Wat zijn wij aan het doen?

8 september 2002

Wij rijden naar het zuiden, waar alle klokken zouden moeten luiden - want dit is het eind van het wandelseizoen, en het is een mooi jaar geweest. Sportpark Hartenstein krijgt van mij een winnaar: los van een prachtige Haarlem-Noordwijk met Larisa liep ik een herhaling van de mooiste etappe van Van Grens Tot Grens Over De Grens, alledrie de bestaande etappes van Van Top Tot Teen Door Nederland Heen, Bern, Diekirch, de MESA, Nijmegen, de Dodentocht en de IJzer - en ja, daar ben ik trots op.

Sportpark Hartenstein is een plek voor winnaars. En ze waren er weer volop. Maar dat merkten we pas na de heenreis, en die duurde zo wat. Want Jochem Prakke had een plan gemaakt, om te overnachten bij zijn Heilige Moeder, de dag voorafgaand aan. Zo gezegd, zo gevroemd, en dus arriveerde de Prakke met Lydiamams en Lancadochter en ook nog een Larisa bij mijn humbele casa, op de vrijdagavond van de zesde september. En zo reden wij, eenmaal mijn spulletjes bijeengepakt, zuidwaarts in hetzelfde tempo waarin Prakkeman wandelt: als een debiel.



Over Utrecht richting Oberhausen bracht ons dat in korte tijd bij het huis van de Prakkes in Arnhem, daar waar wij reeds eerder genoten van ongekende gastvrijheid. Het werd er dit keer niet veel minder op, en dat huis blijft naast prachtig ook een ongekende rust uitstralen, niet in de laatste plaats door de bewoonster. Die op dat moment overigens nog niet aanwezig was, zelf.

Dus zetten wij ons eerst in de keuken aan een in no time door Lydia in elkaar geflanste pastasalade van tortellini met o.a. avocado, en voerde Jochem dochter Lanca. Allemaal heel huiselijk en knus, en dat effect werd versterkt toen, na het te bed gaan van Lanca, Jochem de kachel aanstak en de wijn opentrok. Al snel werd ons gezellig gezelschap alsnog uitgebreid met Loes Prakke, gewillig slachtoffer voor de Nikon-lens van mijn gloednieuwe Coolpix 4500 (net als mijn nieuwe pentium 4 ontrold aan een belastingvrije winstdelingsuitkering van het Wegener-concern, dankuwel baas-van-mijn-baas).



Ja, allemaal reuze huiselijk, knus, gezellig en rustgevend tegelijk. Maar toen was het plotsklaps gedaan met de rust. Het lag voor de hand en was aangekondigd, maar blijft een onthutsend gebeuren: enter drs. van der Schelden, gelukkig niet alleen maar in gezelschap van Securicor-superieur Marco Neumann (die de beambten op locatie Interpay langs de meer menselijke weg aanstuurt terwijl Schelden ze voor hem als pionnetjes heen- en weer mag schuiven over zijn feestelijk gekleurde roosters, zodat-ie op een onzalig directe maar tot zijn grote tevredenheid stemmende manier invloed heeft op hun levens).

En dat zou allemaal niet zo erg zijn als-ie dat vreselijke apepak (het houdt het midden tussen dat van een Duitsche koddebeier uit het Weimar-era en dat van een hedendaagse Duitse diender, en wat daartussen kwam weten we allemaal) waarin-ie ook tijdens de Nijmeegse Vierdaagse een dag lang gewandeld heeft, niet nog aan had gehad: hij kwam immers, anders dan Neumann (die ik voortaan zo zal noemen omdat ik anders binnen de kortste keren een verwarring van bijbelse omvang zie ontstaan ten aanzien van Marco van Zijntergen), direct uit een dienst.

Maar gezellig bleef het natuurlijk reuze, want met een koddebeier uit de Weimar-republiek is het als vanzelfsprekend prima drinken in de tuin van het Prakkehuis, en ook Neumann bleek een prima kerel met een groot gevoel voor humor en stevige buikspieren. Die weliswaar zwaar op de proef werden gesteld toen Schelden ging verhalen, eerst van zijn legendarische, half bemodderd in een politie-auto eindigende fietstocht-in-Zwitserse-studentenmuts van jaren her, en daarna van de capriolen die hij ooit uitvoerde om zijn parachute-wing in Lelystad te behalen (waar hij uiteindelijk weggestuurd werd wegens 'een te innige relatie met de bomen rond de dropzone'), maar de harde test glansrijk doorstonden.



