Doorzoek deze site: Wat zijn wij aan het doen?
24 juli 2004 88ste Nijmeegse Vierdaagse Nijmegen was dit jaar al een drama voordat we een voet verzetten. Dat lag niet aan de Vierdaagse, maar aan de bruiloft van Rijkman & Derkman. Of, meer precies en beter, aan wat daarop volgde. De ruzies erover waren namelijk niet bijgelegd. En ik had, tot twee keer toe, geprobeerd de luidkeels door sommigen geëiste vergadering erover te beleggen, maar moest beide keren constateren dat daarvoor uiteindelijk te weinig belangstelling bestond. Toen die vergadering dus voor de tweede keer niet doorging, en ik daaruit geconcludeerd had dat-ie niet ging plaatsvinden, besloot ik, omdat ik mijn persoonlijke mening over het hele gebeuren tot dan toe, als voorzitter van de Wandelsoc., voor me had gehouden (ik moest immers die vergadering organiseren, dus leek het me raadzaam mijn persoonlijke mening pas op die vergadering te geven), dat ik die, omdat ik dat nu niet meer bij die vergadering kon doen, dan nu maar moest geven, en deed ik dat middels een e-mail, waarin ik niet alleen Ronald Fischer, maar ook Henk van der Schelden, Peter Weij en Fred Regts de huid volschold. Dag 0 Dat zette veel kwaad bloed bij met name de laatste twee. Niet geheel onterecht, vond ik na enig overdenken, en daarom bood ik hun, toen wij ons op maandagmiddag bij de Vereeniging troffen, er mijn excuses voor aan dat ik ze in die mail 'puthuftertjes' had genoemd, en dat ik vergeten was te vermelden dat Fred één van degenen was geweest die zich wèl bereid hadden betoond die vergadering te houden. Die excuses zetten de toon van de middag. Want terwijl Theodoor Snodendroom en Bert van Prijzen, Tweede en Eerste Vriend van de Wandelsoc., het met Jasper Nales (die liep dit jaar niet mee, want was te laat met inschrijven, maar kon zich niet aan de Vierdaagsekoorts onttrekken, dus kwam wel bieren bij de Vereeniging, met Ralfie, die wel meeliep) geamuseerd en goedkeurend aankeken, werd het Grote Verzoendag, en verdween alle onderlinge kinnesinne onder de bebierde hete middagzon (niet in de laatste plaats doordat Ronald Fischer zich uitputte in bierhalen voor iedereen, en Barend's opmerking dat dit Fischer's manier van excuus maken was, niet tegensprak). Kennelijk dwingt de Vierdaagse, in al haar afschuwwekkende pracht, dit respect ervoor af: dat alle kracht ervoor nodig is, en er dus noch tijd, noch plaats is voor afleidend geruzie. Dat zal dan niet lang meer duren. Want als het aan Taeke van der Meer en mensen zoals hij ligt (Taeke is de ongelooflijke klootzak die het voor elkaar kreeg dat, vanaf volgend jaar, mannen tussen de 15 en 50 jaar niet meer 50 km voor hun kruis hoeven te lopen, maar nog maar 40, en die dat door de rechter durfde te laten beargumenteren op grond van gelijkberechtiging tussen mannen en vrouwen - en ik ben voor gelijkberechtiging, maar dan hadden ze wat mij betreft die vrouwen de 50 moeten laten lopen; er zijn er genoeg die dat sowieso doen, en het omlaagschroeven van de afstand voor mannen devalueert de prestatie van de dapperen die in de afgelopen decennia bewezen hebben betere mensen te zijn dan Taeke van der Meer, die ik een afschietbare hondelul vind, en daarmee bedoel ik NIET dat ik vind dat-ie afgeschoten moet worden, want ik ben TEGEN geweld, maar dat dat 'afschietbaar' het sentiment is dat door me heen schiet als ik zijn naam hoor, omdat ik wèl navenant boos ben, maar desondanks mag ik in Nederland sinds Fortuyn NIET meer zeggen dat Taeke van der Meer, die een afschietbare hondelul is, een afschietbare hondelul is, daar word je tegenwoordig voor ontslagen in dit kloteland dat naar de donder gaat dankzij de rechtse mafia, vind ik persoonlijk, maar dit allemaal terzijde) is de Vierdaagse binnenkort een feestelijke optocht voor mietjes. Mooi. Kunnen we ons fijn met serieuzer zaken gaan bezighouden, zoals het inslaan van elkaars harses om een gebrek aan biertent. Waar was ik? Oh ja, de vrijdagavond. Heel gezellig, dus. En niet alleen bij de Vereeniging. Want ook bij de Heilige Moeder Prakke thuis, aan de van Heemstralaan te Arnhem, waar Jochem, Max, Henk, Raymond, Lourens en ik voor de duur van de Vierdaagse verbleven, was het een prettig en gezellig weerzien. Dat werd luister bijgezet met een cadeau namens ons allen, inclusief Jochem's broer Mark, aan Lous Prakke: een nieuw gietijzeren rooster voor haar open haard. En vervolgens hadden wij reuze pret, ik mede omdat ter tafel een boekje kwam, over ons vorstenhuis, ooit als kleuter in elkaar geplakt en geschreven door Jochem - die beslist niet wilde dat het bestaan van dat boekje wereldkundig gemaakt werd, waarop ik onmiddellijk besloot alle bladzijden ervan te fotograferen en op het Internet te zetten. Schattig, is het, namelijk. Dag 1 De volgende ochtend vergastte Lous ons in de keuken, 's ochtends vroeg, op eieren met spek. Ge-wel-dig. Ik was er zo door getroffen, dat ik van schrik mijn camera vergat. Maar dat was maar goed ook, want die had het misschien wel niet overleefd. Het regende namelijk pijpestelen, aan het begin van deze Dag Van Lent. Daar werd dus honderduit over geklaagd, door het legioen-van-mietjes, maar ik vond het een prettige teistering, die de aandacht wat afleidde van wat ik wist dat mij te wachten stond: problemen, gezien mijn niet afdoend geheelde blaren en ontvellingen. Nee, de regen was niet mijn probleem, en ik zou er ook geen grotere blaren van krijgen dan ik toch al had, over van de MESA. Het probleem, en dat zou het de hele vier marsdagen lang blijven, en in groeiende mate worden, waren de aanpassingen in het parcours. Die begonnen sluipend. Want oorspronkelijk had ik helemaal niet door dat het stuk van Bemmel naar Elst, via Huissen, veel langer was geworden. Maar waar in Bemmel alles nog normaal leek, en ons deel van de Wandelsoc.