij doordouwden, werd ik steeds gallisher (prettig stukkie etymologie: de term heeft niets met onze koene Romeinenslopers van doen, maar is jiddisch voor 'naar, misselijk'), over dat Gezeik van Schelden bij die Sloot. Dus bij de eerstvolgende rust, op een verloren bruggetje in the-middle-of-nowhere (dat wij na een prettige strafstamp langs een onwerkelijk kortgeknipt nongolfgazon, en, potdorie, toch nog wat bunkers van de Peel-Raamstelling bereikten), vloog ik hem aan. "Zeg, wil je volgende keer alsjeblieft wèl die camera uit mijn hand slaan? Want Neumann heeft me in Diekirch geleerd hoe ik moet slaan, en ik pópel om uit te proberen wat ik geleerd heb! Hondsvot! Rat! Nietswaardig minkukel!" Enzoverder, enzovoorts. Heerlijk, want heel opluchtend. Daarna gezellig met z'n allen aan de door Peter meegevoerde koffie, waren wij ook daardoor snel weer wandelwarm.

En dat was nodig, want wij waren er nog lang niet. Waar niet? Daar niet. In eh... ...Café eh... ...eh... ...Dinges. Zo - geweldig - bleek het nog echt te heten ook, maar dat was pas in Westerbeek, en daarvoor was er nog het nodige te lopen. Langs olijke scharrelzwijnen, doorheen omineus doodlopende wegen, nog meer Peel-Raamstelling (langer dan je denkt, zo'n bunkersnoer), door prachtig herfstig bos, over ongemeen ongelijke paden, voorbij aan een als vesting versterkte dierenhouderij (waarvan wij daarom vermoedden dat het een nertsenfokkerij was, al bleken het op de steels genomen lange-afstands-photo dan toch wel enorme nertsen, van kangoeroe-formaat namelijk, te zijn, achteraf), en, oh vreugd, volledig illegaal dwars door gelukkig gerooide maisvelden. Had die stafkaart ook nog eens nut.

Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij


Uitgeput en bezweet, maar tevreden, arriveerden wij dus in Westerbeek, bij Café Dinges, prima etablissement, van het donkerbruine soort dat herinneringen doet bovenkomen aan Café-Restaurant Vloedgraven en, een heel klein beetje, Eethuys Dorestad. Waar wij ons, derhalve, het bier, de melk (want weer geen karne- verkrijgbaar, als zo vaak), de koffie, de jus, en het eten (meegebrachte bammetjes, maar ook pretpatatten-met-satézut) goed lieten smaken. Bovendien werden wij er opgewacht door de mini's van vandaag. Dat zijn Soccers die te sociaal zwak zijn om het aan te durven in eenzaamheid hun geest en lichaam te testen door ons vaste oefenparcours richting Katwijk te gebruiken voor hun optrainen, en daarom, zolang ze fysiek nog niet meer aankunnen, onze Marsleider lastigvallen in de organisatie van zijn voor harder volk bedoelde tochten, opdat ze daar een stukje van mee kunnen lopen met ons allen.

Quod erat demonstrandum: zie, bijvoorbeeld, bij de vorige etappe, Max en Marjon. En dat de Marsleider daarin trapt is logisch. Die krijgt immers een keiharde pik als mensen meelopen met hem verkiezen boven hard, maar leerzamer ploeteren langs de kust. Maar dat die mensen dat doen, is niettemin halfslachtig, dom gedrag. Ik kan het niet anders noemen. Ik heb die mini's nog nooit succesvol een Nijmegen zien voltooien. Wil ik maar zeggen.

Wat allemaal niet wegneemt dat we blij waren ze te zien. Want het is altijd prachtig, om uitgeput en stomend een vreemd oord binnen te vallen, en dan je eigen Sociëteitsuniform tegen het lijf te lopen. En al helemaal als dat gespannen is om de vervaarlijke torso van onze oprichter. Want daar was Max, met Marjon, en ook Alberta, de bevallige vrouw van Fred. Inmiddels al licht in de lorum, werd het hoog tijd hun eens flink over harde ondergrond te jagen (helaas gebeurde dat niet meer met Neumann, want die bombardeerde zichzelf tot mini door hier juist af te haken - al moesten wij hem dat later, aan het eind van de tocht, vergeven, toen wij zijn zolen zagen).

Dat lukte, want wat nog kwam was prachtig. Volgend op een wat saaie bomenlaan, waarop de enige verlevendiging helaas de bermrouw om het te vroege verscheiden van Roy Martijn was (de oorzaak daarvan werd snel duidelijk toen we met 180 door een mongool gepasseerd werden), en een fikse onderbreking mijnerzijds (ik moest plots ongelooflijk kakken, zul je altijd zien, net als je zo'n kroeg een paar kilometer uit bent, maar gelukkig vond ik een uiterst vriendelijke autochtoon die mij behulpzaam was en bereidwillig zijn closet liet vernielen), wandelden wij de prachtige Testrikbossen binnen (en langs de basis van de Groep Geleide Wapens de Peel, de jongens met de betere baan binnen Defensie, omdat ze met die krengen mogen oefenen op oorden als Kreta).

Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij


Eenmaal daar doorheen, liepen wij over stil boerenland (waar Pieter mijn mobieltje redde door het voor me op te vissen uit het modderige tractoorspoor waarin het, van mijn riem gesprongen, was beland), zuigend op een Chokotoff (althans, de Gisser en ik), Ysselsteyn in, naar Herberg de Peel.

En daar bleek dat die eindedagsbacchanalen van ons nu toch echt verdacht veel op die van Uderzo en Goscinny beginnen te lijken: want het was er gezellig, er werd prima gegeten (aangesleept door een, daardoor duidelijk overwerkt, maar niettemin manhaftig vriendelijk, en buitengewoon correct personeel, met serveerster Rachida als frontlinie), veel gezopen, luid gespeeched ("We gaan nu vier applauzen geven, en daarna vertel ik jullie waar ze voor zijn") - en niet (of althans nauwelijks) gezongen door de bard, die het namelijk veel te druk had met het bestormen van nietsvermoedende nonnen, 1 tafeltje verder (en daarbij toch nog even zong).

Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij GPS-extrapolatie: Dick L.A.M. van Kuppevelt GPS-extrapolatie: Dick L.A.M. van Kuppevelt Photo: Peter M. Weij Photo: Peter M. Weij


En zo was het, ongemerkt, al weer laat toen wij besloten de aftocht te blazen. Niettemin was ik nog op tijd in de Souteneur, Sociëteitscafé te Haarlem, om daar met Max, Marco, Marjon en Henk een laatste glas te heffen. Prettig, prettig, prettig.

Mijn prosit, heren, dames, keurig gewandeld. Aken wacht.