Alle reden voor een verdiende en uitstekende nachtrust. Die werd gevolgd door een hilarische wekronde (Henk: "Larisa, jij gaat mij hel-pen!"; Larisa: "Ach sodemieter op!") en een moorddadig ontbijt uit het Oudhollandsch Kookboek (eieren met spek, sterke zwarte koffie en zuurdesembrood met o.a. kaas) zoals dat in een dergelijke setting thuishoort.



En daarna was het dan toch eindelijk uit met de pret. De Heilige Moeder Prakke omstandig bedankend voor alweer een voortreffelvol genietbaar verblijf, ging het in een wolf-, kool- en geit-spel waar zelfs Schelden (die met Neumann eerst naar station Arnhem moest, om daar de uit Zoetermeer aankomende collega Raymond de Gisser van de trein te halen, omdat ook die, en niet eens onder valsche voorwendschelen, succesvol geronseld was door onze verstoten pater-nalist) niet van terug had, met gezwinde spoed naar Sportpark Hartenstein.

Sportpark Hartenstein, overigens, bleek dan wel weer te zijn wat te verwachten viel: een prettige ervaring, een groot gevoel van thuiskomen. De Airborne is dat niet alleen vanwege de seizoensafsluiting, maar ook omdat je er zoveel bekenden van andere tochten tegenkomt. Zoals, bijvoorbeeld, Albert van Geyningen, niet meer gezien sinds Nijmegen, en mede-ex-commando Mack Bouman (niet meer gezien sinds vorig jaar) en Geert, een straffe kerel die op zijn meen ik tweeënzeventigste dus nog rustig zo'n Airborne loopt.

En zoals die Blarentrapper met die woudlopersstaart aan zijn hoed, die ons verleden seizoen in Bern uitlegde dat-ie maar geen lintjes aanschafte voor zijn wandelhistorie, omdat-ie dan niet meer zou kunnen lopen onder het gewicht. Blijft een indrukwekkend heerschap, hoe je het ook wendt of keert. Bovendien: de Blarentrappers hebben zich dit jaar, in Nijmegen, of meer precies te zijn in zaal Beatrix te Slijk-Ewijk, op bewonderenswaardige wijze gerevancheerd voor een eerder achtergelaten slechte indruk. Hoed af voor de hoed, daarom.

En wij gingen volvrolijk van start, want ondanks neerslachtige voorspellingen regende het nog steeds niet. Waar vind je dat soort winstpakkers nog, in tijden van overstroming? Nou? Ik durf het bijna niet te zeggen, omdat het zo Henk is om het te zeggen, maar ik zeg het toch: bij de Wandelsoc., juist! Het begint werkelijk verontrustend te worden, dat wij sinds de eerste etappe van Van Grens Tot Grens Over De Grens wel- en bij elkaar opgeteld anderhalve dag in de regen hebben gelopen.

Maar goed, de vrolijkheid was er en nam hand over hand toe. Zo vermaakte Ab zich uitstekend door, zijn reputatie getrouw, op zijn immer meegebrachte lijst te checken of zich als (ex-)commandi voordoende passanten dat daadwerkelijk waren, of imiterende pseudo's (op Ab's lijst staan alle lichtingen van het KCT ever, en de best men daarvan, met bijbehorende namen en nummers). Hij identificeerde minstens 1 echte pseudo. Dat is nou nog eens bureaucratie waar je wat aan hebt.

En de pas zat er stevig in. Niet alleen bij Ab, Mack en Geert, maar ook binnen de rest van de groep, zelfs ondanks het feit dat daar drie nieuwelingen (Neumann, de Gisser en Larisa) inzaten: er werd bij voortduring tussen de 6 en 7 km per uur gelopen. En dat zou de rest van de dag zo blijven. Dat we niettemin pas vlak voor sluitingstijd over de finish kwamen, had redenen die ik ook later niet allemaal zal beschrijven - laat ik het erop houden dat er flink gerust werd, onderweg. Oh, en dat er zotte dingen plaatsvonden, uiteraard. Zo was, nadat Mack Bouman die traditie verleden jaar had geïnstigeerd, dit keer de beurt aan Ab om zich te laten fotograferen als hond. Dat zag er prima uit, en hij viel niet eens van dysenterie uit elkaar in de volgende vijftien meter. Dat was bij de laatste MESA wel anders, toen-ie wegens buikgriep niet eens aan wandelen toekwam.