-delegatie in Het Wapen Van uitgebreid werd met Ronald Fischer, Barend Rijkman, Marco van Zijntergen en Albert van Geyningen, kwam ik met Marco, Raymond en Henk totaal gesloopt aan in Feestzaal Fortuyn te Elst. Maar wel tevreden, want op het tussenliggende stuk was ik Duits-reservist-van-Nederlandse-afkomst Jansen tegengekomen (bekende uit Bern en Diekirch), die mij een slok 'Speziellthee' had geoffreerd, in dank aangenomen, en onderweg had Schelden een peloton van de Politie Haaglanden vermaakt met een gefingeerd Vlaamstalig telefoongesprek tussen hem, Berry en Harry (het bleek, leerde later ik van Ted en Bert, een tijdens eerdere Vierdaagses bedachte grap te zijn, die hij dit keer dagenlang volhield, want telkens als-ie dat politiepeloton tegenkwam) - en zij waardeerden het net zozeer als wij hun, omdat ze ons, op instigatie van Albert (bevriend met een oud-commando uit hun gelederen) kort voor Valburg van bouillon voorzagen. En vlak na Valburg kwam ik ook nog Grietje Vissers en Janny Beishuizen tegen, met wie het prettig converseren was, over Ierland en de mars in Japan, onder andere. Bovendien had ik, op dat tussenliggende stuk, bruikbare ervaring opgedaan, voor mijn vierdaagseplaatsentest van dit jaar. Zo gaat Elden er heel slecht vanaf komen, wegens irritant in de weg lopende jeugdige stickervragertjes (uiterst onsmakelijke ontwikkeling, die een ooit goed bedoeld gebaar van de voorbijtrekkende detachementen doet verworden tot een commercieel circus voor minderjarigen). En Elst triomfeert wederom. Op een vluchtheuvel, voor het centrum, stonden, in de regen, twee jongetjes te zingen: "Wij blijven staan, voor jullie! Wij blijven staan, voor jullie!" - volstrekt ontroerend, zoals ook het gemeend hartelijke onthaal door de rest van het dorp, reden voor mij om de burgemeesteres te complimenteren met haar inwoners (ook al liet zijzelf, zoals Ted terecht opmerkte, een PR-steek vallen door niet zelf ook in de regen te gaan staan, maar onder haar afdak te blijven). In de overvolle Feestzaal Fortuyn (dat kwam enerzijds door de parcours-wijziging, maar anderzijds en vooral door de regen) voegden zich, Godzijdank, wel gewoon Tedje en Bert bij ons (eerdere signalering van beiden, onderweg naar Bemmel, had ik botweg verdrongen, omdat die er niet hoort te zijn, hoewel ik bij die gelegenheid wel bijna Schelden vermoordde omdat-ie me weer eens 'Stalinist' noemde, al zingende), en bespraken wij tevreden de affreuze natuur van de wijziging. Die bleek een voorbode, want heel Slijk-Ewijk, inclusief zaal Beatrix, was uit de route gehaald, denkelijk wegens de nattigheid in het Enge Bos, er vlak voor. Klaarblijkelijk is het tegenwoordig een probleem, voor mensen die zich wandelaar durven te noemen, als ze natte voeten krijgen op een marsparcours. On-ge-loof-lijk. Gebeurt alleen maar in Nederland. In België word je geacht de modder van de Ardennen breed grijnzend lief te hebben, in Luxemburg leidt kokende hitte naar tevreden tappen van bier, in Ierland is alles net zo nat als de whiskey uit je heupfles, in Denemarken word je het moeras ingestuurd, in Zwitserland zijn de hellingen bedoeld om je een hartaanval te bezorgen - maar in Nederland hoef je als man niet meer de volledige afstand te lopen omdat er ook vrouwen bestaan, halen ze 10 kilometer van een mars af als het warm wordt, en leiden ze het parcours om als het regent. We staan, mondiaal, voor lul. En zo bevonden wij ons uiteindelijk, foeterend over dit onfraai staaltje marsmismanagement, in een snackbar rechts van het parcours te Oosterhout, weggestopt in een buitenwijk, maar desondanks overvol, omdat de eigenaar verzuimde zijn ruime achterzaal open te gooien. Opgelegde, gemiste kans voor open doel. Maar, dat moet gezegd worden, prima broodjes kroket. En gelukkig was de dijk naar Lent, daarna, nog steeds gewoon de dijk naar Lent, al reden er dit keer teleurstellend minder ambulances op heen en weer dan in voorgaande jaren. Het zal de marsleiding genoegen gedaan hebben, vermoedelijk. Ik word trouwens, lijkt het, sinds kort omringd door sukkels die denken dat wandelen een sinecure voor zondagsstappers is. Liep Max in Diekirch al te zeiken over de zwaarte van de 20 km-afstand (en dat komt dan uit de mond van iemand die nota bene een Dodentocht op z'n geweten heeft), hier rende Lourens Dinger dag 1 alsof er geen volgende 3 zouden komen. Hij was die dijk allang af toen ik 'm betrad, en om half drie 's middags binnen, op zijn eerste Vierdaagse. Voor hem liepen, van ons, alleen Swarts, Middelkoop, Regts, Weij en van Ravensteijn (allen oud-commando). En dan maar roepen dat je "een normaal tempo" aanhoudt en er "niets aan de hand" is. Neenee, natuurlijk niet. Ik geloof dat iedereen achter 'm hem die dag gemaand heeft rustiger aan te doen - maar Lourens wist het beter, en finishte ruim voor de gecombineerde Vierdaagse-ervaring van Albert van Geyningen (22x), Ted Snodendroom (15x), Bert van Prijzen (13x), Henk van der Schelden (12x), Marco van Zijntergen (3x), Jochem Prakke (2x), Raymond de Gisser (1x), en mijzelf (3x). Een indrukwekkende prestatie, ik kan het niet anders zeggen. Dag 2 De volgende dag reed ik (volgend op een hernieuwd eieren-met-spek ontbijt in Arnhem, maar deze keer vergat ik mijn camera niet) weer met Max naar de start. Die had zich ten doel gesteld twee dagen van 40 km te volbrengen, en was dus leuk op weg naar dat eigengestelde doel. Zelf hoopte ik natuurlijk dat-ie meer zou blijken te kunnen, en aan het eind van deze week zijn eerste Vierdaagsekruis zou mogen opspelden, maar ik was vooral blij dat-ie er überhaupt was. De dag van Wijchen begon beter dan de vorige, want het bleef nagenoeg droog (het regende pijpestelen voor vertrek uit Arnhem, maar daar bleef een aflopend drupje van over toen we eenmaal in Nijmegen waren). Maar daar was het qua 'goed' dan wel mee gezegd. Want kort na de start bleek dat De Tent, Waar Mensen Werken (er hing, jarenlang, een bordje 'Bij gebrek aan personeel werken hier mensen' in) dit jaar ontbrak. En zo werden wij gedwongen om, voor koffie, soep en broodjes, voor het eerst in onze Vierdaagse-geschiedenis uit te wijken naar Café-Restaurant ''t Mirakel' (dat zich overigens kranig weerde, als kwaliteitsrust, want ook nog een binnen, met ruim en schoon sanitair bood). Eenmaal de verbijstering over deze onheuse verdwijning voorbij, omzeilden wij het grasveld bij 'Hart van Hatert', dat wij tijdens een oefentocht onlangs nog zo vals doorstoken hadden, en trokken wij op naar het viaduct over de A73. Wij gedachten weer Ome Jan, snood belood om zijn afvalkoffie, die hier geen rust meer bood, en stampten voort naar de RET-rust voor Alverna. Volledig in gedachten verzonken, miste ik die helaas, zodat ik mij moest behelpen met een muurtje in Alverna (waar ik overigens uiterst vriendelijk bejegend werd door de tuin-eigenaar, die mij van kussens en drop voorzag), waarop ik vervolgens op de rest wachtte. Dat was prettig, omdat het mij in staat stelde veel bekenden te begroeten. Zo stak hier Liz Marquart-Scholtz voorbij (mijn soort van geluk), zag ik ook Pieter Spaan en Henk Bakx langsschrijden, en viel mijn oog (kort nadat ik Peter, Henk, Jochem, Raymond, Fred, Toon, Albert en Marco door had laten lopen, zodat ik even op Ted en Bert kon wachten) op Henk Warring, die ik sinds Viborg verleden jaar (en dat was vlak voor zijn uitzending naar Al-Muthanna in Irak) niet meer gezien had! Prettig weerzien, zij het kort. Het ging hem goed, al was hij nog steeds bezig met de verwerking van wat-ie in Irak meegemaakt had. "Het was een mooie missie, maar er is veel misgegaan", was zijn passend bedekt commentaar. Terwijl ik op Ted en Bert wachtte, vermaakte ik mij vervolgens kostelijk, enerzijds vanwege de rivaliteit tussen een meelopende groep homosexuelen (die achter mij stonden te rusten) en passerende militairen ("Stelletje mie-tjes!" "Heeeeej, halloooooo, zal ik jou eens even lekker in je reet neuken, lieve jongen?" - snel afdruipende militairen, u kunt zich dat indenken), en anderzijds vanwege het misplaatste respect dat een Wandelsoc.-uniform vol linten oplevert. Borst vooruit, hoofd omhoog, en ieder passerend detachement denkt, in reactie op je hoofdknik, met een hooggeplaatst militair te maken te hebben, en verstrakt dus in paradepas, het hoofd vol trots naar rechts gewend. Niet altijd hilarisch, want soms aangrijpend, in geval van, bijvoorbeeld, de immers alom zo verguisde maar hier wel meelopende Amerikanen. Dat is nog eens waar, voor je "Good morning America". Dat ik op Ted en Bert wachtte, had overigens ook nog een echte reden. Er was mij veel aan gelegen om met hun het stuk parcours te doorlopen dat nu kwam, en waarop wij twee jaar hadden moeten wachten: de Maasbandijk, van Balgoij naar Niftrik, namelijk. Vermaledijd stuk waar ik, in 2002, bijna flauwviel, en mij dus in 2003 had willen revancheren, toen het door de Marsleiding uit het parcours gehaald werd wegens de hitte, stelletje mie-tjes, mie-tjes, mie-tjes! Deze keer niets van dat al: ik kreeg mijn dijk, tot ons driewerf genoegen. En niet alleen het onze. Want bij Hotel Restaurant Hoogeerd, die toko die in 2003 ondanks de Marsleiding Godzijdank niet z'n jaaromzet had moeten missen (zo legde eigenaar Jo Lepoutre ons onlangs uit) troffen wij niet alleen Raymond, Barend, Ronald, Albert, Jochem, Henk en Marco, maar ook Duits reservist Marc Poelen, met wie ik twee weken geleden de Castlebar had gelopen, en eigenaar Jo Lepoutre, die stelde het een eer te vinden ons weer te mogen begroeten. Geheel wederzijds meneer, geheel wederzijds. Ook zijn personeel herinnerde zich ons met vreugd, dus dat was een gezellige bedoening, daar aan de tomatensoep. Bovendien hadden de EHBO-ers bij Hotel Restaurant Hoogeerd dit jaar wèl serieus wat te doen gehad: die hadden namelijk zojuist gekeken naar de enkel van Lourens E. Dinger, die mij vervolgens per telefoon meldde dat-ie weliswaar inmiddels in Niftrik was, maar vandaag wegens peesproblemen zou uitvallen. Wel. Niets aan de hand, hè? Tegen de tijd dat wij hem, te Niftrik, inderdaad tegen het lijf liepen, ontkende hij nog steeds dat-ie de eerste dag te hard had gelopen. Tuurlijk, jôh. 71 Jaar Vierdaagse-ervaring doet het behoedzaam rustiger aan dan jij, maar jij loopt niet te hard. Nee jôh. Ik zeg, als Voorzitter van de Wandelsoc., dan dit: wij bieden als Sociëteit een gegarandeerd Vierdaagsekruis, mits er naar ons geluisterd, en ons HELE curriculum