Vlak voor de woonwijk-die-zo-op-psychiatrisch-ziekenhuis-Vogelenzang-lijkt kwamen we vervolgens langs de rijwiel- en vage parafernalia-zaak met de poppen-in-originele-WOII-uniformen ervoor (Schelden: "Hee! Volgens mij hebben we verleden jaar met die gasten gewandeld!") waar Vandy vorig jaar tevreden in verdween (geen idee meer waarvoor overigens, al herinner ik me een verhaaltje over onderdeeltjes voor zijn Puch) en ik nu, door zijn vader Ab, voor en naast de poppen gezet werd voor een passend portret.



Kort daarna bereikten wij dan eindelijk de hei, en ging het langs de pittoreske woudzoom verder naar de eerste rust. Die was verplaatst, bleek, van het boerenerf waar Schelden zich verleden jaar zo vreselijk misdragen had (en daarom ook, denkelijk, was die rust verplaatst en plotseling voorzien van toiletten), naar een veld dat een kleine honderd meter verderop lag. Kennelijk had men hier gerekend op, naast Schelden, een flinke aanwas van de deelnemersaantallen op de 40 km afstand, want de zitgelegenheid was ampel en de culinaire en sanitaire voorzieningen ook. Die aanwas materialiseerde echter niet, een op zich verbazingwekkend feit dat, bleek mij later in gesprek met wat kaartcontroleurs op het Heideplein, ook de organiserende Politie Sport Vereniging Renkum zeer verdroot.



Maar ons niet. Het is natuurlijk treurig dat het niet groeien van het deelnemertal het voortbestaan van de 40 km Airborne in mogelijk gevaar brengt, maar voor de rest zijn wij hartstikke blij met ons geheimpje. En we hadden reuze lol bij deze rust, niet in de laatste plaats vanwege de halfwas poging van Prakke en Schelden om de Dixi om te duwen terwijl ik erin aan het pissen was.



Eenmaal weer onderweg kwam in beeld wat ook vorig jaar, voor het eerst toen, lange kilometers een lust voor het oog was: de springlier voor non-parachutisten, als altijd druk in gebruik. Niet alleen een mooi gezicht, en niet alleen koude rillingen voor iemand zoals ik, immers vers wingdrager, maar bovendien zo toepasselijk, bij deze tocht. En niet eens het enige dat daadwerkelijk airborne was: even verder, juist voorbij dat pad waar Mack zich ooit zo beklaagde over het gebrek aan koffie op de bruiloft van Peter Weij, ving Schelden een vogel, pardoes uit de lucht. Het mankpotig dier werd door hem liefdevol bekeken. "Wat moeten we ermee doen? Moeten we 'm doden?" Na overleg tussen Prakke en Schelden werd besloten dat gewoon aan marters en katten over te laten en de vogel in de berm achtergelaten. De gekste dingen.



Zoals, bijvoorbeeld, het halve uur dat volgde op een prettig stuk boswandelen, een half uur waaraan ik geen voor openbare herhaling vatbare herinnering heb. Zeker is dat Larisa en ik wat achterop kwamen, bij arriveren op het Heideplein, bij de prima herbergrust halverwege, waar de anderen derhalve op ons zaten te wachten, maar wel vandaan vertrokken toen wij aankwamen.

Dus vandaar dat wij er na die rust een noodtempo inzetten, over de Ginkelse hei en terug het bos in, achter de meute aan. Dat sloopte ons, op het lelijker stuk door de woonwijken, waar wij wel een grappige ontmoeting met een groep Yorkshire Tykes hadden, die op dat precieze moment hopeloos verdwaald zouden zijn als wij ze de weg niet gewezen hadden. Samen met hen zegen wij ineen op het terras van een Italiaans restaurant in Renkum, waar wij koffie en jus dronken en bestookt werden met voetcrème, door een vriendelijke dame-van-de-DA-drogist-aan-de-overkant.