doorlopen wordt. Lourens E. Dinger deed geen van beide. Lourens E. Dinger sluit zijn eerste Vierdaagse, die van 2004, af zonder Vierdaagsekruis. I. Rest. My. Fucking. Case. Hem derhalve de huid volgescholden ("Je maakt de vereniging te schande!", want dat doet dit soort gehol, mijns inziens, net zo erg als het 'wisselend tempo lopen' van Harm Swarts, en het veel te grote afstanden door de strot douwen door Schelden, van nieuwelingen, al zijn die natuurlijk zelf ook geschift dat ze erin trappen) vervolgden wij daarna vrolijk, en langs de Fa. Progomm (blijft een belachelijke naam, voor een zichzelf respecterend bedrijf) onze weg naar Wijchen (mèt Lourens, want die had, en dat vond ik hele-máál gesjochten, besloten eerst vandaag nog te voltooien en dan uit te vallen - ik bedoel, ga dan meteen met je reet in een EHBO-jeep zitten en op De Vereeniging aan het bier, of beter: val dood neer, want dat is natuurlijk eigenlijk de enige acceptabele manier van uitvallen bij de Vierdaagse). Daar moesten wij wéér een traditionele kwaliteitsrust ontberen, want Hilda van Prijzen was uitgevallen. Hilda is Bert's vrouw, en wacht ons normaliter bij de EDAH te Wijchen op met koffie. Ik vernam niet van Bert waaròm zij uitviel, maar onder heren nemen wij aan dat ze daar een verdomd goeie reden voor had. In plaats van de EDAH werd onze rustplaats dus Bistro 'Den Soete Inval' om de hoek, waar ik ooit nog marsleider Janssen schielijk zag langsglippen. Maar goed dat dat nu niet gebeurde, ik had tenslotte niet voor mijzelf ingestaan. Wie wij er wel troffen, naast Laura, de vriendelijke serveerster ("Maar juffrouw! Wat hebt u een prach-ti-ge borsten!"), was Max, inmiddels net als Dinger uitgevallen. Maar niet net als Dinger, want Max had gewoon een valiante poging gewaagd, moed en beleid getoond, en hele erge blaren. Dat Max ondanks hele erge blaren wel ooit een Dodentocht, maar nu niet de Vierdaagse voltooide, terwijl-ie zelden beter getraind is geweest dan na de afgelopen maanden, blijft mij een doorn in het oog, maar kan ik hem, gezien zijn leeftijd en overgewicht, on-mo-ge-lijk verwijten. Wij lieten Max dus achter in Wijchen (nadat wij Schelden met de serveerster op de gevoelige plaat hadden gezet, en ik Jochem gevraagd had wat het was dat-ie tegen haar zei, toen ze zo bloosde - "Wat zei JIJ tegen d'r, dan?" "Dat ze lekkere tieten had. En jij?" "Iets soortgelijks"), maar liepen met Lourens verder naar Beuningen. Daar brak, mijnerzijds, de pleuris uit. Want nadat ik in goede stemming de burgervader de hand had geschud, en langs het veld van de Beuningse Boys was gestampt, viel plots de bodem onder me vandaan. En ik trok dat niet. Bij sportkantine 'De Snor', normaliter de rust waar wij patat met genever genieten, vorig jaar nog beginpunt voor onze Wandelsoc.-dag-ruzie, bleek dat die kantine vandaag dicht was. Inclusief terras. En ervoor stond een ielig barretje, waarvan de klanten in de heg weggestopt zaten. Ik zakte ineen en verloor volledig mijn zelfbeheersing. Ik krijste, huilde en gooide met dingen. "WAT IS DIT VOOR GE-LUL?!?" Gelukkig was er een bedaarde mede-wandelaarster van wijzer leeftijd dan de mijne, die mij tot rust wist te brengen (en en passant een biertje voor me kocht, gebaar dat ik uiteraard ook terug maakte): zij kwam niet, zoals ik, nog maar drie jaar bij deze kantine, op de tweede Vierdaagse-dag, maar al twaalf jaar. Ik kon er niet omheen dat zij daarmee feitelijk harder getroffen was dan ikzelf, en deed er dus respectvol het zwijgen toe. Nadat ik mij, aan gene zijde van de weg, kortelings naast Schelden geposteerd had, die inmiddels in gesprek was geraakt met twee autochtonen, vader en dochter, vertelden die laatsten ons bovendien hoe het zo kwam: de eigenaar van de Snor was, in een familiedrama, doodgeschoten, met zijn hele gezin (en de bar die er nu stond was van een café in het dorp, die dapper poogden het gemis wat op te vangen). Het verzorgen van rusten tijdens de Vierdaagse blijkt een levensbedreigende aangelegenheid. Eens temeer zullen wij daarom, in het vervolg, die mensen die het erop wagen hun eigen leven in de waagschaal te stellen ter leniging van onze nood, met respect en dankbaarheid bejegenen. Ja. Goed. Maar nu eerst, verder, door Weurt, terug naar de Wedren. Dat lukte allemaal prima, met als sluitstuk de feestelijke gay-parade in de In de Betouw- en van Welderen-straten (het Rio-gevoel was weer ouderwets, al kon ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de grote luchtvochtigheid de furie wat temperde). En op het terras van De Vereeniging werd een volstrekt aansluitend feest gevierd, met het Haagsch Cabaret, en twee in roze pruiken gestoken mede-wandelaarsters, Anita en Elvira, die zich mochten verheugen in de nodige attentie van Soc.-zijde. Terug op de van Heemstralaan te Arnhem was het prettig natafelen. Lous voorzag ons, met Lydia en Lanca, van soep en toast, en Max showde zijn t-shirt ('Solidair met Israël, tegen terreur, voor vrede'), dat hij had meegenomen voor het geval dat Al Qaeda zijn terreurdreiging jegens aan de Vierdaagse deelnemende militairen zou waarmaken, hetgeen vooralsnog gelukkig niet gebeurd was - en van extra veiligheidsmaatregelen hadden wij, deze eerste twee dagen, weinig gemerkt en/of last gehad: een geluk bij een ongeluk. Dag 3 Op de dag van Groesbeek kregen wij (volgend op een hernieuwd eieren-met-spek ontbijt in Arnhem, deze keer verzorgd door Lydia, en een rit met haar naar Nijmegen, omdat Max nog lag te slapen, dit ondanks zijn belofte mij naar de start te rijden, de voorgaande dag - maar ik vond het niet zo heel erg, omdat Lydia tenslotte de rest reed en nog een plek vrijhad) eindelijk enige genoegdoening voor wat ons aangedaan was. Want weliswaar ontbrak opnieuw De Tent, Waar Mensen Werken - waardoor ik, des ochtends, mijn maten moest missen, en plaats moest nemen op een koude vluchtheuvel, met mijn Red Bulletje - maar gelukkig bleek er vandaag 1 kwaliteitsrust in het Vierdaagse-parcours te zitten die niet alleen behouden, doch ronduit verbeterd bleek: Bejaardentehuis de Maldenburch, te Malden. De nieuwbouw, die prachtig is, had niets afgedaan aan de ontzaglijke vriendelijkheid en warmte waarmee het verplegend personeel je daar ontvangt, om nog maar te zwijgen over de prijzen, van drank en spijzen (1 euro de koffie). En dan die rust! Ik zweer het u: de Maldenburch is het best bewaarde geheim van de Vierdaagse, en wij mogen dankbaar zijn voor die onontdekking, zolang als ze duurt. Ik zou er graag afpensioneren. Met je Vierdaagsekruis op, op het terras gaan zitten tijdens de dag van Groesbeek, en dan schampere opmerkingen maken over 'mijn tijd'. Ge-wel-dig. Bert scheen het er wel eens meegemaakt te hebben zelfs, zo'n oude inwoner met zwaarbeladen kruis-op-de-borst. De nieuwbouw had overigens ook een keurige vitrine opgeleverd, binnen, met parafernalia uit de Vierdaagse-geschiedenis (hele oude kruisen, bijvoorbeeld, al constateerde Ted dat er stiekum een Apeldoorn tussenlag, waarop hij aan Barend Rijkman uitlegde dat het not done is om dat ding te dragen, binnen de Soc., omdat het een onderscheiding is van een schismatieke organisatie die zich op vuige wijze afgescheiden heeft van de Moeder aller Marsen). Op de dijk, van daar naar Molenhoek, zette Bert ons vervolgens zijn fascistische sympathieën uiteen. Ik geloofde er niets van, en verweet hem een wouldbe-generaal met een tankje als natte droom te zijn. Kolder alom, en die werd alras lijviger. Want ter hoogte van Mook werd ik ongemeen in de zeik genomen door Dhr. Fischer, R.. Die belde mij op en sprak: "Ik ben uitgevallen". Groot was mijn toorn. Ik geloof dat ik twee-en-een-halve minuut aaneen luidkeels gescholden heb, tot vreugd van Bert, Ted en een al scheldend gepasseerd peloton Britse politie-agenten. "Wie heeft er hier god-ver-dom-me in het Legioen gediend?!? Jij toch, of niet soms!?! En ik, jarenlang met mijn luie reet op een Amsterdams terras, loop die mars WEL uit, maar jij niet?!? WAT IS DIT VOOR GELUL?!!? Al moet ik bloedend uit meerdere wonden kruipend over die finish komen, dit is verdorie de Vierdaagse, ja?!?" Ik was zo verbijsterd dat ik Mook van schrik voorbijliep zonder dat ik het doorhad - op een straathoek na waarop Huissen, bekend wandelsoldaat, laatstelijk uit het Ierse, mij weer eens snood voorzag van heupwhiskey; en even daarna, op weg naar Plasmolen, besloten zelfs Ted en Bert pogingen te doen om Fischer alsnog over te halen de mars te voltooien. "Dhr. van Reenen zegt dat-ie zojuist mild is geweest, in zijn kritiek." You fokking bet, Tedje, you snotverfokking bet. Wel goed dat Bert mij eraan herinnerde dat dit een uitgelezen moment was om een nieuwe plaat te schieten voor mijn verzameling 'Tedbellen', een in 2001 begonnen fotoserie van Ted met de door hem zo verafschuwde mobiele telefoon - ik zou het in de opwinding vergeten zijn, anders. Ronald, meanwhile, was onvermurwbaar. Het was al te laat, want hij zat in de EHBO-wagen op weg naar Nijmegen. Twee minuten later bleek dat-ie loog, want haalden wij hem in terwijl hij bedaard voortstapte over de dijk. Waar ik hem, vervolgens, voor straf vanaf pleurde. "Eraf! De dijk af met jou!" (Hij werkte mee, want het zou mij anders niet gelukt zijn - je duwt een legionair niet zomaar van de dijk.) Ja, maar hij had natuurlijk wel een boel bier verdiend, met het succesvol voltooien van deze grap. Die overigens nog even voortduurde, omdat Schelden c.s., die ruim voor ons liepen, nog in de veronderstelling verkeerden dat-ie echt was uitgevallen. In Plasmolen bleek het pannekoekenrestaurant helaas dicht (geen heerlijke serveerster dus), en voegde ik mij daarom na een omtrek over het terras weer bij Ted en Bert, op weg naar een nieuw ingestelde kwaliteitsrust, links van de weg in Milsbeek. Daar stoomden wij wat uit, vulden wij de vochtvoorraden aan, troffen wij kort Jan Middelkoop, zagen wij Ronald Fischer onverstoorbaar voorbij schrijden, wensten wij de net gearriveerde delegatie van Haagsch Studenten Schutterskorps Pro Libertate een prettige mars, en maakten wij ons op voor de Haak van Milsbeek. Die hadden wij nog niet net betreden, of Harm belde mij om te melden dat-ie erdoor was, en op Groesbeek aanliep ("Ha, Harm! Ben je al onthaakt? Je bent toch niet afgehaakt hè? Dat zou niet in de haak zijn!"). Een fraai staaltje Harmhaast, hoewel wij wel erg rustig aan deden, want ook de Gisser, vorig jaar nog zo slecht eraan toe op dit punt, liep nu ergens voor mij. Ik legde wat mede-wandelaars, die mij van eerdere tochten kenden als waargenomen fenomeen, de Wandelsoc. uit, en loodste Fischer naar de rust in de Haak, die vlak na de mooiste knip uit mijn wandelseizoen ligt. Fischer had het zwaar, maar geloofde in een goede afloop. Ik liet hem na de rust alleen, en spoedde mij weer richting Ted en Bert - die ik, in schroeiende hitte, in