Hier ook, vond ik bij een rijwielhandel een prima nieuwe zonnebril, en vond Larisa een prachtig fel-oranje regenjasje voor Fien, in dezelfde zaak, waar overigens personeel stond dat mij verbijsterde door vriendelijkheid die niet eens louter professioneel was. Op het stuk dat daarna kwam, dat verschrikkelijke stuk langs de kale snelweg, vlak voor de lange-bomen-laan, begon het de benodigd pesterige aangelegenheid te worden die iedere goede wandeltocht is. Wij houden niet van wan-de-len, wij vinden dat maar niets. Daar doet die kathedralig prachtige laan niets aan af. Die blijft ondanks zijn schoonheid vreselijk, puur om het punt van het parcours waarop-ie zit.

De rust die kort daarna komt (dat is een mooi aspect aan de Airborne: de route is zo goed gepland dat de rusten op hele natuurlijke, vanzelfsprekende momenten opdoemen, ook al zijn ze niet eens door de organisatie in het leven geroepen), op het terras van het restaurant naast de tennisbaan, hadden we dan ook hard nodig. En die werd lang, niet in de laatste plaats vanwege een hoognodige sanitaire stop en... ...het feit dat we hier Neumann (totaal kapot), de Gisser (door uitputting en de inhoud van een blikje Xi hyperactief en vrolijk) en Schelden (ondraaglijk tevreden, met een halve liter bier in zijn hand) inhaalden!

Daardoor werd de wandeling heuvelop een wat mindere beproeving. Die leidde naar de bewoonde wereld en die prachtige rust die me, vanwege de grote legertenten, waarvan 1 met lazaret, en de rokende barbecue, zo aan de MESA doet denken (maar die dit jaar overigens al praktisch opgeruimd was toen we er langs kwamen, waarop Schelden de padvinders die er stonden daarover uitschold, en dat terwijl-ie zelf nooit stopt, bij die rust) en waar het uitzicht op de Rijn zo mooi is (dat hebben we tijdens de eerste etappe van Van Grens Tot Grens Over De Grens van de andere kant mogen aanschouwen, en dat was de reden dat Schelden hier stopte en zich door mij liet vereeuwigen als veldheer voor het parcours dat-ie voor die tocht had bedacht).

Etappe twee van diezelfde tocht was overigens ook al langsgekomen, met de afslag naar Parenco en het Sancta Maria-klooster, dat Schelden en ik zo graag als sociëteitsgebouw voor de Wandelsoc. zouden betrekken. En dit eerste stuk van het voor ons historisch parcours bleef de rest van de mars prachtig dichtbij, langs de Westerbouwing (omineuze plek, leerden wij bij die eerdere tocht van de plaquette bij het monument aan de overzijde) terug tot Oosterbeek.

En Oosterbeek had niet veel later moeten komen, want Marco Neumann was inmiddels niet meer de enige die er totaal doorheen zat. Ook Larisa had het he-le-maal gehad, en ik moest zelf constateren dat, of je nou getraind bent of niet, 40 km toch altijd weer leidt tot pijn en moeite. En dat was niet eens de enige reden dat dit, ondanks de beboste, heuvelige maar ook landerij-ige schoonheid ervan, een irritant stuk parcours was. Op dit laatste stuk leerde Larisa namelijk wat ik in Nijmegen leerde: dat je bij de finish van dit soort tochten wandelvee bent voor de minder begaafden uit onze samenleving, die denken dat jij er bent om hun vrije dag op te luisteren, en zich geen fok aantrekken van jouw vermoeidheid en pijn, dus gewoon dom in de weg gaan lopen en je dan nog boos aankijken ook als je bijna tegen ze opbotst. Oetkloten.

Bovendien voegden zich hier wat straalbezopen neo-nazi's vanuit het publiek tussen de wandelaars, om luidkeels "Sieg Heil!" brallend en de Hitler-groet naar elkaar brengend naar de finish te lopen alsof ze daadwerkelijk in staat waren een weldenkende poot te verzetten. Stupide puthufters. De enige reden dat ik niet bij de politie-agenten langs de weg onmiddellijk aangifte deed van de wetsovertreding die ze begingen was dat ik daar dan nog drie kwartier had moeten staan vanwege de eraan verbonden papierrommel, en ik dat helemaal niet zag zitten.