vol lang zwart de heuvel bij Grafwegen opstomend, daar ongemerkt voorbijliep - bleek, toen ik vlak na de heuveltop even uitblies om mijn jas te laten uitdampen, en door hen ingehaald werd. Eenmaal in Breedeweg, bleek onze ellende zich te verdiepen. Want Café De Breedeweg te Breedeweg, jarenlang diep geliefde en lang verbeide kwaliteitsrust met ruimte, kalmte en koude dranken, is niet meer: het is, Godbetere, een SPAR-supermarkt geworden! Groot was onze verontwaardiging, en dan vooral die van Bert. "Ik ga hier zo'n smerige brief over schrijven..." Wij probeerden dan maar te genieten, van tomatensoep en milkshake, in de plaatselijke snackbar, en daar, tevergeefs, Barend Rijkman binnen te loodsen - die er straal voorbijliep. Geen nood, want hem ging het redelijk, al was ook hij inmiddels ten volle doordrongen van de zwaarte van de Moeder aller Marsen. Ted, onderwijl, besloot zijn eigen tradities niet te laten verstoren door vuige voedselverkooptrucs, en hier, te Breedeweg, dus alsnog te gaan liggen, zoals hij dat ieder jaar doet. Heel goed, zo hoort dat ook. En gelukkig was, de rest van vandaag, ook alles weer zoals het hoort: in Groesbeek nam ik respectvol mijn hoed af voor de jongens van het Korps CommandoTroepen, daar als van oudsher aanwezig met hun SWOC-rust (en zij groetten mij terug door allemaal hun Groene baret af te nemen, een gebaar dat ik niet licht vergeten zal), op de Zevenheuvelenweg deed ik dat weer bij het lopen langs de militaire erebegraafplaats (het leverde mij een "Keurig, meneer!" op vanuit het publiek), ik vermaakte Bert hogelijk met een scheldpartij in Berg en Dal (tegen een dame die vond dat ik mijn jas moest uittrekken, ik geloof dat ik haar "teringhoer" noemde, maar Bert bestrijdt dat), aldaar ook voegde Marjon-van-Marco zich bij ons om de laatste 10 kilometer mee te wandelen, heel gezellig, en tòen... ...waren we dan eindelijk bij Thai Restaurant Baan Isaan. Heerlijk, heerlijk, heerlijk. Prakke, snood als immer, had mij er nog vanaf trachten te praten ("Je MOET nu naar de Vereeniging komen! Max is hier ook, en die zegt dat je MOET komen, NU! Niet stoppen bij Baan Isaan! De viskoekjes zijn op!"), maar daar trapten wij natuurlijk in geen geval in (bovendien moest Max, als uitgevallene, natuurlijk zijn smoel houden over ons tempo). De viskoekjes waren trouwens helemaal niet op, want Baan Isaan's personeel is schrander, en had dus voorzorgsmaatregelen getroffen nadat wij er vorig jaar in waren geslaagd het bordje 'Viskoekjes uitverkocht' op het raam te toveren. Wij vraten ons grijnzend door zo'n zes porties ervan heen, en ik dronk er anderhalve liter bier. Om vijf voor vijf finishten Marco, Marjon, Henk, Ronald, Barend en ik tevreden, en begaven wij ons op het terras van de Vereeniging aan het bier. Terug in Arnhem volgde daar, naast een voetbad-met-BioTex, soep, toast en zoutjes van Lous, een uit-ste-ken-de lasagna-door-Lydia op. Maar helaas kreeg zij vervolgens ruzie met Jochem. Geen idee meer waarover, maar het betekende in ieder geval dat wij bijna een dag lang niet mochten weten dat ze die lasagna zo heerlijk scherp had gemaakt met cayenne- en gewone peper. Bovendien vertrok ze ervan naar Haarlem, met Lanca en Coco. Vooral jammer voor Jochem, natuurlijk, maar ook ons verdroot het hooglijk. Dag 4 De volgende ochtend kregen wij, derhalve, bij het ontbijt de eieren met spek van Jochem. Dat vond ik dan wel weer een genietbaar gebaar. Zoals ik vandaag, als geheel, sowieso genietbaar vond. Logisch ook, want het was de vierde dag, die van de finish. En daar was ik hard aan toe, want ik had inmiddels zes blaren (waarvan twee heel vervelend, bovenop mijn beide grote tenen) en flinke ontvellingen. Anders dan gisteren besloot ik de boel niettemin vandaag niet af te plakken, maar zoveel mogelijk lucht te gunnen, ook omdat mijn voeten en enkels inmiddels gezwollen waren, en daarop geplakt pleister daarom te weinig ruimte zou krijgen, en eerder nieuwe blaren zou maken dan ze voorkomen. Dat zou aan het eind van de dag geen slechte strategie blijken te zijn, al was vandaag natuurlijk nog wel zo hard dat het er erger van zou worden. En vandaag was niet alleen hard, maar ook heel luchtvochtig. En dat, gepaard aan de warmte, die weliswaar minder was dan verleden jaar, maar niettemin niet gering, speelde ons grote parten: wij zweetten als otters, vandaag, en bleven dat doen, via Gilwell St. Walrick, Overasselt en Grave (vlak ervoor kreeg ik weer een woede-aanval, omdat de organisatie, vanwege de regenplassen erop, besloten had de betonweg-tussen-de-maïs-door, waarop ik mij altijd zeer verheug, eruit te halen en ons, in plaats daarvan, over de Maasdijk te sturen), totdat wij, op instigatie van Schelden, zonder Ted en Bert (die toch al helemaal lichamelijk confuus waren van de onderbrekingen in hun vaste schema van kwaliteitsrusten, de arme jongens), een extra rust inlastten in de tuin van Dick van Kuppevelt, tandarts te Grave (maar tuin in Gassel), vriend van Jan Middelkoop, want ook oud-commando. En net als nog onlangs, ontvingen hij en zijn vrouw ons ongemeen hartelijk, en deden zij er alles aan onze hevig teruggelopen vochtreserves aan te vullen. Ge-wel-di-ge mensen, en dat ze dat deden zonder dat wij Jan bij ons hadden (die immers de 40 km liep, en dus niet door Gassel, maar door Linden naar Beers liep) maakte het allemaal nog veel geweldiger. Heel geweldig was ook de aankomst van