Wat ik wel zag zitten, waren Loes Prakke, Lydia Smith en de van overzee overgekomen Tante Tiny (spel ik dat zo goed?), die op de inmiddels verder nagenoeg verlaten eretribune naast het Airborne-monument zaten te wachten om ons binnen te halen. Ik moet zeggen, er zijn veel slechtere dingen om te zien, bij de finish van een Airborne. Prachtig, dank jullie wel.

Ik geloof dat zelfs Larisa het waardeerde. En dat terwijl die inmiddels in een dusdanig pesthumeur was dat ze geen trek meer had in het ophalen van haar medaille en zichzelf plechtig voornam nooit meer de 40 te lopen omdat "het na 35 km niet leuk meer is". Nee, duh. Daar gaat het nou juist om bij wandelen. "Ja, maar dan vind ik de finish ook niet prettig meer." Vreemd. Ik wel, als ik er kom na mezelf overwonnen te hebben door dwars door de pesterigheid van het laatste eindje te stampen. Zal wel masochisme zijn dan. Maar over Larisa hoort u mij verder niet klagen, want die was nog nooit verder gekomen dan 35 km, dus deze blaarloze 40 is een indrukwekkende prestatie, zeker gelet op haar gemiddelde snelheid. Gefeliciteerd met je eerste officiële mars.

Foto door Ben Jeursen Foto door Ben Jeursen


Die felicitaties golden nog harder voor de totaal gesloopte Neumann en de Gisser. Die dat namelijk terecht mochten zijn, want die hadden nog nooit geoefend en liepen dus plompverloren deze eerste 40. Hoed af, heren. De Gisser, overigens, had zich dermate vermaakt dat-ie zichzelf nog wel wat ziet Wandelsoccen, en ook Neumann zullen wij verherbegroeten, ergens in Nederland, op een onzalige dag.

En over onzalig en dat masochisme gesproken overigens. Iemand die daar natuurlijk alles van weet is de ongelooflijke Ben Jeursen, legendarisch hoedendief en Dodentocht-veteraan, maar dit jaar ook nog tweevoudig loper van de Omloop van Goeree-Overflakkee (een ding dat mijn verstand, zin en kunnen te boven gaat). Ben loopt tegenwoordig sowieso voornamelijk van dat soort bizar grote afstanden, dus voor hem moet deze Airborne een lachtertje zijn geweest. Zou het daardoor komen dat-ie zo breeduit liep te grijnzen, daar op het Sportpark? Ik denk het niet eens. Ben is gewoon een vrolijk mens, van aard. En Ben is verder natuurlijk ook nog steeds de geilste pseudo van Nederland. Merkte ook Larisa. "Larisa, heb je Ben al ontmoet?" "Ja, en hij heeft al aan me gezeten." Keu-rig. Dat bevestigt ons wereldbeeld tenminste weer. Altijd prettig. En prettig was het sowieso, daar op dat veld. Terwijl om ons heen alles al afgebroken werd, maakten wij er een dolle boel van, met de Prakkes, Tante Tiny, Ben en de ex-commandi. Vatbaar, voor latere herhaling.



En later werd het overigens ook nog. Want nadat Neumann en de Prakkes waren afgetaaid, reisden Larisa, Raymond en ik per trein Schelden achterna naar het Haarlemse. De egocentrische capriolen die Schelden per telefoon in onze richting uithaalde op weg erheen zal ik u besparen. Vast staat dat wij, na afscheid van Larisa bij aankomst, in Haarlem een prima maal genoten in Café de Roemer (waar Merel Brons, een van mijn collegae bij Wegener eMedia, langs- en een gevoelig plaatje van ons schoot), en ook daarna, bij een mojíto in Fidél en bij kopstoten in het Wapen van Bakenes, dit prachtige wandelseizoen met een groot gevoel van tevredenheid afsloten.

Foto door Merel Brons


Mijn prosit, heren, dame - keurig gewandeld.