Ronald Fischer alhier. Die had zich inmiddels uitgedost met een doe-het-zelf kepi, waardoor-ie er uitzag als de legionair die-ie nooit was: de Noord-Afrikaanse variant, namelijk. Wel toepasselijk, want inmiddels was het niet alleen meer luchtvochtig, maar ook nog pleurisheet, omdat de zon doorgebroken was. Een soort van snelkookpan, om door te wandelen, en Fischer had het dan ook zwaar, op deze, zijn eerste Vierdaagse. Wij hadden het trouwens allemaal zwaar. Van gekkigheid ging ik, op de lange weg naar Beers, maar eens wat zingen. Ik werkte mij door het traditionele Jerusalem (dat zing ik op dit punt namelijk altijd, voor de immer aanwezige Britse teams), en Kodachrome/Maybellene heen, dat laatste tot vermaak van een peloton Amerikanen. Godzijdank kwamen wij toch nog te Beers, waar ik woedend het Wapen Van binnenstormde, Ted en Bert ontwaarde, en voor hun geamuseerde ogen mijn waterdichte zak-met-bezittingen op tafel smeet. Uit mij kwam vervolgens, zo'n beetje, de vierde alinea van dit verslag: een langgerekte stroom verwensingen, gericht aan mietjes in het algemeen, en Taeke van der Meer in het bijzonder. Zo. Dat luchtte op. Ted en Bert zaten hier natuurlijk al langer, dus vertrokken alweer, maar ik kon geen stap verder zonder vochtaanvulling, dus dronk ik vier jus d'orange in 1 teug op. Dit dan weer tot amusement van een klein jochie aan de bar. "Jij hebt wel dorst zeg." Ja wat je zegt. Als ik die jus niet had gedronken was ik waarschijnlijk omgevallen. Daar hoopte Bert ook op, die inmiddels voorspelde dat ik de eindstreep niet zou halen als ik mijn jas aanhield. 'm Uittrekken was natuurlijk echter in geen geval een optie, althans, niet voordat ik de pontonbrug te Cuijk gepasseerd zou zijn (die ik immers als finish van mijn Vierdaagse beschouw, omdat het het laatste onderscheidende landschappelijk element is voor de daadwerkelijke finish, en ik die hele Via Gladiola als vervelende aberratie beschouw). En daar waren we nog niet. Want we waren dus in Beers. En ik zei het al in het verslag van de oefentocht die ons onlangs over hetzelfde stuk voerde: de weg naar Café De Bond, te Cuijk, is kort, maar lijkt altijd lang, door zijn eentonigheid. Dat was, nadat ik in Beers een vermoeid, maar nog wel lachend langs de kant zittende Bernd (de reservist die ik van Ierland kende) passeerde, alsmede het punt waar ik, met Marco van Zijntergen, in 2002 foutliep en de mars dus ongewild verlengde met de 10 km die er het jaar daarop afgehaald werd) ook nu weer zo, en dus kwam Café De Bond mij geen seconde te vroeg. Daar aten wij de traditionele broodjes kroket, vochten wij met de wespen, en nam ik een wijs besluit: omdat deze Vierdaagse, vanwege de regen op dag 1 en, vooral, de luchtvochtigheidsgraad daarna, inmiddels te boek stond als de zwaarste sinds 1927, vond ik dat ik een excuus had om, na de pontonbrug te Cuijk, mijn jas uit te trekken. Dat deed ik dan ook, nadat ik het centrum van Cuijk door, en die pontonbrug over gewandeld was (en de pontonbrug middenop gekust had, want dat doe ik ook altijd even, het is het grootste moment uit mijn wandeljaar). Wat volgde was de lange trek naar zaal 'Bowling-om-de-hoek', te Malden (dat ding heet eigenlijk 'De Molen', maar is veel herkenbaarder aan een gevelbord met het eerste erop). Wij kwamen er groepsgewijs aan, en vielen er vermoeid in de gereedstaande stoelen in de achterzaal. Ik dronk er zeven jus, en maakte mij daarna op voor de finish. Op dat laatste stuk verloor ik traditiegetrouw de groep uit het oog en, even traditiegetrouw, mijn zelfbeheersing. Ik kan er voor geen meter tegen, om met de wandelbrand in je stramme poten te moeten uitwijken voor sukkels die denken dat het feest belangrijker is dan de wandeling, en die hossend de sirtaki staan te dansen middenop de straat waar jij overheen moet - zodat je moet uitwijken of inhouden en de vlijmscherpe scheuten van pijn zich meedogenloos door je ledematen knallen. En het ergste is dan dat ze vinden dat je moet lachen, ook nog. Nou, me reet! Over-mijn-lijk! Er valt helemaal niets te lachen daar, want het is de hel! De HEL! Als er iets is dat er hier in het ondermaanse op lijkt, dan MOET het de Via Gladiola zijn! Eat your heart out, Dante! Ik ga daar altijd boos acht kilometer per uur van lopen. Dat deed ik dus ook nu, vloekende zigzaggend door de menigte. Helaas moest ik, al doende, voor 1 wandelaarster zo plotseling, met een luchtsprong over haar enkels, uitwijken (zij hoste plotsklaps naar links), dat ik een andere wandelaar op de hielen trof. Dat zijn nou precies de kutdingetjes die je ervan krijgt. Klotevia. En dan dat gelazer met die gladiolen zeg. Het was een wonder dat ik levend wegkwam met mijn weigering er 1 aan te nemen van wie dan ook. Ze proberen ze je door de strot te duwen alsof hun leven ervanaf hangt. Weet je wel wat dat WEEGT, een gladiool? Maar het leuke is natuurlijk wel dat je door dit soort gekanker de pijn weer even vergeet. En zo kwam ik alsnog tevreden aan op de St. Annastraat, waar ik mijn jas weer aantrok. Weer aantrok? Ja, weer aantrok. Want het zal me niet overkomen dat ik, tijdens de Vierdaagse, een burgemeester een hand geef zonder mijn nette pak. En al helemaal niet als die burgemeester Guusje ter Horst is. Da's immers de belangrijkste handdruk van het wandeljaar, omdat-ie betekent dat je Vierdaagse voltooid is. En zo was dat ook nu, maar dan erger: want die woorden, "Dankjewel Guusje", die de mooiste uit mijn wandeljaar zijn, waren dit jaar zwaar bevochten. Ik kuste haar, huilend, de hand. Die hand kreeg de marsleiding dit keer overigens niet van mij, want die hadden 'm niet verdiend. Stuitend stelletje mismanagers. Direct daarna werd ik van rechts aangesproken door wat Fischer bleek te zijn. Bravo! Hij was heel kalm doorgestapt, had minder lang gerust dan wij, en finishte hier op een manier die Lourens Dinger niet misstaan zou hebben. En wat waren wij, beiden, uitgeput zeg. Het was een klote-Vierdaagse, dit jaar. En de zwaarste die ik tot nog toe gelopen heb (niet vreemd, als je je bedenkt dat dit de zwaarste sinds 1927 heette te zijn - maar kan iemand mij nou eens uitleggen waarom, als déze Vierdaagse de zwaarste sinds 1927 was, ze er vórig jaar 10 km vanaf haalden?). Met bloedende poten, maar een lullige punaise met '4' erop rijker, viel ik Bert dan ook jankend in de armen, ter Vereeniging. Dit tot verbijstering van Marjon (de schat haalde mijn eerste halve liter bier voor mij, ik zal het haar nooit vergoeden), die als Nijmeegse immers nog nooit zo dicht op een groep Vierdaagse-lopers had gezeten. Bert legde het haar daarom maar even uit: "Dat doet-ie alleen als-ie blij is hoor". En dat, op zich, was ook zo. Want terwijl wij elkaar gelukwensten met de behaalde overwinning, en het afbieren een aanvang nam in de voortuin van de Vereeniging, moesten wij wel constateren dat, hoewel dit een zware en nare Vierdaagse was, qua lopen, we voor de rest, als Sociëteit en Vrienden Van, konden terugkijken op een zeer geslaagde week. Dat gold zeker voor Ronald Fischer, die zich met het behalen van het Vierdaagsekruis in de ogen van velen rehabiliteerde inzake zijn al dan niet vermeend wangedrag, en voor Barend Rijkman, die gesloopt was, maar gelukkig. Dat zijn kersverse vrouw Annelies hier acte de présence gaf zal daar zeker aan bijgedragen hebben (en ik vond het een wereld-actie van d'r). Dat laatste deden er trouwens meer: zo was daar Marjan, de OK-assistente die we van de MESA kenden - en zo waren daar de moeders van Marco van Zijntergen, Henk van der Schelden en Raymond de Gisser (die daardoor diens triomf mocht meebeleven - want waar Raymond verleden jaar zo ongeveer kruipend gefinished was, na bijna uitvallen op de derde dag, stond-ie nu redelijk fit aan de meet). Dat gold overigens ook voor Jan Middelkoop, vorig jaar nog zo tragisch uitgevallen met rugklachten, dit jaar ervan overtuigd dat-ie volgend jaar de vijftig loopt, want "die 40 was een makkie". Het was en werd een prettig feest (want de Vereeniging na afloop, DAAR valt te lachen), en bleef dat tot ik in een taxi aftaaide naar Arnhem. Want na drie liter bier stortte ik volledig in. Dus die taxi belde ik vervolgens vanuit de hal van de Vereeniging. Maar omdat die niet snel leek te komen, besloot ik Neefman te recruteren voor een snode truc. Dus belde ik hem, met het verzoek mij een tweede taxi te bellen. Eens kijken welke er eerder zou zijn. Dat bleek een prima plan, want die van Neefman was er binnen twee minuten. En die chauffeur was niet alleen erg blij met de rit (want had nog niet meegekregen dat de rit niet naar het station van Nijmegen, maar naar de van Heemstralaan te Arnhem zou gaan), maar bovendien prettig verrast door mijn fooi van een tientje. "Weet u dat zeker?" "Ja. Ik doe dit maar 1x per jaar, en u hebt me erg blij gemaakt, zojuist." Ik kon Lous wel zoenen, toen ik eindelijk strompelend over haar drempel viel. Wat een verademing zeg. Een voetbad en douche later ging ik even op bed liggen, om wat bij te komen van Lydia's lasagna (de ruzie met Jochem was inmiddels bijgelegd, zodat wij verheugd vernamen dat ze die lasagna zo heerlijk scherp had gemaakt met cayenne- en gewone peper). Dag 5 De volgende middag werd ik weer wakker. Flink beschadigd (het waren acht blaren geworden, en ik ben er qua zwellingen sinds mijn tweede MESA niet meer zo erg aan toegeweest), maar wel een heel stuk opgefrist. Vandaag was een prachtige dag. Niet alleen omdat het heerlijk warm zomerweer was, plots zonder de luchtvochtigheid van de afgelopen dagen, maar ook om de afgelopen week. Ik nam dan ook zeer tevreden afscheid van Lous en Jochem (de wens uitsprekend Lous bij de Airborne in Oosterbeek weer te mogen ontmoeten), en reed met Max naar Groesbeek, waar wij nog even Neefman, diens hoogzwangere vriendin Kirsten, en hun dochtertje Inge bezochten. Prettige afsluiter van een uitstekend verlopen week. In Utrecht brachten wij vervolgens nog Schelden's bagage naar Interpay, waar hij, met Raymond de Gisser, alweer aan het werk was, en daarna ging het eindelijk naar huis. Waar mijn arme voeten en enkels eindelijk de vrijheid kregen die ze beloofd was, en dus tot gargantueske proporties opzwollen. Bij schrijven dezes is het twintig uur geleden dat dat ophield - en wij schrijven, bij schrijven dezes, 8 augustus, dus twee volle weken na de Vierdaagse (dat ik dit verslag pas nu schrijf komt overigens doordat we in de afgelopen maanden zoveel gelopen hebben dat ik in twee weken vijf verslagen te schrijven had, en daarnaast zowel het verslag van Jan Middelkoop van Viborg, als een tweede verslag van de Nijmeegse Vierdaagse, door Peter Weij, voor het web moest bewerken). Voorlopig eind van het zwaarste wandelseizoen dat ik tot nog toe heb mogen doormaken. Het zijn prachtige tijden. Mijn prosit heren, keurig gewandeld. Bornem, potdorie, wacht. |